ECLI:NL:RBLIM:2017:10403

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
03/703739-08
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens ernstige overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn, die in overwegende mate te wijten was aan het handelen van het Openbaar Ministerie. De verdachte was bijgestaan door zijn advocaten, mr. P.W. Szymkowiak en mr. J.M.H. Römkens, en de zaak is behandeld op verschillende zittingen in de jaren 2014, 2016 en 2017.

De rechtbank oordeelde dat het tijdsverloop, dat bijna acht jaar besloeg sinds de eerste doorzoeking bij de verdachte in 2009, de mogelijkheid van een betekenisvolle verdediging ernstig had aangetast. De officier van justitie had erkend dat de redelijke termijn was overschreden, maar stelde dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank was echter van mening dat de omstandigheden in deze zaak, waaronder de lange tijd tussen de feiten en de behandeling, de belangen van de verdediging en de waarheidsvinding ernstig hadden geschaad.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat het strafvorderlijk belang bij verdere vervolging ontbrak. De rechtbank concludeerde dat de ernstige overschrijding van de redelijke termijn, in combinatie met de schending van het verdedigingsbelang, leidde tot de beslissing om de vervolging te staken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/703739-08
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak en mr. J.M.H. Römkens, advocaten kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld op de zittingen van 21 en 28 maart 2014, 8 september 2016 en 24 oktober 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen dan wel witwassen van geldbedragen;
feit 2:samen met anderen een valse koopovereenkomst en/of een valse huurovereenkomst heeft gebruikt;
feit 3:samen met anderen kasboeken valselijk heeft opgemaakt om als echt te gebruiken;
feit 4:samen met anderen jaarrekeningen en/of loonstroken valselijk heeft opgemaakt om als echt te gebruiken;
feit 5:samen met anderen tussen de 1 en 1,5 miljoen amfetamine tabletten heeft geproduceerd en/of verhandeld dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 6:samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine;
feit 7:deel heeft genomen aan een organisatie gericht op het witwassen van geldbedragen, van welke organisatie verdachte leider of bestuurder was;
feit 8 en feit 9:deel heeft genomen aan een organisatie gericht op (de voorbereiding van) de handel, productie of in- en uitvoer van amfetamine, van welke organisatie verdachte leider of bestuurder was.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht – zoals vervat in de overgelegde pleitnota – de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte vanwege -kort gezegd- de overschrijding van de redelijke termijn, waardoor het zeer moeilijk is geworden om nog een betekenisvolle en inhoudelijke verdediging te kunnen voeren. Bovendien valt niet in te zien welke strafdoelen in deze zaak nog opgeld doen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de redelijke termijn in deze zaak inderdaad is overschreden, maar dat dit, gelet op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, niet leidt tot niet-ontvankelijkheid. Compensatie zal gezocht moeten worden in de modaliteit en de omvang van de op te leggen straf.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tijdverloop in deze zaak moet worden aangemerkt als een overschrijding van de redelijke termijn. Als beginpunt voor de redelijke termijn neemt de rechtbank de datum waarop de eerste doorzoeking bij verdachte heeft plaatsgevonden, te weten 11 november 2009. Er zijn in de tussentijd bijna acht jaren verstreken, zodat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna zes jaar. Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt hierop niet de sanctie van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, maar van reductie van de op te leggen straf.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval echter wél de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie uitgesproken dient te worden en overweegt daartoe als volgt.
Allereerst bevat de tenlastelegging feiten die zich hebben voorgedaan in de periode 2001 tot en met 2011. Het is voorstelbaar dat wanneer in 2017 de inhoudelijke behandeling van feiten uit deze periode plaatsvindt, verdachte zich, gelet op dit grote tijdsverloop, zaken niet meer goed kan herinneren en niet goed meer in staat is de verdediging te voeren. Hierdoor is zowel het verdedigingsbelang als het belang tot waarheidsvinding geschonden.
