ECLI:NL:RBLIM:2017:10334

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
6166972 CV EXPL 17-6103
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beslissing Geschillencommissie Advocatuur; gebondenheid aan beslissing niet onaanvaardbaar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een advocaat en zijn cliënt. De cliënt, die juridische bijstand had ingeschakeld, was ontevreden over de geleverde diensten en had een klacht ingediend bij de Geschillencommissie Advocatuur. De Geschillencommissie oordeelde dat de advocaat een bedrag van € 4.250,00 aan de cliënt moest terugbetalen, omdat de kosten voor de geleverde diensten bovenmatig waren. De advocaat was het niet eens met deze beslissing en vorderde vernietiging van het bindend advies van de Geschillencommissie, stellende dat de gebondenheid aan deze beslissing naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was.

De kantonrechter heeft de procedure in conventie en reconventie gezamenlijk behandeld. De rechter oordeelde dat de Geschillencommissie de klacht van de cliënt terecht gegrond had verklaard. De advocaat had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat er een vaste prijsafspraak was gemaakt. De kantonrechter benadrukte dat de gebondenheid aan de beslissing van de Geschillencommissie in dit geval niet onaanvaardbaar was, omdat de cliënt in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt schriftelijk kenbaar te maken. De kantonrechter wees de vordering van de advocaat af en bevestigde de verplichting tot terugbetaling van het bedrag aan de cliënt, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en bewijsvoering in de relatie tussen advocaat en cliënt, en bevestigt dat cliënten recht hebben op een redelijke vergoeding voor de geleverde diensten. De kantonrechter heeft de advocaat veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6166972 \ CV EXPL 17-6103
Vonnis van de kantonrechter van 25 oktober 2017
in de zaak van:
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] h.o.d.n. ADVOCATENKANTOOR [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie],
wonend [adres eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ,
[woonplaats eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
procederende in persoon,
tegen:
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
wonend [adres gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ,
[woonplaats gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde F.J. Visser, ARAG Rechtsbijstand Roermond.
Partijen zullen hierna [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure in conventie en reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald en waarin [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] in de gelegenheid is gesteld een antwoord in reconventie in te dienen
  • de op 26 september 2017 gehouden comparitie van partijen
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en reconventie

2.1.
Op vrijdag 13 november 2015 omstreeks 16.00 uur heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zich tot [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] gewend met het verzoek hem juridische bijstand te verlenen in verband met een hoorzitting op maandag 16 november 2015 om 9.00 uur. Op de hoorzitting was de sluiting van de woning van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] door de gemeente aan de orde.
2.2.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft deze opdracht aangenomen.
2.3.
Op diezelfde vrijdagmiddag heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zijn bank opdracht gegeven een bedrag van € 3.000,00 aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] over te maken.
2.4.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vrijdagavond thuis bezocht en daar een bespreking gevoerd met [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] .
2.5.
Op zaterdag 14 november 2015 in de ochtend heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] telefonisch contact gehad met [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] .
2.6.
Bij e-mail van die dag van 9:43 uur heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] onder meer aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] bericht:
“(...) onder verwijzing naar onze gesprekken gisteren, telefonisch en om 21.30 uur bij u thuis, en hedenochtend, hierbij de bevestiging dat ik dit weekend een verweer zal schrijven en indienen bij de gemeente en u maandagochtend om 9.00 uur zal bijstaan. Ook de bevestiging dat ik dit doe voor een fixed price van € 5.000,- excl. BTW/€ 6.250,- incl BTW,zowel vanwege de benodigde tijd die ik hieraan heb en nog zal moeten besteden, in samenhang met de ongebruikelijke spoed, weekend, avond en zondagwerk. (..). Vandaag, zaterdag, kom ik bij u een bedrag van € 3.000,- in contanten afrekenen. Afhankelijk of uw girale betaling van € 3.000,- gisteren is gelukt (vanochtend was het niet bijgeschreven op mijn rekening (..)), zullen we maandag nog wel of niet eindafrekenen (..).”
2.7.
Die zaterdagmiddag heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] thuis bezocht alwaar [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hem een bedrag van € 3.250,00 contant heeft betaald.
2.8.
Op maandag 16 november 2015 heeft de hoorzitting bij de gemeente plaatsgevonden. [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] daarbij rechtsbijstand verleend.
2.9.
Op die dag is ook op de bankrekening van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] het bedrag van € 3.000,00 bijgeschreven.
2.10.
Naderhand heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] op verzoek van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] contact opgenomen met diens rechtsbijstandsverzekeraar ARAG.
