ECLI:NL:RBLIM:2017:10205

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
03/866401-14 OWV
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verduistering en witwassen door financieel adviseur met ontnemingsvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 oktober 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [naam verdachte 2], een financieel adviseur, die werd beschuldigd van meermalen verduistering en witwassen van geld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De verdachte heeft gedeeltelijk bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduisteringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bedrag van € 86.417,43 heeft witgewassen, dat niet te herleiden was uit zijn administratie. Dit bedrag is door de verdachte aangewend in het economisch verkeer, waarbij hij grote geldbedragen heeft overgeboekt naar een buitenlandse bankrekening van een Chinees bedrijf. De officier van justitie had een vordering ingediend op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 413.480,--. De verdediging betwistte echter dat de verdachte dit bedrag had witgewassen. De rechtbank oordeelde dat het volledige bedrag van € 86.417,43 voor ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in aanmerking komt, ter bescherming van de integriteit van het financiële verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. J.H. Klifman als voorzitter fungeerde, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTbANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866401-14 OWV
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 18 oktober 2017 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[naam verdachte 3] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
hierna te noemen: [naam verdachte 2] .
[naam verdachte 2] wordt bijgestaan door mr. L. Bien, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 oktober 2017. [naam verdachte 2] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03/866401-14. Op 18 oktober 2017 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.

2.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [naam verdachte 2] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 413.480,--. Onder verwijzing naar voornoemde strafzaak heeft de officier van justitie gesteld dat [naam verdachte 2] dit bedrag heeft witgewassen. Gelet hierop heeft [naam verdachte 2] volgens de officier van justitie ook voordeel genoten ten bedrage van € 413.480,-- .
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat [naam verdachte 2] het bedrag van € 413.480,-- heeft witgewassen. Gelet hierop dient de onderhavige vordering te worden afgewezen.
3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De officier van justitie heeft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [naam verdachte 2] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het feit waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [naam verdachte 2] zijn begaan.
Bij vonnis van heden heeft de rechtbank bewezen geacht dat [naam verdachte 2] een bedrag van
€ 86.417, 43 heeft witgewassen. Aan dat oordeel heeft de rechtbank onder meer ten grondslag gelegd dat dit bedrag niet is te herleiden uit de administratie van de vennootschap of de eenmanszaak van [naam verdachte 2] en dat [naam verdachte 2] van het geldbedrag geen aangifte heeft gedaan bij de belastingdienst. [2] [naam verdachte 2] heeft dit geldbedrag aangewend in het economisch verkeer. Uit het procesdossier blijkt immers dat hij op 3 mei 2012 en op 11 mei 2012 grote geldbedragen heeft overgeboekt naar een buitenlandse bankrekening van “ [naam bedrijf 1] ”, een Chinees bedrijf dat gespecialiseerd is in de vervaardiging en verkoop van chemicaliën. [3] Ter terechtzitting heeft [naam verdachte 2] verklaard dat hij chemische stoffen heeft besteld voor derden in verband met zijn groothandelbedrijf “ [naam bedrijf 2] ”. [4] [naam verdachte 2] heeft ervoor gekozen het voor de fiscus verzwegen geld aan te wenden in het economisch verkeer. Het volledige bedrag van € 86.417, 43 komt derhalve voor ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in aanmerking. De ontnemingswetgeving is er immers op gericht de integriteit van het financiële en economische verkeer te beschermen door te bestrijden dat opbrengsten van misdrijven aan het oog van justitie worden onttrokken en de bedreiging van de openbare orde aldus een halt toe te roepen. De rechtbank vindt steun voor haar oordeel in het arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:693).

4.Het wettelijke voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 86.417, 43;
- legt [naam verdachte 2] de verplichting op tot
betaling aan de staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
van een bedrag van € 86.417, 43.
Deze uitspraak is gegeven door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en
mr. J.M.G. Gunsing , rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 oktober 2017.
Buiten staat
Mr. J.M.G. Gunsing is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Bureau Financiële Recherche, Fraudeteam Limburg, proces-verbaalnummer 2014 055 255, gesloten d.d. 12 juni 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 390.
2.Geschriften, zijnde aangiftes bij de belastingdienst van 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011, doorgenummerde dossierpagina 297 en 376.
3.Een geschrift, zijnde een rekeningafschrift, doorgenummerde dossierpagina 67.
4.Verklaring door [naam verdachte 2] afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2017.