ECLI:NL:RBLIM:2017:10404

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
03/704245-09
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verschillende misdrijven, waaronder de productie en handel in amfetamine, deelname aan een criminele organisatie en valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn, die in overwegende mate te wijten was aan het handelen van het Openbaar Ministerie. De verdediging had verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, omdat de lange duur van de procedure het verdedigingsbelang en het belang van waarheidsvinding ernstig had geschaad. De rechtbank oordeelde dat de tijdsduur van bijna acht jaar sinds de eerste doorzoeking bij de verdachte, waarvan bijna zes jaar als overschrijding van de redelijke termijn werd aangemerkt, niet alleen de verdediging bemoeilijkte, maar ook het waarheidsvinding belang in gevaar bracht. De rechtbank concludeerde dat het strafvorderlijk belang bij verdere vervolging ontbrak en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige en tijdige behandeling van strafzaken, waarbij de rechten van de verdachte gewaarborgd moeten blijven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/704245-09
Tegenspraak (gemachtigde raadslieden)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak en mr. J.M.H. Römkens, advocaten kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld op de zittingen 21 en 28 maart 2014, 8 september 2016 en 24 oktober 2017. De verdachte is niet verschenen. Wel zijn verschenen zijn gemachtigde raadslieden. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:samen met anderen tussen de 1 en 1,5 miljoen amfetamine tabletten heeft geproduceerd en/of verhandeld dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 2:deel heeft genomen aan een organisatie gericht op het witwassen van geldbedragen;
feit 3:samen met anderen een valse koopovereenkomst en/of een valse huurovereenkomst heeft gebruikt;
feit 4:behulpzaam is geweest bij gebruiken van een valse koopovereenkomst en/of een huurovereenkomst;
feit 5:samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine;
feit 6:samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen dan wel witwassen van geen geldbedrag;
feit 7 en feit 8:deel heeft genomen aan een organisatie gericht op (de voorbereiding van) de handel, productie of in- en uitvoer van amfetamine.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht – zoals vervat in de overgelegde pleitnota – de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte vanwege -kort gezegd- de overschrijding van de redelijke termijn, waardoor het zeer moeilijk is geworden om nog een betekenisvolle en inhoudelijke verdediging te kunnen voeren. Bovendien valt niet in te zien welke strafdoelen in deze zaak nog opgeld doen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de redelijke termijn in deze zaak inderdaad is overschreden, maar dat dit, gelet op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, niet leidt tot niet-ontvankelijkheid. Compensatie zal gezocht moeten worden in de modaliteit en de omvang van de op te leggen straf.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tijdverloop in deze zaak moet worden aangemerkt als een overschrijding van de redelijke termijn. Als beginpunt voor de redelijke termijn neemt de rechtbank de datum waarop de eerste doorzoeking bij verdachte heeft plaatsgevonden, te weten 11 november 2009. Er zijn in de tussentijd bijna acht jaren verstreken, zodat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna zes jaar. Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt hierop niet de sanctie van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, maar van reductie van de op te leggen straf.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval echter wél de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie uitgesproken dient te worden en overweegt daartoe als volgt.
Allereerst bevat de tenlastelegging feiten die zich hebben voorgedaan in de periode 2001 tot en met 2011. Het is voorstelbaar dat wanneer in 2017 de inhoudelijke behandeling van feiten uit deze periode plaatsvindt, verdachte zich, gelet op dit grote tijdsverloop, zaken niet meer goed kan herinneren en niet goed meer in staat is de verdediging te voeren. Hierdoor is zowel het verdedigingsbelang als het belang tot waarheidsvinding geschonden.
Voorts stelt de rechtbank vast dat het eindproces-verbaal in mei 2012 is gesloten en vervolgens pas in maart 2014 de eerste regiezitting heeft plaatsgevonden. Vanwege het feit dat zowel aan verdachte als aan alle medeverdachten onder andere deelname aan een criminele organisatie is ten laste gelegd, werden alle zaken tegelijk behandeld. Deze regiezitting leidde vervolgens tot het horen van in totaal bijna vijftig getuigen door de rechter-commissaris.