Voorts stelt de rechtbank vast dat het eindproces-verbaal in mei 2012 is gesloten en vervolgens pas in maart 2014 de eerste regiezitting heeft plaatsgevonden. Vanwege het feit dat zowel aan verdachte als aan alle medeverdachten onder andere deelname aan een criminele organisatie is ten laste gelegd, werden alle zaken tegelijk behandeld. Deze regiezitting leidde vervolgens tot het horen van in totaal bijna vijftig getuigen door de rechter-commissaris.
Thans heeft de officier van justitie bij aanvang van de zitting medegedeeld dat hij voor alle verdachten vrijspraak zal gaan vorderen met betrekking tot deelname aan de criminele organisatie en in het geval van verdachte eveneens ten aanzien van de Opiumwetfeiten. Dit betreft de meest ernstige feiten op de tenlastelegging. Hoewel dit standpunt de rechtbank gelet op de inhoud van het dossier allerminst verbaast, is zij van oordeel dat wanneer bij de regiezitting in maart 2014 het dossier inhoudelijk goed door de officier van justitie zou zijn beoordeeld, destijds de tenlastelegging reeds had kunnen worden aangepast, althans dit standpunt toen al naar voren had kunnen worden gebracht. Dat had naar alle waarschijn-lijkheid tot gevolg gehad dat het proces efficiënter was verlopen en er minder getuigen gehoord waren. Daarbij komt dat door het wegvallen van de criminele organisatie een deel van de medeverdachten afgesplitst had kunnen worden, hetgeen niet is gebeurd vanwege het handhaven van deze verdenking bij alle verdachten. De ernstige overschrijding van de termijn is daarmee naar het oordeel van de rechtbank in overwegende mate te wijten aan het optreden van het Openbaar Ministerie in deze zaak.
Al deze omstandigheden in aanmerking genomen en kijkend naar de resterende feiten waarvan de officier van justitie nog vindt dat deze kunnen worden bewezenverklaard, is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang dat de officier van justitie vanuit dit oogpunt bezien nog heeft bij vervolging van verdachte ontbreekt. Daartoe overweegt de rechtbank dat zij, gelet op de zeer ernstige overschrijding van de redelijke termijn waarmee rekening dient te worden gehouden, in het niet onwaarschijnlijke geval dat de rechtbank hoogstens tot eenzelfde bewezenverklaring zou komen, nauwelijks nog ruimte ziet voor een eventuele strafoplegging die nog enig strafdoel kan dienen. Wanneer de rechtbank dit strafvorderlijk belang afzet tegen de maatschappelijke kosten die tot die tijd nog gemaakt moeten worden, het verdedigingsbelang en het belang van waarheidsvinding dat door het overschrijden van de termijn ernstig is geschaad, wegen naar het oordeel van de rechtbank deze laatste belangen zwaarder. Om die reden acht de rechtbank thans dan ook geen belang meer aanwezig om de vervolging voort te zetten en zal om die reden de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de (verdere) vervolging van verdachte.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Kleine, voorzitter, mr. M.J.M. Goessen en mr. I.C.A. Wilschut, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 oktober 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 8 november 2011 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland en/of in België en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Luxemburg en/of in Bosnië-Herzegovina, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van het plegen van witwassen, te weten het meermalen (telkens) opzettelijk verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen en/of omzetten en/of gebruik maken van geld een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn, verdachtes, mededader(s)
-op of omstreeks 18 januari 2002 een bedrag van 120.000 Euro van een of meer rekeningen in het dossiernr. 534679 van [rechtspersoon 1] overgeboekt/doen overboeken naar rekeningen in het dossier 529594 van [rechtspersoon 2]
en/of
-op of omstreeks 18 januari 2002 een bedrag van 117.000 Euro van een of meer rekeningen in het dossier 529594 van [rechtspersoon 2] overgeboekt/doen overboeken naar rekeningen in het dossier 529704 van [rechtspersoon 3]
en/of
-op of omstreeks 8 maart 2002 een bedrag van 63.500 Euro contant gestort/doen storten op rekeningen in het dossier 535815 ten name van [rechtspersoon 4]
en/of
-op of omstreeks 5 juni 2002 een bedrag van 100.000 Euro opgenomen/doen opnemen van een of meer rekeningen in het dossier 535815 ten name van [rechtspersoon 4]
en/of
-op of omstreeks 16 september 2002 een bedrag van 35.100 Euro contant gestort/doen storten op een of meer rekeningen in het dossier 535815 ten name van [rechtspersoon 4]
en/of
-op of omstreeks 16 september 2002 een bedrag van 206.430 Zwitserse Franken