2.11.
In het op 26 november 2015 genomen besluit, is de gemeente overgegaan tot het sluiten van de woning van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] voor de duur van 6 maanden.
2.12.
Op verzoek van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] een (concept) bezwaarschrift vervaardigd.
2.13.
Bij e-mail van 14 december 2015 heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aangegeven niet tevreden te zijn over de door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] verrichte werkzaamheden en het daarvoor betaalde bedrag.
2.14.
Bij factuur d.d. 15 december 2015 heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] een totaalbedrag van € 6.300,00 gefactureerd; hij verwijst daarin naar zijn e-mailbericht van 14 november 2015 en vermeldt: “
u betaalde in totaal € 6.250,00. Ik had mij in mijn e-mail verteld, op het restant (€ 50,-) maak ik geen aanspraak meer vanwege het voor u tot heden teleurstellende resultaat”.
2.15.
Bij brief van 31 maart 2016 heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zich via zijn rechtsbijstandsverzekeraar Arag tot [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] gewend en zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van een vaste prijsafspraak en dat er een te hoog bedrag is betaald voor de geleverde diensten. Hij maakt aanspraak op terugbetaling van een bedrag van € 2.250,00 als onverschuldigd betaald.
Op een herinnering d.d. 15 april 2016 van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] in zijn e-mail van 25 april 2016 aangegeven hierop te zullen reageren.
2.16.
Bij brief van 28 oktober 2016 heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] het geschil voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur (hierna: de Geschillencommissie). [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft daarmee ingestemd.
2.17.
De Geschillencommissie heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] om een reactie gevraagd bij brief van 15 november 2016.
2.18.
In zijn e-mail van 20 december 2016 aan de Geschillencommissie heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aangegeven dat hij die brief niet heeft ontvangen en heeft hij uitstel verzocht voor het indienen van schriftelijk verweer, hetgeen hem verleend werd tot 4 januari 2016 (bedoeld zal zijn: 2017).
2.19.
Bij brief van 17 januari 2017 geeft de Geschillencommissie aan dat de zitting op 7 februari 2017 om 11.00 uur zal plaatsvinden.
De toelichting bij die uitnodigingsbrief vermeldt onder meer:
“Moet u komen ?
U hoeft niet te komen. Komt u niet en de ander partij wel? Dan kunt u de mening van de andere partij niet tegenspreken als dat nodig mocht zijn. U wilt komen maar u kunt die dag niet? Als u wel wilt komen maar dat zelf niet kunt doen, dan kunt u ook iemand namens u laten komen. (..)
Wilt u uitstel van de zitting?
U kon vooraf data opgeven wanneer u niet aanwezig kunt zijn. Bij het plannen van de zitting houden wij hiermee zoveel mogelijk rekening. Zijn de zittingsdatum en de zittingslocatie eenmaal vastgesteld, dan kunnen deze niet meer worden veranderd. Kunt u zelf niet komen, laat dan iemand anders namens u naar de zitting komen.”
2.20.
Bij e-mail d.d. 6 februari 2017 (13:48 uur) heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aan de Geschillencommissie bericht dat hij ziek is, reizen geen optie is en hij graag mondeling (telefonisch) gehoord wenst te worden op de zitting en verweer wenst te voeren. Voor het geval dat niet mogelijk is, wenst hij aanhouding van de zaak.
2.21.
Bij e-mail van 6 februari 2017 (14:52) uur heeft de Geschillencommissie hem bericht dat zijn verzoek tot mondeling verweer voeren per telefoon dan wel uitstel niet gehonoreerd kan worden, “
wel kunt u zich bij verhindering laten vertegenwoordigen door een gemachtigde”.
2.22.
Bij e-mail van 7 februari 2017 (8:56 uur) heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aan de Geschillencommissie bericht dat hij nog zieker is geworden, “
vertegenwoordiging was/is op deze korte termijn niet mogelijk gebleken, nog afgezien van het feit dat vertegenwoordiging uiteraard niet tegemoet komt aan de wens/het recht om zelf gehoord te worden.” Van deze e-mail heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] per een e-mail ontvangstbevestiging gekregen (8:56 uur).
2.23.
Het op 7 februari 2017 genomen en op 7 maart 2016 (bedoeld zal zijn 2017) verzonden bindend advies van de Geschillencommissie houdt in dat de klacht gegrond verklaard wordt en de advocaat aan de cliënt een bedrag van € 4.250,00 dient te voldoen, te betalen binnen een maand na verzenddatum van dit bindend advies.
