ECLI:NL:RBLIM:2017:10102

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
18 oktober 2017
Zaaknummer
6184131 \ CV EXPL 17-6249
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging energielevering na vertrek uit huurwoning en betalingsverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de rechtspersoon naar buitenlands recht HOIST KREDIT AB, gevestigd te Stockholm, Zweden, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van openstaande facturen voor geleverde energie, nadat de gedaagde partij per 1 juni 2016 uit de huurwoning was vertrokken. De kantonrechter oordeelde dat het vertrek uit de huurwoning niet automatisch leidde tot de beëindiging van de overeenkomst met de energieleverancier, Essent Retail Energie BV. De gedaagde partij had de overeenkomst niet opgezegd en was derhalve gehouden om de openstaande bedragen te voldoen tot de ontbinding van de overeenkomst wegens wanbetaling op 19 augustus 2016.

De kantonrechter overwoog dat de gedaagde partij niet voldoende bewijs had geleverd dat de meterstanden waren doorgegeven aan de energieleverancier, en dat de overeenkomst pas eindigde door de beëindiging door de eisende partij. De vordering van de eisende partij werd toegewezen, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 338,05 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6184131 \ CV EXPL 17-6249
Vonnis van de kantonrechter van 18 oktober 2017
in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht HOIST KREDIT AB,
gevestigd te Stockholm, Zweden,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit N.V.,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met betrekking tot het perceel te [plaats perceel] aan de [adres perceel] heeft er tussen Essent Retail Energie BV en gedaagde partij ten behoeve van de levering van de nutsvoorzieningen en het (eventuele) transport ervan via het netwerk een overeenkomst bestaan. Uit hoofde van die overeenkomst diende gedaagde partij maandelijks vooraf vastgestelde, dan wel overeengekomen, voorschotbedragen aan Essent Retail Energie BV dient te voldoen.
2.2.
De voorschotten werden maandelijks bij gedaagde partij in rekening gebracht.
2.3.
Met ingang van 1 juni 2016 is gedaagde partij uit de woning vertrokken en is zij verhuisd naar de [adres gedaagde partij] [woonplaats gedaagde partij] . Bij de eindoplevering met de verhuurder zijn de meterstanden genoteerd.
2.4.
Gedaagde partij heeft de facturen met factuurdata 2 april 2016, 2 maart 2016, 2 juli 2016, 2 augustus 2016, 2 mei 2016 en 2 juni 2016 onbetaald gelaten.
In verband met de betalingsachterstanden heeft eisende partij de overeenkomst per 19 augustus 2016 beëindigd. Essent Retail Energie BV heeft de eindafrekening opgemaakt op basis waarvan gedaagde partij recht had op teruggave van € 64,22. Dit bedrag is verrekend met de voorschotfactuur van maart 2016, zodat van deze factuur resteert te voldoen een bedrag van € 26,78.
2.5.
Essent Retail Energie BV heeft haar vordering in eigendom overgedragen aan eisende partij.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 500,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij vordert betaling van de openstaande facturen ad in totaal € 481,78, de buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw ad € 87,45 en de rente ad € 10,06. Om haar moverende redenen beperkt eisende partij haar vordering met behoud op het recht van het meergevorderde.
4.2.
Gedaagde partij voert aan dat zij aan haar verplichtingen tot en met mei 2016 wil voldoen. Op de laatste dag van mei 2016 is de eindoplevering gedaan. Hierbij zijn de meterstanden opgegeven en aan Essent doorgegeven. Gedaagde partij acht zich daarom niet gehouden om de facturen betrekking hebbend op juni, juli en augustus 2016 te voldoen.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Niet ter discussie staat dat gedaagde partij de woning aan de [adres perceel] te [plaats perceel] per 31 mei 2016 c.q. 1 juni 2016 heeft verlaten. Gedaagde partij stelt dat zij de op de laatste dag opgenomen meterstanden aan Essent heeft doorgegeven althans dat deze zijn doorgegeven. Eisende partij heeft uitdrukkelijk betwist dat de meterstanden zijn doorgegeven en dat de overeenkomst is opgezegd.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat de overeenkomst tussen gedaagde partij en Essent niet eindigt doordat gedaagde partij de woning heeft verlaten. Hiervoor is nodig dat de overeenkomst door opzegging eindigt dan wel dat de overeenkomst op enige andere wijze eindigt bij het verlaten van de woning op of omstreeks 1 juni 2016. Hiervan is niet gebleken. Gedaagde partij stelt weliswaar dat zij de (eind)meterstanden heeft opgenomen en doorgegeven aan Essent, maar toont dit niet aan. De overlegging van de inschrijving op een nieuw adres en het opleveringsformulier van Wonen Limburg is in elk onvoldoende om vast te stellen dat de overeenkomst tussen Essent en gedaagde is geëindigd.
4.5.
Het verweer van gedaagde partij wordt daarom als onvoldoende onderbouwd verworpen. Dit houdt in dat aan de overeenkomst tussen Essent en gedaagde partij niet eerder dan op 19 augustus 2017 door de beëindiging door eisende partij vanwege wanbetaling een einde is gekomen. Gedaagde partij is daarmee gehouden om te betalen voor de geleverde energie, ook al heeft zij hiervan niet het genot gehad.
4.6.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering aan eisende partij toegewezen. De hoogte daarvan is immers niet betwist, evenals de gevorderde rente.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Het ter zake gevorderde bedrag is overeenkomstig de daarvoor geldende tarieven en wordt eveneens toegewezen.
Gelet op de beperking tot een bedrag van € 500,00 zal dit bedrag worden toegewezen.
4.7.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,05
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 338,05
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 500,00,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 338,05
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: