ECLI:NL:RBLIM:2016:9653

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
9 november 2016
Zaaknummer
5380855/AZ/16-342 09112016
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende medewerking aan re-integratie door werkneemster

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 november 2016 uitspraak gedaan over het verzoek van Asito Limburg Zuid B.V. tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werkneemster, die sinds 1 september 2015 in dienst was. De werkneemster was uitgevallen wegens medische klachten en had zich niet voldoende ingespannen om haar re-integratie te bevorderen. Ondanks meerdere aanpassingen aan het werkhervattingsplan, dat in overleg met haar en de bedrijfsarts was opgesteld, bleef de werkneemster kort na hervattingen afwezig wegens pijnklachten. Deskundigenoordelen van het UWV gaven aan dat de werkneemster onvoldoende meewerkte aan haar re-integratie en dat het aangeboden werk passend was. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever voldoende had gedaan om de re-integratie te faciliteren en dat de werkneemster ernstig verwijtbaar had gehandeld door niet mee te werken aan het re-integratietraject. Daarom werd de arbeidsovereenkomst ontbonden zonder toekenning van een transitievergoeding of billijke vergoeding, omdat de werkgever geen verwijt kon worden gemaakt. De proceskosten werden aan de werkneemster opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5380855 AZ VERZ 16-342
Beschikking van de kantonrechter van 9 november 2016.
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ASITO LIMBURG ZUID B.V.,
statutair gevestigd te Almelo, kantoor houdende te Eindhoven aan de Looyenbeemd 11,
verzoekster, verder te noemen Asito,
gemachtigde: mw. mr. M. Leidekker,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats verweerster] , [land verweerster] , aan de [adres verweerster] ,
verweerster, verder te noemen [verweerster] ,
gemachtigde: mw. mr. F. Bouyaghjdane.