2.24.
Bij e-mail/brief van 16 maart 2017 en 25 april 2017 heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] gesommeerd over te gaan tot betaling. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft ook over de uitblijvende betaling contact opgenomen met de Geschillencommissie en de Deken van de Orde van Advocaten.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad vernietiging van de beslissing d.d. 7 maart 2017 van de Geschillencommissie en verklaring voor recht dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] geen vordering heeft op [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] in verband met de door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] voor [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] verrichte werkzaamheden en de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] uit dien hoofde aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] betaalde gelden, met veroordeling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vordert veroordeling van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] tot
a. nakoming van het bindend advies van de Geschillencommissie door betaling van een bedrag van € 4.327,50,
b. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten € 674,88,
c. de wettelijke rente over de bedragen sub a en b vanaf 16 maart 2017 tot de dag van volledige betaling,
met veroordeling van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] in de proces- en nakosten.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft verweer gevoerd tegen de vordering in conventie.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Nu de vorderingen in conventie en reconventie samenhangen, zullen zij samen behandeld worden.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vordert vernietiging van de beslissing van de Geschillencommissie.
4.2.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] stelt allereerst dat de wijze waarop voornoemde beslissing tot stand is gekomen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ten onrechte heeft de Geschillencommissie zijn aanhoudingsverzoek afgewezen met als reden dat hij had nagelaten zijn verzoek met medische bescheiden te onderbouwen. Nu deze bescheiden van doorslaggevend belang waren had hij hiervan vooraf (in de brief/ e-mail van 6 februari 2017) door de Geschillencommissie op de hoogte gesteld dienen te worden. Hij heeft daarmee ten onrechte geen mogelijkheid gehad mondeling verweer te voeren, iets waarin het reglement van de Geschillencommissie imperatief voorziet. Juist omdat het reglement voorziet in mondeling verweer, kan en moet erop worden vertrouwd dat een betrokkene kan volstaan met mondeling verweer.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het bindend advies van de Geschillencommissie valt onder het regime van een vaststellingsovereenkomst. Van belang is artikel 7:904 BW dat bepaalt:

Indien gebondenheid aan een beslissing van een partij of van een derde in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is die beslissing vernietigbaar”. In de jurisprudentie is bepaald dat gebondenheid van partijen aan de vaststellingsovereenkomst regel is en strijd met de redelijkheid en billijkheid een uitzondering. Uitsluitend ernstige gebreken kunnen aanleiding geven voor een sanctie. De fundamentele beginselen van procesrecht moeten in beginsel gehonoreerd worden hetgeen inhoudt dat partijen in de gelegenheid gesteld dienen te worden hun standpunt kenbaar te maken.
4.4.
De Geschillencommissie heeft onder meer overwogen:

de commissie stelt voorop dat zij vlak voor de zitting van 7 februari 2016(bedoeld zal zijn 2017)
een aanhoudingsverzoek van de advocaat heeft ontvangen, omdat hij vanwege buikgriep niet ter zitting aanwezig kon zijn. De commissie heeft het aanhoudingsverzoek niet gehonoreerd waarvan de advocaat nog voor de zitting schriftelijk op de hoogte is gesteld. De commissie heeft hierbij in aanmerking genomen dat de advocaat al eerder, te weten op 20 december 2016 had verzocht om uitstel voor het indienen van het schriftelijk verweer omdat hij geen brief en stukken van de commissie zou hebben ontvangen. De commissie heeft dat verzoek destijds gehonoreerd en het dossier (nogmaals) aan de advocaat doen toekomen. De commissie heeft echter nadien ook geen schriftelijk verweer van de advocaat mogen ontvangen. Indien de advocaat ter zitting mondeling verweer wenste te voeren, had het -mede gelet op zijn eerder verkregen uitstel en het nog immer ontbreken van en schriftelijk verweer- op zijn weg gelegen om zijn verhindering op medische gronden met bescheiden te onderbouwen. Nu de advocaat dit heeft nagelaten, ziet de commissie geen reden om het aanhoudingsverzoek te honoreren.
4.5.