met een tegenwaarde van 140.873 Euro gestort/doen storten op een of meer rekeningen in het dossier 535815 ten name van [rechtspersoon 4]
en/of
-op of omstreeks 26 mei 2004 een bedrag van 150.000 Euro van een of meer rekeningen in het dossier 535815 ten name van [rechtspersoon 4] overgeboekt/doen overboeken naar rekeningnr. [rekeningnummer 1] van de SNS-bank onder vermelding van loan-agreement [rechtspersoon 5]
en/of
-op of omstreeks 31 augustus 2004 een bedrag van 90.354 Euro opgenomen/doen opnemen van een of meer rekeningen in het dossier 535815 ten name van [rechtspersoon 4]
en/of
-op of omstreeks 19 juli 2007 een bedrag van 64.313 Euro opgenomen/doen opnemen van een of meer rekeningen in het dossier 534679 ten name van [rechtspersoon 1]
en/of
-op of omstreeks 19 januari 2006 een bedrag van 45.439 Euro overgeboekt/doen overboeken van rekeningnr. [rekeningnummer 2] ten name van [rechtspersoon 5] van de Dresdner Bank te Kleve naar een rekeningnr. ten name van [rechtspersoon 6] ten behoeve van de aankoop van een auto
en/of
-in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 30 maart 2011, meerdere malen (telkens) een bedrag aan geld, tot een totaalbedrag van ongeveer van ongeveer 582.021,04 Euro contant gestort/doen storten op een of meer SNS-rekening(en) en op bankrekening in België op zijn, verdachtes, naam dan wel van zijn, verdachtes, mededader(s) en/of op naam van een of meer van zijn, verdachtes, bedrijven
en/of
-in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 30 maart 2011 een bedrag van ongeveer 454.489,92 Euro voorhanden gehad en/of uitgegeven, bestaande voormeld bedrag uit:
1. geschatte uitgaven van vakanties/attracties/evenementen 16.250 Euro en/of
2. kosten voor levensonderhoud volgens NIBUD-berekening 129.750,07 Euro en/of
3. aangetroffen bonnen en facturen tot een bedrag van 188.893,85 Euro en/of
4. investeringen in Bosnië, in totaal, ten bedrage van 120.000 Euro, ter
fine van het verkrijgen van -onder andere- casinorechten
en/of
-in of omstreeks de periode van 27 oktober 2009 tot 4 november 2009 een drietal bedragen van respectievelijk 34.000 Euro, 36.000 Euro, en 30.000 Euro, in totaal 100.000 Euro, overgedragen/overgeboekt/doen overboeken van een rekening van de [rechtspersoon 7] in Hongkong ter terugbetaling van een lening verkregen van [medeverdachte 1] in verband met de aankoop van een pand in België aan de [adres 1] ,
terwijl hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens) wist(en), althans (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 8 november 2011, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland en/of in België en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Luxemburg en/of in Bosnië-Herzegovina, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) het hierboven onder 1. primair genoemde geld op de hierboven onder 1. primair genoemde tijdstippen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven geld (telkens) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 8 november 2011, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland en/of in België en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Luxemburg en/of in Bosnië-Herzegovina, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) het hierboven onder 1. primair genoemde geld op de hierboven onder 1. primair genoemde tijdstippen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven geld (telkens) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij, verdachte, in of omstreeks de maand oktober 2008, in elk geval in het jaar 2008, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland en/of te Genk, in elk geval in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van het/de navolgende geschrift(en), te weten een "koopovereenkomst [adres 2] " en/of een huurovereenkomst met betrekking tot het pand [adres 3] , - zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) dit/deze geschrift(en) heeft doen toekomen aan Record-bank in Genk(B) ten bewijze van het hebben van voldoende eigen geldmiddelen ter fine van het verkrijgen van een hypothecaire geldlening ten behoeve van de aankoop van het pand aan de [adres 1] en bestaande die valsheid of vervalsing hierin (zakelijk weergegeven) dat in voornoemde koopovereenkomst wordt vermeld in strijd met de waarheid dat het pand aan [adres 2] is verkocht aan een zekere [naam 1] en/of [naam 2] voor een bedrag van 650.000 Euro en bestaande de valsheid van de huurovereenkomst hierin (zakelijk weergegeven) dat hij, verdachte en/of zijn, medeverdachte(n), voormeld pand verhuurd heeft/hebben voor een bedrag van 750 Euro per maand;