1.De procedure

1.1.
Asito heeft op 8 september 2016 een verzoek met bijlagen ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek werd hierna bepaald op 13 oktober 2016, welke datum op verzoek van partijen nader werd bepaald op 26 oktober 2016.
1.3.
Op 19 oktober 2016 heeft Asito nog een productie ingediend en diezelfde datum heeft [verweerster] nog 9 meervoudige bijlagen ingediend. In de aanbiedingsbrief heeft [verweerster] meegedeeld dat zij bij gelegenheid van de mondelinge behandeling een tegenverzoek zal doen. Op 24 oktober 2016 heeft [verweerster] nog 2 bijlagen ingediend.
1.4.
Op 26 oktober 2016 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigden van partijen hebben over en weer de respectieve standpunten toegelicht, beide gemachtigden mede aan de hand van een overgelegde pleitnota. [verweerster] heeft nog een bijlage overgelegd.
1.5.
Hierna is beschikking bepaald, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op basis van de voormelde processtukken en hetgeen partijen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling over en weer naar voren hebben gebracht gaat de kantonrechter bij de beoordeling van de onderhavige zaak uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
2.2.
[verweerster] , geboren op [geboortedag] 1984, is op 1 september 2015 bij Asito voor onbepaalde tijd in dienst getreden in de functie van medewerkster algemeen schoonmaakonderhoud, voor 27,5 uur per week. Het laatstverdiende bruto uurloon bedroeg € 11,69 exclusief vakantiebijslag. [verweerster] verrichtte haar werkzaamheden in een gebouw van Zuyd Hogeschool te Sittard.
2.3.
Op 27 december 2015 is [verweerster] uitgevallen vanwege medische klachten.
2.4.
Op 8 januari 2016 heeft [verweerster] het spreekuur van de bedrijfsarts bezocht. De bedrijfsarts heeft hierna aan Asito bericht dat een probleemanalyse is opgemaakt en dat bij [verweerster] sprake is van een beperkingen voor haar eigen werk. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat [verweerster] zittend werk zou kunnen verrichten en dat [verweerster] met ingang van 1 februari 2016 zou kunnen starten met lichte werkzaamheden gedurende 1 uur per dag, dat die werkzaamheden wekelijks met een uur per dag uitgebreid kunnen worden en dat geleidelijk aan de zwaarte van het werk kan worden uitgebreid.
2.5.
Op 18 januari 2016 hebben Asito en [verweerster] een plan van aanpak opgemaakt en werd, in afwijking van het advies van de bedrijfsarts, afgesproken dat [verweerster] zou starten met 1 uur per dag en vervolgens wekelijks met een half uur zou uitbreiden in plaats van 1 uur.
2.6.
Op 5 februari 2016 heeft een telefonisch spreekuur plaatsgevonden. [verweerster] heeft meegedeeld dat zij twee maal heeft geprobeerd 1 uur te werken, maar dat dit niet is gelukt en dat ze door haar behandelaar is doorverwezen voor verder onderzoek.
2.7.
Op 26 februari 2016 heeft [verweerster] wederom het spreekuur van de bedrijfsarts bezocht. De bedrijfsarts heeft vervolgens geadviseerd dat zittend werk tot de mogelijkheden behoort en wat betreft eigen werk over drie weken te starten met licht werk gedurende 1 uur per dag en dit in een periode van acht weken wekelijks uitbreiden met ½ uur per dag tot dat de volledige werktijd is bereikt.
2.8.
[verweerster] heeft vervolgens twee weken lichte werkzaamheden verricht, maar heeft op 5 april 2016 te kennen gegeven dat het haar niet lukte om twee uur per dag te werken en heeft zich daarna volledig ziek gemeld wegens pijnklachten.
2.9.
Op 8 april 2016 heeft [verweerster] het spreekuur van de bedrijfsarts bezocht en heeft zij aangegeven dat de opbouw haar zwaar valt. Naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts heeft Asito het plan van aanpak bijgesteld.
2.10.
Op 18 april 2016 heeft [verweerster] meegedeeld dat zij zich niet aan het plan kon houden omdat dit te zwaar was. [verweerster] is daarna niet op het werk verschenen.
2.11.
Bij brief van 20 april 2016 heeft Asito [verweerster] opgeroepen om op maandag 25 april 2016 het aangepaste werk te gaan verrichten en heeft Asito [verweerster] gewaarschuwd dat de loondoorbetaling zou worden opgeschort als zij niet op het werk zou verschijnen. [verweerster] is niet op het werk verschenen. Asito heeft vervolgens per brief van 26 april 2016 aan [verweerster] meegedeeld dat de betaling van het loon werd stopgezet.
2.12.
[verweerster] heeft op 26 april 2016 telefonisch aan de bedrijfsarts meegedeeld dat sprake was van bijkomende medische klachten. Na overleg heeft Asito vervolgens het plan van aanpak wederom aangepast. [verweerster] is zich op het standpunt blijven stellen dat zij maximaal 1 uur per dag aangepast werk zou kunnen verrichten.
2.13.
[verweerster] heeft hierna een deskundigenoordeel van het UWV aangevraagd. Op 30 mei 2016 heeft het UWV geoordeeld dat Asito voldoende meewerkt aan de re-integratie van [verweerster] .
2.14.
[verweerster] en Asito hebben vervolgens op 7 juni 2016 gesproken over een aanpassing van het plan van aanpak. Op 12 juni 2016 heeft [verweerster] met het gewijzigde plan ingestemd. Op 13 juni 2016 heeft [verweerster] het aangepaste werk hervat, maar op 15 juni 2016 heeft zij zich weer afgemeld omdat zij het werk te zwaar vond.
2.15.
Op 1 juli 2016 heeft [verweerster] wederom het spreekuur van de bedrijfsarts bezocht. De bedrijfsarts was van oordeel dat [verweerster] het eerder geadviseerde aangepast werk zou kunnen verrichten. Asito heeft hierna met [verweerster] gesproken en haar gewaarschuwd dat Asito een deskundigenoordeel zou aanvragen en dat de uitkomst daarvan mogelijk zou leiden tot ontslag. Omdat [verweerster] niet hervatte heeft Asito een deskundigenoordeel aangevraagd. Op 9 augustus 2016 heeft het UWV een deskundigenoordeel gegeven inhoudende dat [verweerster] onvoldoende meewerkt aan haar re-integratie. Asito heeft [verweerster] vervolgens bij brief van 12 augustus 2016 in de gelegenheid gesteld het werk te hervatten, bij gebreke waarvan zij een ontbindingsprocedure zou starten.
2.16.
Asito en [verweerster] hebben hierna nogmaals met elkaar gesproken en dat heeft er toe geleid dat Asito [verweerster] andermaal in de gelegenheid heeft gesteld om met ingang van 22 augustus 2016 het aangepast werk te hervatten. [verweerster] heeft ook op 22 augustus 2016 het aangepast werk hervat, maar na 1 ½ uur heeft zij het werk wederom neergelegd.
2.17.
[verweerster] heeft hierna wederom een deskundigenoordeel van het UWV aangevraagd. Op 4 oktober 2016 heeft het UWV geoordeeld dat het door Asito aan [verweerster] aangeboden werk passend is.

