ECLI:NL:RBLIM:2016:9897

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
C/03/190094 / HA ZA 14-204
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoedingsvorderingen op grond van deelname aan internationale spanstaalkartels en parental liability

In deze zaak gaat het om schadevergoedingsvorderingen die zijn ingesteld door Deutsche Bahn AG en haar dochterondernemingen (hierna: DB c.s.) tegen verschillende gedaagden die betrokken zijn bij internationale spanstaalkartels. De rechtbank heeft op 16 november 2016 uitspraak gedaan in de hoofdzaak, waarin de vorderingen van DB c.s. zijn afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen naar Duits recht verjaard waren. DB c.s. had gesteld dat de moedermaatschappijen van de karteldeelnemers aansprakelijk waren op grond van 'parental liability', maar de rechtbank oordeelde dat er geen onrechtmatige daad was gepleegd door deze moedermaatschappijen. De rechtbank heeft ook de verjaringstermijnen onder Duits recht besproken, waarbij werd vastgesteld dat de korte verjaringstermijn van drie jaar en de lange verjaringstermijn van tien jaar van toepassing waren. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van DB c.s. in september 2012 waren verjaard, tenzij deze waren gestuit of geschorst. De rechtbank oordeelde dat DB c.s. niet had aangetoond dat de verjaringstermijn was gestuit of geschorst, en wees de vorderingen af. In de vrijwaringszaken werden ook verschillende partijen betrokken, waaronder Nedri Spanstaal B.V. en ArcelorMittal, die eveneens in de procedure betrokken waren. De rechtbank heeft de proceskosten toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
in de hoofdzaak
zaaknummer / rolnummer: C/03/190094 / HA ZA 14-204
en in de vrijwaringszaken
zaaknummer / rolnummer: C/03/209642 / HA ZA 15-450
zaaknummer / rolnummer: C/03/210356 / HA ZA 15-497
zaaknummer / rolnummer: C/03/210360 / HA ZA 15-498
zaaknummer / rolnummer: C/03/210373 / HA ZA 15-499
zaaknummer / rolnummer: C/03/210376 / HA ZA 15-500
Vonnis van 16 november 2016
in de hoofzaak (190094) van
de rechtspersonen naar Duits recht
1.
DEUTSCHE BAHN AG,
gevestigd te Berlijn (Duitsland),
2.
DB NETZ AG,
gevestigd te Frankfurt am Main (Duitsland),
3.
DB BAHNBAUGRUPPE GMBH,
gevestigd te Berlijn (Duitsland),
4.
DB ENGINEERING & CONSULTING GMBH(rechtsopvolger van
DB PROJEKTBAU GMBH),
gevestigd te Berlijn (Duitsland),
5.
DB REGIONETZ INFRASTRUKTUR GMBH,
gevestigd te Frankfurt am Main (Duitsland),
6.
DB FAHRWEGDIENSTE GMBH,
gevestigd te Berlijn (Duitsland),
7.
DB STATION&SERVICE AG,
gevestigd te Berlijn (Duitsland),
eiseressen,
hierna: DB c.s.,
advocaat: mr. M. Deckers,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDRI SPANSTAAL B.V.,
gevestigd te Blerick, gemeente Venlo
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HIT GROEP B.V.,
gevestigd te Haarlem,
3. de rechtspersoon naar Duits recht
WESTFÄLISCHE DRAHTINDUSTRIE VERWALTUNGSGESELLSCHAFT MBH & CO. KG,
gevestigd te Hamm (Duitsland),
4. de rechtspersoon naar Duits recht
WESTFÄLISCHE DRAHTINDUSTRIE GMBH,
gevestigd te Hamm (Duitsland),
5. de rechtspersoon naar Duits recht
PAMPUS INDUSTRIEBETEILIGUNGEN GMBH & CO. KOMMANDITGESELLSCHAFT,
gevestigd te Iserlohn (Duitsland),
gedaagden,
hierna: Nedri c.s.,
advocaat: mr. J.K. de Pree,

6 de rechtspersoon naar Spaans recht ARCELORMITTAL ESPANA SA,

gevestigd te Luanco, Asturias (Spanje),
gedaagde,
hierna (met 11. en 12.): ArcelorMittal c.s.,
advocaat: mr. W. Heemskerk,

7 de rechtspersoon naar Spaans recht EMESA-TRÉFILERIA SA,

gevestigd te Arteixo La Corunya (Spanje),
gedaagde,
niet verschenen,

8 de rechtspersoon naar Spaans recht INDUSTRIAS GALYCAS SA,

gevestigd te Vitoria/Gazteiz Araba (Spanje),
gedaagde,
niet verschenen,

9 de rechtspersoon naar Duits recht DWK DRAHTWERK KOLN GMBH,

gevestigd te Hamm (Duitsland),
10. de rechtspersoon naar Duits recht
SAARSTAHL AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Völklingen (Duitsland),
gedaagden,
hierna: DWK en Saarstahl,
advocaat: mr. F.C.H.M. van der Stap,

11 de rechtspersoon naar Frans recht ARCELORMITTAL WIRE FRANCE SA,

gevestigd te Bourg-en-Bresse (Frankrijk),
12. de rechtspersoon naar Luxemburgs recht
ARCELORMITTAL SA,
gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
gedaagden,
hierna (met 6.): ArcelorMittal c.s.,
advocaat: mr. W. Heemskerk,

13 de rechtspersoon naar Italiaans recht CB TRAFILATI ACCIAI S.P.A.,

gevestigd te Milaan (Italië),
gevoegde partij aan de zijde van Nedri c.s., ArcelorMittal c.s. en DWK en Saarstahl,
hierna: CB,
advocaat: mr. C. Jeloschek,

14 de rechtspersoon naar buitenlands recht FAPRICELA-INDÚSTRIA DE

TREFILARIA S.A.,
gevestigd te Ançã (Portugal),
gevoegde partij aan de zijde van Nedri c.s., ArcelorMittal c.s. en DWK en Saarstahl,
hierna: Fapricela,
advocaat: mr. B.J.H. Braeken.
In de vrijwaringszaken:
in de vrijwaringszaak (209642)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDRI SPANSTAAL B.V.,
gevestigd te Venlo,
eiseres in vrijwaring,
hierna: Nedri
advocaat: mr. G.R.G. Driessen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZUIDERHOOFD B.V.,
gevestigd te Goes,
gedaagde in vrijwaring,
hierna: Zuiderhoofd,
advocaat: mr. A.G.M. Wilms,
in de vrijwaringszaak (210356)

1.de rechtspersoon naar Luxemburgs recht ARCELORMITTAL S.A.,

gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
2. de rechtspersoon naar Frans recht
ARCELORMITTAL WIRE FRANCE S.A.,
gevestigd te Bourg-en-Bresse (Frankrijk),
3. de rechtspersoon naar Spaans recht
ARCELORMITTAL ESPAÑA S.A.,
gevestigd te Luanco, Asturias (Spanje),
eiseressen in vrijwaring,
advocaat: mr. W. Heemskerk,
tegen

1.de rechtspersoon naar buitenlands recht EMESA-TRÉFILERIA S.A.,

gevestigd te Arteixo (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

2.de rechtspersoon naar buitenlands recht INDUSTRIAS GALYCAS S.A.,

gevestigd te Vitoria-Gasteiz (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

3.de rechtspersoon naar buitenlands recht MOREDA-RIVIERE TREFILERIAS S.A.,

gevestigd te Gijón (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. D. Knottenbelt,
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht
TRENZAS Y CABLES DE ACERO P.S.C., SL,(inmiddels gefuseerd met gedaagde sub 5),
gevestigd te Santander (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. D. Knottenbelt,

5.de rechtspersoon naar buitenlands recht GLOBAL SPECIAL STEEL

PRODUCTS S.A., (voorheen genaamd:
Trefilerías Quijano S.A.),
gevestigd te Los Corrales de Buelna (Spanje),
6. de rechtspersoon naar buitenlands recht
GLOBAL STEEL WIRE S.A.,
gevestigd te Cerdanyola del Vallès (Spanje),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. D. Knottenbelt,

7.de rechtspersoon naar buitenlands recht SOCITREL – SOCIEDADE

INDUSTRIAL DE TREFILARIA S.A.,
gevestigd te São Romão do Coronado (Portugal),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,
8. de rechtspersoon naar buitenlands recht
COMPANHIA PREVIDENTE – SOCIEDADE DE CONTROLE DE PARTICIPAÇÕES FINANCEIRAS S.A.,
gevestigd te Lissabon (Portugal),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

9.de rechtspersoon naar buitenlands recht VOESTALPINE WIRE ROD AUSTRIA GMBH,

gevestigd te St. Peter-Freienstein (Oostenrijk),
10. de rechtspersoon naar buitenlands recht
VOESTALPINE A.G.,
gevestigd te Linz (Oostenrijk),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. M.G. Kuijpers,

11.de rechtspersoon naar buitenlands recht FAPRICELA-INDÚSTRIA DE

TREFILARIA S.A.,
gevestigd te Ançã (Portugal),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. B.J.H. Braeken,

12.de rechtspersoon naar buitenlands recht PRODERAC PRODUCTOS

DERIVADOS DEL ACERO S.A.,
gevestigd te Catarroja, Valencia (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

13.de rechtspersoon naar buitenlands recht FNSTEEL HJULSBRO AB,

gevestigd te Linköping (Zweden),
14. de rechtspersoon naar buitenlands recht
FNSTEEL DALWIRE OY AB,
gevestigd te Taalintehdas, Kemiönsaari (Finland),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. E.M. Tjon-En-Fa,

15.de rechtspersoon naar buitenlands recht OVAKO BRIGHT BAR AB,

gevestigd te Stockholm (Zweden),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. J.S. Kortmann,

16.de rechtspersoon naar buitenlands recht RAUTARUUKKI OYJ,

gevestigd te Helsinki (Finland),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. S. Beeston BSc,

17.de rechtspersoon naar buitenlands recht REDAELLI TECNA S.P.A.,

gevestigd te Milaan (Italië),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. M.J. van Joolingen,

18.de rechtspersoon naar buitenlands recht CB TRAFILATI ACCIAI S.P.A.,

gevestigd te Milaan (Italië),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. C. Jeloschek,

19.de rechtspersoon naar buitenlands recht SIDERURGICA LATINA MARTIN S.P.A.,

gevestigd te Ceprano (Italië),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. M.J. van Joolingen,