In casu geldt naar het oordeel van de kantonrechter dat niet is komen vast te staan dat het mondeling horen van partijen, zoals door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] betoogd, imperatief is. Het reglement waarin een en ander geregeld zou zijn, is niet in het geding gebracht en ook anderszins heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] zijn stelling op dat punt niet onderbouwd. Gebleken is dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] door de Geschillencommissie in ieder geval in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze in schriftelijke vorm in te dienen, waarbij wordt verwezen naar de onder 2.18 weergegeven brief. Niet gebleken is dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] daarna een schriftelijk verweer heeft ingediend bij de Geschillencommissie. Ook niet nadat hem uit de onder 2.21genoemde brief gebleken moet zijn dat aanhouding vanwege ziekte niet mogelijk was. Daarmee komt het niet verweer voeren in de Geschillencommissieprocedure voor rekening van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] . Niet gezegd kan worden dat er sprake is van het schenden van beginselen van behoorlijk procesrecht. Ook anderszins is er geen sprake van een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare gebondenheid aan die beslissing vanwege de totstandkoming daarvan.
4.6.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft verder betoogd dat er ten aanzien van de inhoud van de beslissing (ook) sprake is van een gebondenheid daaraan die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hij stelt dat het onaanvaardbaar is dat de Geschillencommissie heeft geoordeeld dat de vaste prijsafspraak niet is komen vast te staan en de bevestiging daarvan per e-mail van 14 november 2015 door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] daarvoor onvoldoende is. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft immers naar aanleiding van het betreffende e-mail bericht over de prijsafspraak de afspraak uitgevoerd door € 3.250,00 in contanten te betalen, naast het giraal betaalde bedrag van € 3.000,00. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft deze afspraak erkend en deze pas betwist nadat hij ontevreden was over het bereikte resultaat bij de gemeente.
4.7.
De Geschillencommissie heeft aangegeven dat “ter zitting heeft de cliënt verder nog (..) aangevoerd: “
de cliënt wenst het verschil tussen het aan de advocaat betaalde bedrag en het gangbare bedrag terug te ontvangen. In de stukken is een bedrag van
€ 2.250,- genoemd maar dit bedrag was een bedrag dat genoemd is in het kader van de minnelijke onderhandelingen”.
En verder:

Bij de beoordeling van de klacht omtrent de hoogte van declaratie acht de commissie allereerst relevant of partijen al dan niet een vaste prijsafspraak hebben gemaakt. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de commissie onvoldoende komen vast te staan dat zo’n afspraak is gemaakt. Voor het bestaan van een dergelijke afspraak moet in voldoende mate komen vast te staan dat beide partijen daarmee hebben ingestemd. De enkele eenzijdige opdrachtbevestiging van de advocaat d.d. 14 november 2015 aan de cliënt, waarin gesproken wordt van een fixed price van € 5.000,-- excl BTW/€ 6.250,--incl. BTW, is daartoe onvoldoende. Dit klemt te meer nu de zaak bijzonder spoedeisend was en de cliënt het bestaan van voornoemde afspraak gemotiveerd heeft weersproken.
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient ten aanzien van de inhoud van de beslissing van de Geschillencommissie slechts een marginale toetsing plaats te vinden. Voor de kantonrechter is in de onderhavige procedure geen taak als appelrechter weggelegd. De Geschillencommissie heeft inhoudelijk de feiten beoordeeld waarbij zij de e-mail van 14 november 2015 (zie hierboven sub 2.6) gelet op de betwisting van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] niet beschouwd heeft als bevestiging van een door beide partijen gemaakte, door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] als zodanig gestelde vaste prijs afspraak.
Ter mondelinge behandeling heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gesteld dat hij de betreffende e-mail pas gezien en gelezen heeft nadat hij door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] op zaterdag telefonisch benaderd was om nog eens
€ 3.250,00 te betalen. Met andere woorden dat hij met de contante betaling van diezelfde dag, niet de vaste prijsafspraak heeft bevestigd. [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft daar niets anders tegen ingebracht. Verder heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gesteld dat hij het bedrag heeft betaald onder druk van de omstandigheden, gezien het feit dat hij op die dag niemand anders meer kon regelen om hem van rechtsbijstand te voorzien. Ook dit heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] niet expliciet weersproken. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat de Geschillencommissie op onjuiste gronden tot het betreffende oordeel –vaste prijs afspraak is niet komen vast te staan – is gekomen.
4.9.
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de toetsing van het in rekening gebrachte uurtarief en de voor het gefactureerde bedrag verrichte werkzaamheden. Volgens [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft de Geschillencommissie geen rekening gehouden met het feit dat er sprake was van uitzonderlijke (weekend) werktijden waarvoor een uurtarief van € 300,00 excl. btw als redelijk te beschouwen is, aldus [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] .
De Geschillencommissie heeft als volgt beslist:
“vervolgens is het aan de advocaat om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden hij heeft verricht voor het gedeclareerde bedrag. De commissie heeft bij de overgelegde stukken geen urenspecificatie van de declaratie van de advocaat aangetroffen en volgens de cliënt heeft hij die ook niet ontvangen. Evenmin heeft de advocaat aannemelijk gemaakt dat hij meer of andere werkzaamheden heeft verricht dan het bijstaan van de cliënt in een hoorzitting, het verzenden van een brief aan ARAG en het opstellen van een (kort) bezwaarschrift. Uitgaande van het door de advocaat op zijn eigen website gehanteerde uurtarief komt het de commissie voor dat de advocaat bovenmatig veel tijd aan deze werkzaamheden heeft besteed. Aldus acht de commissie gemeten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geraden uit te gaan van een bedrag van € 2.000,00 [incl. BTW] en kantoorkosten. Nu de cliënt reeds een bedrag van € 6.250,-- aan de advocaat heeft voldaan, zal de advocaat worden veroordeeld het verschil ad € 4.250,-- aan de cliënt terug te betalen”.
De Geschillencommissie heeft de verrichte werkzaamheden gewogen ten opzichte van het gedeclareerde bedrag en een en ander als bovenmatig aangemerkt. De Geschillencommissie is daarbij uitgegaan van het op de site van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vermelde uurtarief van € 150,00 per uur. Ten opzichte van het gedeclareerde bedrag van € 5.000,00 betekent dat 33,33 gewerkte uren.
De Geschillencommissie heeft vastgesteld dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] geen urenspecificatie aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft doen toekomen. Ook tijdens de procedure bij Geschillencommissie is een dergelijke specificatie niet ingediend. In de onderhavige procedure ontbreekt deze eveneens. Wel heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] in de dagvaarding aangegeven naar schatting in totaal 18 uur aan deze zaak gewerkt te hebben, vanaf vrijdagmiddag tot en met maandag na de hoorzitting, waarbij hij een beperkte specificatie heeft gegeven hoeveel tijd aan welke werkzaamheden is gewerkt. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft dit aantal uitdrukkelijk betwist en aangegeven dat de werkzaamheden rond de 4 uur hebben bedragen. Nu er geen bewijs van die 18 uren is geleverd - [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft ter mondelinge behandeling aangeboden dat nog in het geding te willen brengen, doch de kantonrechter acht geen termen aanwezig hem daartoe nog in de gelegenheid te stellen – dient die stelling van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te worden gepasseerd.
Gelet op het gebruikelijke uurtarief van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] en het door hem gewenste afwijkende, verhoogde uurtarief daarvan in verband met het weekend, acht de kantonrechter het door de Geschillencommissie in stand gelaten bedrag van € 2.000,00 niet dusdanig dat gebondenheid daaraan onaanvaardbaar zou zijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De vordering van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] dient dan ook te worden afgewezen.
4.10.
Nu niet gebleken is dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] is overgegaan tot terugbetaling van het bedrag van € 4.250,00 alsook het klachtgeld van € 77,50 zoals de Geschillencommissie heeft bepaald, dient hij daartoe alsnog veroordeeld te worden zoals [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in reconventie gevorderd heeft.
4.11.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 maart 2017, geldt dat in de onder 2.24 genoemde brieven [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aanspraak heeft gemaakt op betaling uiterlijk op 7 april 2017. Door het verstrijken van deze termijn is [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vanaf dan in verzuim komen te verkeren. Nu [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zijn vordering terzake niet verder heeft onderbouwd, is de wettelijke rente over de hoofdsom enkel toewijsbaar vanaf 7 april 2017.
4.12.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vordert verder in reconventie een bedrag van € 674,88 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering tot vergoeding van deze kosten zal daarom worden toegewezen.
De wettelijke rente daarover zal worden toegewezen vanaf 9 mei 2017, nu de in de e-mail van 25 april 2017 ter zake genoemde termijn dan pas verstreken is.
4.13.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.14.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] worden begroot op € 300,00 (1,5 x tarief van € 200,00). De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar.
4.15.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] tot nakoming van het bindend advies van de Geschillencommissie door betaling van een bedrag van € 4.327,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2017 tot aan de dag van volledige betaling,
alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 674,88, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 mei 2017, tot aan de dag van volledige betaling.
5.2.
veroordeelt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gevallen en tot op heden begroot op € 300,00,
5.3.
veroordeelt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] onder de voorwaarde dat hij niet binnen 2 weken na aanschrijving door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: mjp
coll: