Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure in conventie en reconventie
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald en waarin [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] in de gelegenheid is gesteld een antwoord in reconventie in te dienen
- de op 26 september 2017 gehouden comparitie van partijen
2.De feiten in conventie en reconventie
u betaalde in totaal € 6.250,00. Ik had mij in mijn e-mail verteld, op het restant (€ 50,-) maak ik geen aanspraak meer vanwege het voor u tot heden teleurstellende resultaat”.
wel kunt u zich bij verhindering laten vertegenwoordigen door een gemachtigde”.
vertegenwoordiging was/is op deze korte termijn niet mogelijk gebleken, nog afgezien van het feit dat vertegenwoordiging uiteraard niet tegemoet komt aan de wens/het recht om zelf gehoord te worden.” Van deze e-mail heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] per een e-mail ontvangstbevestiging gekregen (8:56 uur).
3.Het geschil in conventie en in reconventie
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
Indien gebondenheid aan een beslissing van een partij of van een derde in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is die beslissing vernietigbaar”. In de jurisprudentie is bepaald dat gebondenheid van partijen aan de vaststellingsovereenkomst regel is en strijd met de redelijkheid en billijkheid een uitzondering. Uitsluitend ernstige gebreken kunnen aanleiding geven voor een sanctie. De fundamentele beginselen van procesrecht moeten in beginsel gehonoreerd worden hetgeen inhoudt dat partijen in de gelegenheid gesteld dienen te worden hun standpunt kenbaar te maken.
de commissie stelt voorop dat zij vlak voor de zitting van 7 februari 2016(bedoeld zal zijn 2017)
een aanhoudingsverzoek van de advocaat heeft ontvangen, omdat hij vanwege buikgriep niet ter zitting aanwezig kon zijn. De commissie heeft het aanhoudingsverzoek niet gehonoreerd waarvan de advocaat nog voor de zitting schriftelijk op de hoogte is gesteld. De commissie heeft hierbij in aanmerking genomen dat de advocaat al eerder, te weten op 20 december 2016 had verzocht om uitstel voor het indienen van het schriftelijk verweer omdat hij geen brief en stukken van de commissie zou hebben ontvangen. De commissie heeft dat verzoek destijds gehonoreerd en het dossier (nogmaals) aan de advocaat doen toekomen. De commissie heeft echter nadien ook geen schriftelijk verweer van de advocaat mogen ontvangen. Indien de advocaat ter zitting mondeling verweer wenste te voeren, had het -mede gelet op zijn eerder verkregen uitstel en het nog immer ontbreken van en schriftelijk verweer- op zijn weg gelegen om zijn verhindering op medische gronden met bescheiden te onderbouwen. Nu de advocaat dit heeft nagelaten, ziet de commissie geen reden om het aanhoudingsverzoek te honoreren.
de cliënt wenst het verschil tussen het aan de advocaat betaalde bedrag en het gangbare bedrag terug te ontvangen. In de stukken is een bedrag van
Bij de beoordeling van de klacht omtrent de hoogte van declaratie acht de commissie allereerst relevant of partijen al dan niet een vaste prijsafspraak hebben gemaakt. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de commissie onvoldoende komen vast te staan dat zo’n afspraak is gemaakt. Voor het bestaan van een dergelijke afspraak moet in voldoende mate komen vast te staan dat beide partijen daarmee hebben ingestemd. De enkele eenzijdige opdrachtbevestiging van de advocaat d.d. 14 november 2015 aan de cliënt, waarin gesproken wordt van een fixed price van € 5.000,-- excl BTW/€ 6.250,--incl. BTW, is daartoe onvoldoende. Dit klemt te meer nu de zaak bijzonder spoedeisend was en de cliënt het bestaan van voornoemde afspraak gemotiveerd heeft weersproken.
“vervolgens is het aan de advocaat om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden hij heeft verricht voor het gedeclareerde bedrag. De commissie heeft bij de overgelegde stukken geen urenspecificatie van de declaratie van de advocaat aangetroffen en volgens de cliënt heeft hij die ook niet ontvangen. Evenmin heeft de advocaat aannemelijk gemaakt dat hij meer of andere werkzaamheden heeft verricht dan het bijstaan van de cliënt in een hoorzitting, het verzenden van een brief aan ARAG en het opstellen van een (kort) bezwaarschrift. Uitgaande van het door de advocaat op zijn eigen website gehanteerde uurtarief komt het de commissie voor dat de advocaat bovenmatig veel tijd aan deze werkzaamheden heeft besteed. Aldus acht de commissie gemeten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geraden uit te gaan van een bedrag van € 2.000,00 [incl. BTW] en kantoorkosten. Nu de cliënt reeds een bedrag van € 6.250,-- aan de advocaat heeft voldaan, zal de advocaat worden veroordeeld het verschil ad € 4.250,-- aan de cliënt terug te betalen”.