20.de rechtspersoon naar buitenlands recht ORI MARTIN S.A.,

gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. M.J. van Joolingen,

21.de rechtspersoon naar buitenlands recht TRAFILERIE MERIDIONALI S.P.A.,

gevestigd te Pescara (Italië),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. H.H.T. Beukers,
22. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDRI SPANSTAAL B.V.,
gevestigd te Blerick, gemeente Venlo,
23. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HIT GROEP B.V.,
gevestigd te Haarlem,
24. de rechtspersoon naar Duits recht
WESTFÄLISCHE DRAHTINDUSTRIE VERWALTUNGSGESELLSCHAFT MBH & CO. KG,
gevestigd te Hamm (Duitsland),
25. de rechtspersoon naar Duits recht
WESTFÄLISCHE DRAHTINDUSTRIE GMBH,
gevestigd te Hamm (Duitsland),
26. de rechtspersoon naar Duits recht
PAMPUS INDUSTRIEBETEILIGUNGEN GMBH & CO. KG,
gevestigd te Iserlohn (Duitsland),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. J.K. de Pree,

27.de rechtspersoon naar buitenlands recht SAARSTAHL AKTIENGESELLSCHAFT,

gevestigd te Völklingen (Duitsland),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. F.C.H.M. van der Stap,

28.de rechtspersoon naar buitenlands recht DWK DRAHTWERK KÖLN GMBH

gevestigd te Keulen (Duitsland),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. F.C.H.M. van der Stap,
in de vrijwaringszaak (210360)
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDRI SPANSTAAL B.V.,
gevestigd te Blerick, gemeente Venlo,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HIT GROEP B.V.,
gevestigd te Haarlem,
3. de rechtspersoon naar Duits recht
WESTFÄLISCHE DRAHTINDUSTRIE VERWALTUNGSGESELLSCHAFT MBH & CO. KG,
gevestigd te Hamm (Duitsland),
4. de rechtspersoon naar Duits recht
WESTFÄLISCHE DRAHTINDUSTRIE GMBH,
gevestigd te Hamm (Duitsland),
5. de rechtspersoon naar Duits recht
PAMPUS INDUSTRIEBETEILIGUNGEN GMBH & CO. KG,
gevestigd te Iserlohn (Duitsland),
eiseressen in vrijwaring,
hierna: Nedri c.s.,
advocaat: mr. J.K. de Pree,
tegen:

1.de rechtspersoon naar buitenlands recht EMESA-TRÉFILERIA S.A.,

gevestigd te Arteixo (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

2.de rechtspersoon naar buitenlands recht INDUSTRIAS GALYCAS S.A.,

gevestigd te Vitoria (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

3.de rechtspersoon naar buitenlands recht MOREDA-RIVIERE TREFILERIAS S.A.,

gevestigd te Gijón (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. D. Knottenbelt,
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht
TRENZAS Y CABLES DE ACERO P.S.C., SL,
gevestigd te Santander (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. D. Knottenbelt,

5.de rechtspersoon naar buitenlands recht GLOBAL SPECIAL STEEL

PRODUCTS S.A., (voorheen genaamd:
Trefilerías Quijano S.A.),
gevestigd te Los Carrales de Buelna (Spanje),

6.de rechtspersoon naar buitenlands recht GLOBAL STEEL WIRE S.A.,

gevestigd te Cedanyola del Vallès (Spanje),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. D. Knottenbelt,

7.de rechtspersoon naar buitenlands recht SOCITREL – SOCIEDADE

INDUSTRIAL DE TREFILARIA S.A.,
gevestigd te Sao Romão do Coronado (Portugal),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,
8. de rechtspersoon naar buitenlands recht
COMPANHIA PREVIDENTE – SOCIEDADE DE CONTROLE DE PARTICIPAÇÕES FINANCEIRAS S.A.,
gevestigd te Lissabon (Portugal),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

9.de rechtspersoon naar buitenlands recht VOESTALPINE WIRE ROD AUSTRIA GMBH,

gevestigd te St. Peter-Freienstein (Oostenrijk),
10. de rechtspersoon naar buitenlands recht
VOESTALPINE A.G.,
gevestigd te Linz (Oostenrijk),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. M.G. Kuijpers,

11.de rechtspersoon naar buitenlands recht FAPRICELA-INDÚSTRIA DE

TREFILARIA S.A.,
gevestigd te Ançã (Portugal),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. B.J.H. Braeken,

12.de rechtspersoon naar buitenlands recht PRODERAC PRODUCTOS

DERIVADOS DEL ACERO S.A.,
gevestigd te Catarroja, Valencia (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

13.de rechtspersoon naar buitenlands recht FNSTEEL HJULSBRO AB,

gevestigd te Linköping (Zweden),
14. de rechtspersoon naar buitenlands recht
FNSTEEL DALWIRE OY AB,
gevestigd te Taalintehdas, Kemiönsaari (Finland),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. E.M. Tjon-En-Fa,

15.de rechtspersoon naar buitenlands recht OVAKO BRIGHT BAR AB,

gevestigd te Stockholm (Zweden),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. J.S. Kortmann,

16.de rechtspersoon naar buitenlands recht RAUTARUUKKI OYJ,

gevestigd te Helsinki (Finland),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. S. Beeston BSc,

