Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
- de comparitie van partijen op 25 september 2017
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 25 oktober 2017, is een vordering aanhangig gemaakt door de Gemeenschappelijke Regeling voor Sociale Kredietverlening en Schuldhulpverlening in Limburg, in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [X]. De eisende partij vordert dat de gedaagde partij, die in persoon procedeert, zijn medewerking verleent aan de wijziging van de tenaamstelling van bepaalde bankrekeningen en het overmaken van een positief saldo naar een beheerrekening. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 25 september 2017, waarbij de gedaagde partij niet is verschenen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [X] en de gedaagde partij hebben een affectieve relatie gehad en hebben in 2006 een convenant ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van hun gezamenlijke bezittingen, waaronder bankrekeningen. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij zijn verplichtingen uit het convenant niet is nagekomen, met name met betrekking tot de bankrekeningen. De kantonrechter overweegt dat de gedaagde partij geen medewerking heeft verleend aan de nakoming van het convenant, wat leidt tot de conclusie dat de vordering tot medewerking toewijsbaar is.
Echter, de vordering tot betaling van het positieve saldo op de bankrekening wordt afgewezen, omdat hiervoor geen rechtsgrond is. De kantonrechter stelt vast dat partijen in het convenant uitdrukkelijk verrekening hebben uitgesloten en dat er geen andere juridische basis is voor de vordering. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.