3.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 1 oktober 2003 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (onderdelen van) een bedrijfsadministratie van het bedrijf [rechtspersoon 8] , met name handgeschreven kasboeken, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte, (telkens) valselijk in voornoemde kasboeken bedragen opgenomen als zijnde ontvangen, teneinde de omzet van het bedrijf hoger te doen voorkomen dan die in werkelijkheid was, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2006 tot 1 juni 2009 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (onderdelen van) een bedrijfsadministratie van het bedrijf [rechtspersoon 9] , met name een of meer jaarrekeningen, te weten de jaarrekeningen van het jaar 2002 en 2005, en/of een of meer loonstroken - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 februari 2001 tot en met 31 augustus 2003 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt en/of heeft vervaardigd en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of heeft vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) tussen 1 miljoen en 1,5 miljoen tabletten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of methamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of methamfetamine en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot 1 september 2010 in de gemeente Landgraaf en/of Heerlen en/of Kerkrade, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in verenging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of methamfetamine en/of amfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of methamfetamine en/of amfetamine, zijnde voornoemde middelen (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, chemicalien (zoutzuur en/of BMK en/of cafeine en/of zwavelzuur en/of methanol), voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
7.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 8
november 2011, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement
Maastricht en/of elders in Nederland en/of in België en/of in de
Bondsrepubliek Duitsland en/of in Luxemburg en/of in Bosnië-Herzegovina, heeft
deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een
aantal natuurlijke personen en/of rechtspersonen, waarvan naast hem, verdachte
(onder andere) deel uitmaakte(n) [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]
en/of [medeverdachte 1] en/of [rechtspersoon 10] en/of [rechtspersoon 11]
en/of [rechtspersoon 12] en/of [rechtspersoon 13] en/of een of meer ander(en), welke organisatie
tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk (onder andere) het/de
misdrijf/misdrijven witwassen (art. 420 Wetboek van Strafrecht) en/of
oplichting (art. 326 Wetboek van Strafrecht) en/of valsheid in geschrifte
(art. 225 Wetboek van Strafrecht), van welke voornoemde organisatie hij,
verdachte, leider of bestuurder was;
8.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 februari 2001 tot en met 30 juni 2006 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen, waarvan naast hem, verdachte (onder andere) deel uitmaakte(n) [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en/of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en/of als bedoeld in artikel 10a lid 1 van de Opiumwet, namelijk het meermalen, althans eenmaal (telkens) binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, in elk geval het (telkens) bereiden en/of het bewerken en/of het verwerken en/of het verkopen en/of het afleveren en/of het verstrekken en/of het vervoeren van MDA en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of het voorbereiden en/of bevorderen van voornoemd(e) feit(en), van welke voornoemde organisatie hij, verdachte, leider of bestuurder was;
9.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 8
november 2011 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, heeft
deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een
aantal natuurlijke personen, waarvan naast hem, verdachte (onder andere) deel
uitmaakte(n) [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer ander(en), welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel
10 derde en/of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en/of als bedoeld in
artikel 10a lid 1 van de Opiumwet, namelijk het meermalen, althans eenmaal
(telkens) binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, in elk
geval het (telkens) bereiden en/of het bewerken en/of het verwerken en/of het
verkopen en/of het afleveren en/of het verstrekken en/of het vervoeren van MDA
en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of
brolamfetamine en/of amfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of het
voorbereiden en/of bevorderen van voornoemd(e) feit(en), van welke voornoemde
organisatie hij, verdachte, leider of bestuurder was;