17.de rechtspersoon naar buitenlands recht REDAELLI TECNA S.P.A.,

gevestigd te Milaan (Italië),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. M.J. van Joolingen,

18.de rechtspersoon naar buitenlands recht CB TRAFILATI ACCIAI S.P.A.

gevestigd te Milaan (Italië),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. C. Jeloschek,

19.de rechtspersoon naar buitenlands recht SIDERURGICA LATINA MARTIN S.P.A.,

gevestigd te Ceprano (Italië),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. M.J. van Joolingen,

20.de rechtspersoon naar buitenlands recht ORI MARTIN S.A.,

gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. M.J. van Joolingen,

21.de rechtspersoon naar buitenlands recht TRAFILERIE MERIDIONALI S.P.A.

gevestigd te Pescara (Italië) (voorheen Emme Holding S.p.A.),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

22.de rechtspersoon naar buitenlands recht ARCELORMITTAL ESPAÑA S.A.,

gevestigd te Gozón (Spanje),
23. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ARCELORMITTAL WIRE FRANCE S.A.,
gevestigd te Bourg-en-Bresse (Frankrijk),
24. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ARCELORMITTAL S.A.,
gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. W. Heemskerk,

25.de rechtspersoon naar buitenlands recht SAARSTAHL AKTIENGESELLSCHAFT,

gevestigd te Völklingen (Duitsland),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. F.C.H.M. van der Stap,

26.de rechtspersoon naar buitenlands recht DWK DRAHTWERK KÖLN GMBH,

gevestigd te Keulen (Duitsland),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. F.C.H.M. van der Stap,
in de vrijwaringszaak (210373)

1.de rechtspersoon naar Duits recht SAARSTAHL AG,

gevestigd te Völklingen (Duitsland),
eiseres in vrijwaring,
advocaat: mr. F.C.H.M. van der Stap,

2.de rechtspersoon naar Duits recht DWK DRAHTWERK KOLN GMBH,

gevestigd te Keulen (Duitsland),
eiseres in vrijwaring,
advocaat: mr. F.C.H.M. van der Stap,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TRAFILERIE MERIDIONALI S.P.A.,
gevestigd te Pescara (Italië) (voorheen Emme Holding S.p.A.),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,
in de vrijwaringszaak (210376)

1.de rechtspersoon naar Duits recht SAARSTAHL AG,

gevestigd te Völklingen (Duitsland),
eiseres in vrijwaring,
advocaat: mr. F.C.H.M. van der Stap,

2.de rechtspersoon naar Duits recht DWK DRAHTWERK KOLN GMBH

gevestigd te Keulen (Duitsland),
eiseres in vrijwaring,
advocaat: mr. F.C.H.M. van der Stap,
tegen

1.de rechtspersoon naar buitenlands recht EMESA-TRÉFILERIA S.A.,

gevestigd te Arteixo (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

2.de rechtspersoon naar buitenlands recht INDUSTRIAS GALYCAS S.A.,

gevestigd te Vitoria (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

3.de rechtspersoon naar buitenlands recht MOREDA-RIVIERE TREFILERIAS S.A.,

gevestigd te Gijón (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. D. Knottenbelt,
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht
TRENZAS Y CABLES DE ACERO P.S.C., SL,
gevestigd te Santander (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

5.de rechtspersoon naar buitenlands recht GLOBAL SPECIAL STEEL

PRODUCTS S.A., (voorheen genaamd:
Trefilerías Quijano S.A.),
gevestigd te Los Carrales de Buelna (Spanje),
6. de rechtspersoon naar buitenlands recht
GLOBAL STEEL WIRE S.A.,
gevestigd te Cerdanyola del Vallès (Spanje),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. D. Knottenbelt,

7.de rechtspersoon naar buitenlands recht SOCITREL – SOCIEDADE

INDUSTRIAL DE TREFILARIA S.A.,
gevestigd te Sao Romão do Coronado (Portugal),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,
8. de rechtspersoon naar buitenlands recht
COMPANHIA PREVIDENTE – SOCIEDADE DE CONTROLE DE PARTICIPAÇÕES FINANCEIRAS S.A.,
gevestigd te Lissabon (Portugal),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

9.de rechtspersoon naar buitenlands recht VOESTALPINE WIRE ROD AUSTRIA GMBH,

gevestigd te St. Peter-Freienstein (Oostenrijk),
10. de rechtspersoon naar buitenlands recht
VOESTALPINE A.G.,
gevestigd te Linz (Oostenrijk),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. M.G. Kuijpers,

11.de rechtspersoon naar buitenlands recht FAPRICELA-INDÚSTRIA DE

TREFILARIA S.A.,
gevestigd te Ançã (Portugal),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. B.J.H. Braeken,

12.de rechtspersoon naar buitenlands recht PRODERAC PRODUCTOS

DERIVADOS DEL ACERO S.A.,
gevestigd te Catarroja (Spanje),
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen,

13.de rechtspersoon naar buitenlands recht FNSTEEL HJULSBRO AB,

gevestigd te Linköping (Zweden),
14. de rechtspersoon naar buitenlands recht
FNSTEEL DALWIRE OY AB,
gevestigd te Taalintehdas (Finland),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. E.M. Tjon-En-Fa,