Thans heeft de officier van justitie bij aanvang van de zitting medegedeeld dat hij voor alle verdachten vrijspraak zal gaan vorderen met betrekking tot deelname aan de criminele organisatie en in het geval van verdachte eveneens ten aanzien van de Opiumwetfeiten. Dit betreft de meest ernstige feiten op de tenlastelegging. Hoewel dit standpunt de rechtbank gelet op de inhoud van het dossier allerminst verbaast, is zij van oordeel dat wanneer bij de regiezitting in maart 2014 het dossier inhoudelijk goed door de officier van justitie zou zijn beoordeeld, destijds de tenlastelegging reeds had kunnen worden aangepast, althans dit standpunt toen al naar voren had kunnen worden gebracht. Dat had naar alle waarschijn-lijkheid tot gevolg gehad dat het proces efficiënter was verlopen en er minder getuigen gehoord waren. Daarbij komt dat door het wegvallen van de criminele organisatie een deel van de medeverdachten afgesplitst had kunnen worden, hetgeen niet is gebeurd vanwege het handhaven van deze verdenking bij alle verdachten. De ernstige overschrijding van de termijn is daarmee naar het oordeel van de rechtbank in overwegende mate te wijten aan het optreden van het Openbaar Ministerie in deze zaak.
Al deze omstandigheden in aanmerking genomen en kijkend naar de resterende feiten waarvan de officier van justitie nog vindt dat deze kunnen worden bewezenverklaard, is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang dat de officier van justitie vanuit dit oogpunt bezien nog heeft bij vervolging van verdachte ontbreekt. Daartoe overweegt de rechtbank dat zij, gelet op de zeer ernstige overschrijding van de redelijke termijn waarmee rekening dient te worden gehouden, in het niet onwaarschijnlijke geval dat de rechtbank hoogstens tot eenzelfde bewezenverklaring zou komen, nauwelijks nog ruimte ziet voor een eventuele strafoplegging die nog enig strafdoel kan dienen. Wanneer de rechtbank dit strafvorderlijk belang afzet tegen de maatschappelijke kosten die tot die tijd nog gemaakt moeten worden, het verdedigingsbelang en het belang van waarheidsvinding dat door het overschrijden van de termijn ernstig is geschaad, wegen naar het oordeel van de rechtbank deze laatste belangen zwaarder. Om die reden acht de rechtbank thans dan ook geen belang meer aanwezig om de vervolging voort te zetten en zal om die reden de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de (verdere) vervolging van verdachte.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Kleine, voorzitter, mr. M.J.M. Goessen en mr. I.C.A. Wilschut, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 oktober 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 februari 2001 tot en met 31 augustus 2003 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt en/of heeft vervaardigd en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of heeft vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) tussen 1 miljoen en 1,5 miljoen tabletten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of methamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of methamfetamine en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 februari 2001 tot en met 8 november 2011, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland en/of in België en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Luxemburg en/of in Bosnië-Herzegovina, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen en/of rechtspersonen, waarvan naast hem, verdachte (onder andere) deel uitmaakte(n) [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] en/of [rechtspersoon 10] en/of [rechtspersoon 11] en/of [rechtspersoon 12] en/of [rechtspersoon 13] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk (onder andere) het/de misdrijf/misdrijven witwassen (art. 420 Wetboek van Strafrecht) en/of oplichting (art. 326 Wetboek van Strafrecht) en/of valsheid in geschrifte (art. 225 Wetboek van Strafrecht);
3.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 8 oktober 2008, in elk geval in het jaar 2006 en/of 2007 en/of 2008 in de gemeente Landgraaf in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een huurovereenkomst met betrekking tot het pand [adres 3] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk in voornoemde huurovereenkomst vermeld dat de verhuurprijs/huurprijs van voormeld pand 750 Euro per maand bedroeg en/of voornoemde huurovereenkomst (mede) ondertekent als ware de inhoud van die huurovereenkomst naar waarheid opgemaakt, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] , in of omstreeks de maand oktober 2008, in elk geval in het jaar 2008, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland en/of te Genk, in elk geval in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans ieder voor zich alleen, opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van het/de navolgende geschrift(en), te weten een huurovereenkomst met betrekking tot het pand [adres 3] , - zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] voornoemd en/of zijn/haar/hun medeverdachte(n) dit geschrift heeft/hebben doen toekomen aan Record-bank in Genk(B) ten bewijze van het hebben van voldoende eigen geldmiddelen ter fine van het verkrijgen van een hypothecaire geldlening ten behoeve van de aankoop van het pand aan de [adres 1] en bestaande de valsheid en/of vervalsing van de huurovereenkomst hierin (zakelijk weergegeven) dat hij, verdachte en/of zijn, medeverdachte(n), voormeld pand verhuurd heeft/hebben voor een bedrag van 750 Euro per maand, bij het plegen van welk voornoemd misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 8 oktober 2008, in elk geval in het jaar 2006 en/of 2007 en/of 2008 in de gemeente Maastricht en/of in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk voornoemd misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door opzettelijk te dien einde aan [medeverdachte 6] en/of aan [medeverdachte 2] en/of een medeverdachte(n) een door hem, verdachte, ondertekende blanco huurovereenkomst, te verstrekken/ter beschikking te stellen en/of door opzettelijk de valselijk en/of vervalste huurovereenkomst met betrekking tot het pand [adres 3] (mede) te ondertekenen en/of die huurovereenkomst aan [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] te verstrekken/ter beschikking te stellen;
4.
[medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] , in of omstreeks de maand oktober 2008, in elk geval in het jaar 2008, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland en/of te Genk, in elk geval in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans ieder voor zich alleen, opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van het/de navolgende geschrift(en), te weten een huurovereenkomst met betrekking tot het pand [adres 3] , - zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] voornoemd en/of zijn/haar/hun medeverdachte(n) dit geschrift heeft/hebben doen toekomen aan Record-bank in Genk(B) ten bewijze van het hebben van voldoende eigen geldmiddelen ter fine van het verkrijgen van een hypothecaire geldlening ten behoeve van de aankoop van het pand aan de [adres 1] en bestaande de valsheid en/of vervalsing van de huurovereenkomst hierin (zakelijk weergegeven) dat hij, verdachte en/of zijn, medeverdachte(n), voormeld pand verhuurd heeft/hebben voor een bedrag van 750 Euro per maand, bij het plegen van welk voornoemd misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 8 oktober 2008, in elk geval in het jaar 2006 en/of 2007 en/of 2008 in de gemeente Maastricht en/of in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk voornoemd misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door opzettelijk te dien einde aan [medeverdachte 6] en/of aan [medeverdachte 2] en/of een medeverdachte(n) een door hem, verdachte, ondertekende blanco huurovereenkomst, te verstrekken/ter beschikking te stellen en/of door opzettelijk de valselijk en/of vervalste huurovereenkomst met betrekking tot het pand [adres 3] (mede) te ondertekenen en/of die huurovereenkomst aan [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] te verstrekken/ter beschikking te stellen;
5.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 2001 tot en met 8 november 2011, in de gemeente Landgraaf en/of Heerlen en/of Kerkrade, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in verenging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of methamfetamine en/of amfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of methamfetamine en/of amfetamine, zijnde voornoemde middelen (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, chemicalien (zoutzuur en/of BMK en/of cafeine en/of zwavelzuur en/of methanol), voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
6.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 maart 2005 tot en met 31 januari 2006, in elk geval in het jaar 2005 en/of in het jaar 2006, in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, meermalen, van een voorwerp, te weten (een gedeelte) van geld bestemd voor het voldoen van de huur van een bedrijfshal, gelegen [adres 4] , de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij, verdachte, verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten voornoemd geld was en/of heeft hij, verdachte, meermalen, voornoemd geld verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 maart 2005 tot en met 31 januari 2006, in elk geval in het jaar 2005 en/of in het jaar 2006, in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van een voorwerp, te weten (een gedeelte) van geld bestemd voor het voldoen van de huur van een bedrijfshal, gelegen [adres 4] , de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten voornoemd geld was en/of heeft hij, verdachte, meermalen, voornoemd geld verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat voornoemd geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 maart 2005 tot en met 31 januari 2006, in elk geval in het jaar 2005 en/of in het jaar 2006, in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van een voorwerp, te weten (een gedeelte) van geld bestemd voor het voldoen van de huur van een bedrijfshal, gelegen [adres 4] , de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten voornoemd geld was en/of heeft hij, verdachte, meermalen, voornoemd geld verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat voornoemd geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
7.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 februari 2001 tot en met 30 juni 2006 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen, waarvan naast hem, verdachte (onder andere) deel uitmaakte(n) [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en/of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en/of als bedoeld in artikel 10a lid 1 van de Opiumwet, namelijk het meermalen, althans eenmaal (telkens) binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, in elk geval het (telkens) bereiden en/of het bewerken en/of het verwerken en/of het verkopen en/of het afleveren en/of het verstrekken en/of het vervoeren van MDA en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of het voorbereiden en/of bevorderen van voornoemd(e) feit(en);
8.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 8 november 2011 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen, waarvan naast hem, verdachte (onder andere) deel uitmaakte(n) [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en/of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en/of als bedoeld in artikel 10a lid 1 van de Opiumwet, namelijk het meermalen, althans eenmaal (telkens) binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, in elk geval het (telkens) bereiden en/of het bewerken en/of het verwerken en/of het verkopen en/of het afleveren en/of het verstrekken en/of het vervoeren van MDA en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of het voorbereiden en/of bevorderen van voornoemd(e) feit(en);