ECLI:NL:RBLIM:2017:10406
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens overschrijding van de redelijke termijn in een strafzaak
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 24 oktober 2017, is de verdachte beschuldigd van meerdere feiten, waaronder gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn, die in overwegende mate te wijten is aan het handelen van het Openbaar Ministerie. De zaak is behandeld op verschillende zittingen, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde raadsman wel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het tijdsverloop, dat bijna zes jaar bedraagt, de verdediging van de verdachte ernstig heeft geschaad, waardoor het verdedigingsbelang en het belang van waarheidsvinding in het geding zijn gekomen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de tenlastelegging betrekking heeft op feiten die zich hebben voorgedaan tussen 2006 en 2010, en dat de verdachte door het lange tijdsverloop niet meer in staat is om adequaat te verdedigen. De officier van justitie heeft bij de zitting aangegeven vrijspraak te vorderen voor deelname aan de criminele organisatie, wat de rechtbank niet verbaasde, maar wel de noodzaak onderstreepte om de vervolging te heroverwegen. Gezien de ernstige overschrijding van de redelijke termijn en de maatschappelijke kosten van verdere vervolging, heeft de rechtbank besloten de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte.
De beslissing van de rechtbank is dat de officier van justitie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van de verdachte, waarmee de zaak wordt afgesloten zonder verdere strafoplegging.