15.de rechtspersoon naar buitenlands recht OVAKO BRIGHT BAR AB,

gevestigd te Stockholm (Zweden),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. J.S. Kortmann,

16.de rechtspersoon naar buitenlands recht RAUTARUUKKI OYJ,

gevestigd te Helsinki (Finland),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. S. Beeston BSc,

17.de rechtspersoon naar buitenlands recht REDAELLI TECNA S.P.A.,

gevestigd te Milaan (Italië),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. M.J. van Joolingen,

18.de rechtspersoon naar buitenlands recht CB TRAFILATI ACCIAI S.P.A.,

gevestigd te Milaan (Italië),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. C. Jeloschek,

19.de rechtspersoon naar buitenlands recht SIDERURGICA LATINA MARTIN S.P.A.,

gevestigd te Ceprano (Italië),
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. M.J. van Joolingen,

20.de rechtspersoon naar buitenlands recht ORI MARTIN S.A.,

gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. M.J. van Joolingen,
21. (de zaak tegen de als 21ste gedagvaarde partij, Emme Holding S.p.A, is door DWK en Saarstahl niet aangebracht omdat dit volgens hen niet de juiste rechtspersoon betreft)

22.de rechtspersoon naar buitenlands recht ARCELORMITTAL ESPAÑA S.A.,

gevestigd te Gozón (Spanje),
23. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ARCELORMITTAL WIRE FRANCE S.A.,
gevestigd te Bourg-en-Bresse (Frankrijk),
24. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ARCELORMITTAL S.A.,
gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. W. Heemskerk,
25. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDRI SPANSTAAL B.V.,
gevestigd te Blerick, gemeente Venlo,
26. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HIT GROEP B.V.,
gevestigd te Haarlem,
27. de rechtspersoon naar buitenlands recht
WESTFÄLISCHE DRAHTINDUSTRIE VERWALTUNGSGESELLSCHAFT MBH & CO. KG,
gevestigd te Hamm (Duitsland),
28. de rechtspersoon naar buitenlands recht
WESTFÄLISCHE DRAHTINDUSTRIE GMBH,
gevestigd te Hamm (Duitsland),
29. de rechtspersoon naar buitenlands recht
PAMPUS INDUSTRIEBETEILIGUNGEN GMBH & CO. KG,
gevestigd te Iserlohn (Duitsland),
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. J.K. de Pree.

1.De procedure

in de hoofdzaak

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeschikking van 9 maart 2016
- de beperkte conclusie van repliek
- de beperkte conclusie van dupliek van Nedri c.s.
- de beperkte conclusie van dupliek van ArcelorMittal c.s.
- de beperkte conclusie van dupliek van DWK en Saarstahl
- de beperkte conclusie van dupliek van Fapricela.
1.2.
Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen voor vonnis waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden. Mr. P.E. de Kort, die de zitting gehouden op 16 januari 2015 heeft voorgezeten en die het vonnis in incident van 25 februari 2015 mede heeft gewezen, wijst dit vonnis niet mede, aangezien hij niet meer werkzaam is in deze rechtbank.
in de vrijwaringszaken
1.3.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeschikking van 9 maart 2016.
1.4.
Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen voor vonnis waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden. Verwezen wordt naar hetgeen in r.o. 1.2. is opgemerkt over mr. P.E. de Kort.

2.Het geschil

2.1.
Ten aanzien van de stellingen van DB c.s. verwijst de rechtbank naar de overwegingen 2.1. en 2.2. in het tussenvonnis van 25 februari 2015.
2.2.
De verschenen gedaagden en CB en Fapricela voeren deels dezelfde verweren, te weten dat de vordering van DB c.s. verjaard is, dat de moedermaatschappijen van de karteldeelnemers niet onrechtmatig hebben gehandeld, dat niet in rechte kan worden vastgesteld dat DB c.s. schade heeft geleden, dat de vorderingen van de leveranciers van DB c.s. en de Duitse staat niet rechtsgeldig aan DB c.s. zijn gecedeerd, dat enkele van eiseressen niet-ontvankelijk zijn en dat de gevorderde wettelijke rente niet toewijsbaar is.
2.3.
Verder hebben DWK en Saarstahl aangevoerd dat de dagvaarding aan DWK nietig is, dat DB c.s., die slechts indirect spanstaal heeft afgenomen, niet gerechtigd is tot het instellen van een vordering in verband met inbreuken op het mededingingsrecht, dat aan DWK en Saarstahl door de Europese Commissie immuniteit is verleend wat betekent dat zij zijn vrijgesteld van een gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid met de andere gedaagden voor de volledige schade en dat een eventuele verklaring voor recht niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard.
2.4.
Ten slotte heeft Fapricela nog aangevoerd dat het Besluit jegens haar deels nietig is verklaard.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

De vorderingen ingesteld tegen de verschenen gedaagden
Geldigheid van de dagvaarding aan DWK
3.1.
Volgens DWK is de dagvaarding niet aan haar uitgereikt maar naar een onjuist adres verstuurd. De rechtbank had tegen haar geen verstek mogen verlenen, maar zij had de zaak op grond van artikel 19 lid 1 van de Betekeningsverordening II moeten aanhouden en vervolgens, nadat gebleken zou zijn dat er niet correct betekend was, de dagvaarding op grond van artikel 121 lid 3 Rv nietig moeten verklaren. Volgens DWK wordt zij onredelijk in haar belangen geschaad als de dagvaarding niet nietig wordt verklaard omdat zij pas na 2 juli 2014 kennis heeft gekregen van de dagvaarding, zodat de vordering van DB c.s. toen pas is gestuit, wat te laat is omdat de vordering toen al was verjaard.
3.2.
DB c.s. heeft hiertegen aangevoerd dat de rechtbank wel verstek mocht verlenen, omdat het gebrek niet ambtshalve door de rechtbank is geconstateerd en DWK niet onredelijk in haar belangen is geschaad aangezien zij alsnog in de procedure is verschenen en niet is bemoeilijkt in haar verweer. De procedure bevond zich toen DWK het verstek zuiverde (9 juli 2014) nog niet in een vergevorderd stadium. De stelling van DWK met betrekking tot de stuiting van een lopende verjaringstermijn staat los van de vraag of de dagvaarding nietig is, aldus DB c.s.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt. In het tussenvonnis van 25 februari 2015 is al vastgesteld dat de Nederlandse rechter, op grond van de tot 15 januari 2015 geldende EEX-Verordening, internationaal bevoegd is (rechtsmacht heeft). Het Hof van Justitie heeft uitgemaakt dat de procesregels van de aldus bevoegde rechter van toepassing zijn (o.a. HvJ EG, 15-05-1990, nr. 365/88 in een zaak onder het EEX-Verdrag, de voorganger van de EEX-Verordening). Aldus is het Nederlands procesrecht van toepassing. Dit betekent dat de nietigheid van de dagvaarding aan DWK is gedekt doordat DWK is verschenen en zij door het gebrek in de dagvaarding niet onredelijk in haar belangen is geschaad (122 lid 1 Rv). DWK heeft in dit kader immers alleen als haar belang aangevoerd dat met het niet nietig verklaren van de dagvaarding zou (kunnen) worden aangenomen dat de verjaring jegens haar door het uitbrengen van het exploot van de dagvaarding is gestuit. Naar het oordeel van de rechtbank beïnvloedt de beslissing over de geldigheid van de dagvaarding niet de uitkomst van het debat of de vordering tijdig gestuit is. De rechtbank zal - onafhankelijk van haar oordeel over de geldigheid van de dagvaarding - dienen te beslissen over de vraag of de wijze waarop de dagvaarding is uitgebracht tot gevolg heeft gehad dat de vordering tijdig is gestuit. Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, wordt daar echter in deze zaak niet aan toegekomen.
Verjaring
3.4.
Ingevolge artikel 4 van de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad worden verbintenissen wegens ongeoorloofde mededinging beheerst door het recht van de Staat op welks grondgebied de mededingingshandeling de concurrentieverhoudingen beïnvloedt, oftewel, zoals partijen ook hebben betoogd, Duitsland.
3.5.
Op grond van artikel 7 van de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad bepaalt het toepasselijke recht - voor zover van belang - in het bijzonder de termijn voor verjaring van een aanspraak op schadevergoeding alsmede het tijdstip van aanvang van deze termijn en van zijn stuiting of schorsing.
3.6.
De rechtbank deelt het standpunt van partijen dat het Duitse recht in een zaak als deze twee verjaringstermijnen kent. De korte, subjectieve verjaringstermijn van drie jaar (artikel 195 Bürgerliches Gesetzbuch (BGB)) en de lange, objectieve termijn van tien jaar (artikel 199 BGB). Deze laatste verjaringstermijn is, zoals gedaagden hebben gesteld en DB c.s. niet heeft betwist, uiterlijk aangevangen in september 2002. Dit betekent dat de vorderingen van DB c.s. in ieder geval in september 2012 zijn verjaard, tenzij die verjaring is gestuit of geschorst.
3.7.
Artikel 33 GWB, dat in de huidige vorm in werking is getreden in juli 2005, bepaalt voor zover van belang het volgende:
(1) Wer gegen (…) Artikel 101 oder 102 des Vertrages über die Arbeitsweise der Europäischen Union oder eine Verfügung der Kartellbehörde verstößt, ist dem Betroffenen zur Beseitigung und bei Wiederholungsgefahr zur Unterlassung verpflichtet. (…) Betroffen ist, wer als Mitbewerber oder sonstiger Marktbeteiligter durch den Verstoß beeinträchtigt ist.
(…)
(3) Wer einen Verstoß nach Absatz 1 vorsätzlich oder fahrlässig begeht, ist zum Ersatz des daraus entstehenden Schadens verpflichtet. (…)
(4) Wird wegen eines Verstoßes (…) gegen die Artikel 101 oder 102 des Vertrages über die Arbeitsweise der Europäischen Union Schadensersatz gefordert, ist das Gericht an die Feststellung des Verstoßes gebunden, wie sie in einer bestandskräftigen Entscheidung der Kartellbehörde, der Europäischen Kommission oder der Wettbewerbsbehörde oder des als solche handelnden Gerichts in einem anderen Mitgliedstaat der Europäischen Union getroffen wurde. (…)