3.Het verzoek

3.1.
Asito verzoekt thans de arbeidsovereenkomst met [verweerster] per direct te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, BW.
3.2.
Aan dit verzoek legt Asito ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd –
een zeer moeizaam re-integratie traject waarbij [verweerster] zich volstrekt onvoldoende heeft ingespannen om het re-integratietraject tot een succes te maken. Volgens Asito heeft [verweerster] zich vanaf haar ziekmelding structureel op het standpunt gesteld dat zij niet in staat was om aangepast werk te verrichten, althans dat het door de bedrijfsarts opgestelde hervattingsplan te zwaar voor haar was. Asito betwist dit omdat dit plan steeds in overleg met [verweerster] werd aangepast en daarbij rekening werd gehouden met de diagnoses van de behandelaars van [verweerster] . Asito is van mening dat zij er alles aan gedaan heeft om een re-integratie van [verweerster] te laten slagen en dat haar niets kan worden verweten. Asito verwijst in dat verband naar de deskundigenoordelen van het UWV. Asito is daarom van mening dat zij geen transitievergoeding aan [verweerster] verschuldigd is. Evenmin kan sprake zijn van een billijke vergoeding. [verweerster] kan immers een ernstig verwijt worden gemaakt. In elk geval is zij nalatig gebleven om aan haar re-integratieverplichtingen te voldoen.

4.Het verweer

4.1.
[verweerster] betwist dat zij onvoldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie. Zij heeft steeds gevolg gegeven aan de gemaakte afspraken. Zij heeft steeds geprobeerd om het aangepaste werk te verrichten, maar dat kon zij lichamelijk gewoonweg niet aan. Zij had te veel pijnklachten. Dat is overigens nog steeds het geval. Haar behandelaar heeft haar doorverwezen voor een CT-scan en hopelijk wordt dan de oorzaak van haar pijnklachten opgespoord. [verweerster] is van mening dat haar niets valt te verwijten. Een ontbinding van de arbeidsovereenkomst is derhalve prematuur. In geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst toch ontbindt, is [verweerster] van mening dat aan haar een transitievergoeding toekomt. Zij verricht de werkzaamheden op de school in Sittard sinds 15 maart 2004. Destijds in dienst van Hago BV. Die werkzaamheden zijn overgenomen door Asito. [verweerster] stelt daarom dat de dienstjaren bij Hago BV meetellen voor de berekening van de transitievergoeding. Aan haar komt derhalve een vergoeding toe van
€ 6.444,00 bruto. Voorts is [verweerster] van mening dat aan haar een billijke vergoeding dient te worden toegekend. Asito heeft haar medische klachten niet serieus genomen. Zij werd onder druk gezet om toch het aangepast werk te verrichten en Asito heeft ten onrechte de loondoorbetalingen opgeschort. [verweerster] verzoekt daarom om aan een billijke vergoeding toe te kennen.