(5) Die Verjährung eines Schadensersatzanspruchs nach Absatz 3 wird gehemmt, wenn ein Verfahren eingeleitet wird
(…)
2. von der Europäischen Kommission oder der Wettbewerbsbehörde eines anderen Mitgliedstaats der Europäischen Union wegen eines Verstoßes gegen die Artikel 101 oder 102 des Vertrages über die Arbeitsweise der Europäischen Union.
§ 204 Abs. 2 des Bürgerlichen Gesetzbuchs gilt entsprechend.
3.8.
DB c.s. heeft niet gesteld dat de verjaringstermijn op grond van § 204 BGB is gestuit dan wel geschorst. Zij stelt zich echter op het standpunt dat de verjaring tijdig van rechtswege is geschorst/gestuit op grond van artikel 33 lid 5 GWB.
3.9.
Gedaagden hebben hiertegen aangevoerd dat artikel 33 lid 5 GWB in deze zaak niet van toepassing is omdat deze bepaling pas is ingevoerd na beëindiging van het kartel en het moment waarop de Europese Commissie
‘ein Verfahren eingeleitet’heeft (te weten de zogenaamde
dawn raidsin september 2002).
3.10.
De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen overgangsbepalingen opgenomen met betrekking tot de toepasselijkheid van het huidige § 33 GWB op reeds voor juli 2005 ontstane schadevergoedingsvorderingen. Niet-contractuele verbintenissen moeten volgens Duits recht bij het ontbreken van een overgangsregeling worden beoordeeld naar het recht dat bij het ontstaan hiervan van toepassing was (zie het arrest van het Bundesgerichthof (BGH) de datum 16 juli 1998, I ZR 44/96). Dit betekent in deze zaak dat de vordering van DB c.s. beoordeeld moet worden naar het recht van voor juli 2005, zodat het huidige artikel 33 GWB buiten toepassing blijft. Dit sluit aan bij hetgeen het BGH heeft beslist in de zaak
ORWI(arrest van 28 juni 2011, KZR 75/10) ten aanzien van dat artikel 33 GWB:
Die durch das Siebente Gesetz zur Änderung des Gesetzes gegen Wettbewerbsbeschränkungen vom 7. Juli 2005 (BGBl. I, 1954) neu gefasste Vorschrift des § 33 GWB, die nunmehr auch Verstöße gegen das unionsrechtliche Kartellverbot erfasst, ist auf den Streitfall mangels einer entsprechenden Übergangsvorschrift nicht anwendbar.
3.11.
DB c.s. heeft verwezen naar een uitspraak van het Oberlandesgericht (OLG) Düsseldorf van 29 januari 2014 (VI-U (Kart) 7/13) waarin is geoordeeld dat artikel 33 lid 5 GWB wel terugwerkende kracht heeft. OLG Düsseldorf heeft overwogen dat de terugwerkende kracht volgt uit het
‘allgemeinen Rechtsgedanken’dat tot uitdrukking komt in de artikelen 169, 229 § 6 Abs. 1 en 231 § 6 Abs. 1 van het Einführungsgesetz zum Bürgerlichen Gesetzbuche (EGBGB). Anders dan OLG Düsseldorf leest de rechtbank dit niet in voornoemde artikelen. Hoewel in deze artikelen op reeds lopende, maar nog niet voltooide verjaringstermijnen inderdaad nieuw recht van toepassing wordt verklaard, is ten aanzien van de stuiting/schorsing van de verjaring uitdrukkelijk bepaald dat het oude recht van toepassing blijft. OLG Düsseldorf heeft verder niet overwogen waarom zij anders oordeelt dan het BGH in
ORWI.
3.12.
Aldus oordeelt de rechtbank dat de vordering van DB c.s. niet van rechtswege is gestuit of geschorst op grond van het huidige artikel 33 lid 5 GWB. Eerdere versies van het GWB kenden geen stuiting/schorsing van rechtswege. De vordering van DB c.s. is derhalve verjaard, in ieder geval sinds september 2012, en zal worden afgewezen.
3.13.
DB c.s. heeft zich er nog op beroepen dat het buiten toepassing laten van artikel 33 lid 5 GWB in strijd zou zijn met het doelmatigheidsbeginsel, maar dit beroep slaagt niet. Het is aan de nationale wetgever om regels met betrekking tot de verjaring vast te stellen, mits deze regels niet ongunstiger zijn dan die welke voor soortgelijke vorderingen naar nationaal recht gelden (gelijkwaardigheidsbeginsel) en de uitoefening van de door de communautaire rechtsorde verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel). In de zaak Manfredi (Hof van Justitie van de Europese Unie, zaken C-295/04 en C-298/04), waarnaar DB c.s. verwijst, ging het om een verjaringstermijn die begon te lopen op de dag waarop de mededingingsregeling of de onderling afgestemde feitelijke gedraging tot stand is gekomen, was de verjaringstermijn kort en kon die niet worden geschorst. Naar Duits recht begon de verjaringstermijn van de vordering van DB c.s. later de lopen, namelijk toen de schadevergoedingsvordering ontstond, is die niet kort (tien jaar) en kan die bovendien worden geschorst (destijds op grond van artikel 204 BGB).
3.14.
DB c.s. verwijst ter onderbouwing van haar doelmatigheidsverweer nog naar artikel 10 lid 3 van Richtlijn 2014/104/EU, waarin bepaald is dat de lidstaten ervoor zorgen dat de verjaringstermijn om een schadevordering in te stellen ten minste vijf jaar bedraagt. Deze Richtlijn was ten tijde van het bestaan van het Kartel echter nog niet in werking getreden en bepaalt bovendien dat lidstaten uiterlijk tot 27 december 2016 hebben om aan de Richtlijn te voldoen en dat de ten behoeve hiervan genomen maatregelen geen terugwerkende kracht mogen hebben. Daarbij komt dat artikel 10 ziet op de subjectieve verjaringstermijn. Uitdrukkelijk is in de preambule overwogen dat de lidstaten algemeen toepasselijke absolute verjaringstermijnen moeten kunnen handhaven, mits de duur van die verjaringstermijnen de uitoefening van het recht op volledige vergoeding niet praktisch onmogelijk of buitensporig moeilijk maakt, wat, zoals in de vorige alinea al overwogen, niet het geval is.
3.15.
DB c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van Nedri c.s., ArcelorMittal c.s., DWK en Saarstahl, Fapricela en CB. Deze worden voor ieder van hen, met uitzondering van CB, die geen conclusie van dupliek heeft genomen, begroot op € 1.512,- (griffierecht € 608,- en salaris advocaat 2 punten x tarief € 452,-), en voor CB op € 1.060,- (griffierecht € 608,- en salaris advocaat 1 punt x tarief € 452,-).
3.16.
De door Nedri c.s. en CB gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
3.17.
De door DWK en Saarstahl gevorderde nakosten zullen op hierna te vermelden wijze worden toegewezen.
De vorderingen ingesteld tegen de niet verschenen gedaagden
3.18.
Nu de niet verschenen gedaagden geen verweer hebben gevoerd tegen de vordering van DB c.s. en de rechtbank de vordering, voor zover gebaseerd op artikel 101 VWEU, niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze worden toegewezen. Artikel 33 lid 3 GWB is geen deugdelijke grondslag voor de vordering, aangezien dit artikel ten tijde van het Kartel nog niet in werking was getreden (zie onder meer r.o. 3.7 en 3.10). In zoverre zal de vordering van DB c.s. derhalve worden afgewezen.
3.19.
Emesa-Tréfileria SA en Industrias Galycas SA zullen hoofdelijk, als de in het ongelijk gestelde partijen, worden veroordeeld in de proceskosten van DB c.s. tot en met de dagvaarding die worden begroot op:
dagvaarding: € 92,82
griffierecht: € 608,00
salaris advocaat:
€ 452,00(1 punt x tarief € 452,-)
totaal € 1.152,82
De vrijwaringszaken
3.20.
De rechtbank zal de zaken naar de rol van
14 december 2016verwijzen voor akte aan de zijde van alle partijen om zich uit te laten over de voortgang van de procedure en verder iedere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
4.1.
verklaart voor recht dat Emesa-Tréfileria SA en Industrias Galycas SA in strijd hebben gehandeld met artikel 101 VWEU en dat zij dientengevolge hoofdelijk, aldus dat wanneer een van hen betaalt ook de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, aansprakelijk zijn voor het geheel van de door DB c.s. geleden schade, deze schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
4.2.
verklaart voor recht dat Emesa-Tréfileria SA en Industrias Galycas SA hoofdelijk, in voormelde zin, aansprakelijk zijn voor betaling van de wettelijke rente over de bedragen die zij aan DB c.s. verschuldigd zullen blijken te zijn, te rekenen vanaf het moment waarop de (als gevolg van de kartelafspraken) te hoge prijzen voor spanstaal zijn voldaan tot aan de dag van algehele voldoening, de hoogte daarvan op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
4.3.
veroordeelt Emesa-Tréfileria SA en Industrias Galycas SA hoofdelijk, in voormelde zin, in de proceskosten van DB c.s., tot vandaag begroot op € 1.152,82,
4.4.
veroordeelt DB c.s. hoofdelijk, in voormelde zin, in de proceskosten van Nedri c.s., tot vandaag begroot op € 1.512,-, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na vandaag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van algehele voldoening,
4.5.
veroordeelt DB c.s. hoofdelijk, in voormelde zin, in de proceskosten van ArcelorMittal c.s., tot vandaag begroot op € 1.512,-,
4.6.
veroordeelt DB c.s. hoofdelijk, in voormelde zin, in de proceskosten van DWK en Saarstahl, tot vandaag begroot op € 1.512,-.
4.7.
veroordeelt DB c.s. hoofdelijk, in voormelde zin, in de voor DWK en Saarstahl na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat DB c.s. niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.8.
veroordeelt DB c.s. hoofdelijk, in voormelde zin, in de proceskosten van Fapricela, tot vandaag begroot op € 1.512,-,
4.9.
veroordeelt DB c.s. hoofdelijk, in voormelde zin, in de proceskosten van CB, tot vandaag begroot op € 1.060,-, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na vandaag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van algehele voldoening,
4.10.
verklaart de veroordelingen onder 4.3. tot en met 4.9. uitvoerbaar bij voorraad,
4.11.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de vrijwaringszaken
4.12.
verwijst de vrijwaringszaken naar de rol van
14 december 2016voor akte aan de zijde van alle partijen om zich uit te laten over de voortgang van de procedure,
4.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. I.M. Etman, B.R.M. de Bruijn en G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: GD