5.De beoordeling

5.1.
[verweerster] is niet woonachtig in Nederland en verricht haar werkzaamheden gewoonlijk in Sittard, een plaats gelegen binnen het rechtsgebied van de rechtbank Limburg. Partijen zijn na het ontstaan van het geschil overeengekomen dat het ontbindingsverzoek ter beslissing aan de Nederlandse rechter zal worden voorgelegd. De kantonrechter acht zich op grond van artikel 23 van de Europese Verordening nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012, betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken bevoegd van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
5.2.
Het gaat in deze zaak als eerste om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [verweerster] een transitievergoeding en/of een billijke vergoeding dient te worden toegekend.
5.3.
Asito heeft als reden voor het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst aangevoerd dat sprake is van – kort gezegd – verwijtbaar handelen van [verweerster] door niet mee te werken aan het re-integratie traject. Volgens Asito kan daarom van haar redelijkerwijs niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.4.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [verweerster] ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte. Dit opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW echter niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van [verweerster] . Het verzoek is immers gebaseerd op het niet meewerken aan haar re-integratie en dat staat los van de ongeschiktheid wegens ziekte.
5.5.
Asito voert aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in het zonder deugdelijke grond door [verweerster] niet nakomen van – kort gezegd – haar re-integratieverplichtingen. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Asito in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. Asito heeft immers in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat [verweerster] haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Ondanks dat Asito op advies van de bedrijfsarts een gedetailleerd werkhervattingsplan had opgemaakt, welk plan op advies van de bedrijfsarts, meerdere keren werd bijgesteld en waarbij rekening werd gehouden met de bevindingen van de medisch behandelaar(s) van [verweerster] , terwijl het plan van aanpak en de bijstellingen daarvan steeds met [verweerster] werden besproken, is [verweerster] steeds kort na de pogingen tot hervatting afgehaakt met als reden dat zij het aangepast werk te zwaar vond. Mede speelt een rol dat uit de deskundigenoordelen van het UWV blijkt dat [verweerster] niet meewerkt aan haar re-integratie en dat Asito voldoende meewerkt aan de re-integratie alsmede dat het door Asito aan [verweerster] aangeboden werk passend is. [verweerster] beroept zich in dit verband wel op diverse stukken waaruit volgt dat medisch bij haar een en ander niet in orde is en nader medisch onderzoek noodzakelijk is, maar dat is in dit geval niet het punt waarom het gaat. Het verwijt dat Asito [verweerster] maakt betreft immers niet dat zij niet ziek zou zijn maar dat zij niet meewerkt aan haar re-integratie en passend werk weigert. [verweerster] heeft geen stukken van bijvoorbeeld een arbeidsdeskundige overgelegd waaruit blijkt dat het door Asito aan haar aangeboden werk niet passend zou zijn, dan wel dat, gelet op haar medische beperkingen, de duur en de frequentie van de door haar te verrichten aangepaste werkzaamheden, niet passend zouden zijn. Dat brengt met zich mee dat er voor de kantonrechter geen reden is om te twijfelen aan de bevindingen van de bedrijfsarts en de deskundige van het UWV.
5.6.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Asito zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel b, BW zal worden ontbonden met ingang van heden. Voor het toekennen van een vergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW (transitievergoeding) ziet de kantonrechter geen aanleiding nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] .
5.7.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Asito. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
5.8.
Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft Asito geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerster] , omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van heden;
6.2.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Asito tot en met vandaag vaststelt op € 616,00, te weten:
griffierecht € 116,00
salaris gemachtigde € 500,00 (2 x tarief € 250,00).
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A.J. van Leeuwen, en in het openbaar uitgesproken.
type: FL
coll: