ECLI:NL:RBLIM:2016:9625

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
C/03/226624 / KG ZA 16-505
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming na ontbinding van koopovereenkomst met betrekking tot onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 november 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en twee gedaagden. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.G. Nijssen, vorderde de ontruiming van een woning in [woonplaats 2] na de ontbinding van een koopovereenkomst. De gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.H. Dierx, bewoonden de woning zonder recht of titel na de ontbinding van de koopovereenkomst op 13 augustus 2016. De eiser had de koopovereenkomst ontbonden omdat de gedaagden de overeengekomen koopsom niet hadden betaald en de woning niet hadden afgenomen. De eiser vorderde dat de gedaagden de woning binnen 12 weken na betekening van het vonnis zouden ontruimen en dat zij een contractuele boete van € 1.500,00 per week zouden betalen voor elke week dat zij in gebreke bleven met de ontruiming. De gedaagden voerden geen inhoudelijk verweer tegen de ontbinding van de koopovereenkomst, maar stelden dat zij bereid waren de koopsom alsnog te betalen en dat 12 weken voldoende tijd zou zijn om dit te regelen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, omdat de gedaagden zonder recht of titel de woning bewoonden. De rechter veroordeelde de gedaagden tot ontruiming van de woning en tot betaling van de contractuele schadevergoeding aan de eiser. Tevens werden de gedaagden veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/226624 / KG ZA 16-505
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. M.C.G. Nijssen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. L.H. Dierx.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 oktober 2016, met producties,
  • de mondelinge behandeling van 24 oktober 2016, met de pleitnota van [eiser] en de pleitnota van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is krachtens akte van toedeling, eigenaar geworden van de woning staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , nadat zijn echtgenote, de erflater, op 6 maart 2014 is overleden.
2.2.
De (voormalige) vruchtgebruikster, de tweede echtgenote van de vader van de echtgenote van [eiser] , die op 27 oktober 2014 is overleden, heeft een deel van de woning (nr. [X] ) verhuurd; eerst aan [gedaagden] en later aan International Car Im-Export B.V. (hierna: de BV). De BV huurde ten behoeve van [gedaagden] , zijn echtgenote en minderjarige zoon. [gedaagden] en de zijnen bewonen de woning te [woonplaats 2] nog altijd.
2.3.
De BV is gefailleerd op 16 september 2014 en de curator heeft de huurovereenkomst opgezegd per 1 mei 2015.
2.4.
[eiser] en [gedaagden] zijn overeengekomen dat [gedaagden] de gehele woning (nrs. [Y] en [X] ) met alle annexen en grond koopt. De koopakte is op 7 augustus 2015 ondertekend. De feitelijke levering heeft op 1 mei 2015 plaatsgevonden. De juridische levering is in de koopakte voorzien voor 13 augustus 2016. Er is voorts afgesproken dat [gedaagden] met zijn gezin tot de leveringsdatum om-niet in de woning kan verblijven. Partijen hebben uitdrukkelijk het bestaan van een huurrelatie in de periode 1 mei 2015 tot 13 augustus 2016 uitgesloten. Er is geen boeteclausule opgenomen in de koopakte voor het geval de levering niet zou plaatsvinden en [gedaagden] het pand niet afneemt.
2.5.
De woning is op 13 augustus 2016 niet afgenomen. [gedaagden] heeft de overeengekomen koopsom niet betaald. [eiser] heeft [gedaagden] gesommeerd alsnog af te nemen uiterlijk 25 augustus 2015. Dit is niet gedaan. De koopovereenkomst is daarop van de zijde van [eiser] ontbonden.
2.6.
[eiser] heeft [gedaagden] gesommeerd de woning te verlaten per 1 oktober 2015. [gedaagden] en zijn gezin hebben hieraan geen gehoor gegeven.
2.7.
[eiser] wenst de woning thans te verkopen, bij voorkeur aan een derde. [eiser] verwacht niet dat [gedaagden] de woning nog zal (kunnen) kopen. [eiser] wil dat [gedaagden] en zijn gezin de woning ontruimen, zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 12 weken, tenzij in die tijdspanne komt vast te staan dat [gedaagden] de koopsom kan financieren en zal kunnen afnemen en (al doende) een nieuwe koopovereenkomst tot stand kan komen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na ter zitting met instemming van de wederpartij de vordering op het punt van de ontruimingstermijn te hebben aangepast – zakelijk weergegeven
  • de ontruiming van de woning [adres] te [woonplaats 2] door [gedaagden] en zijn gezin binnen 12 weken na betekening van dit vonnis en oplevering in de staat waarin deze zich bevond op 1 mei 2015,
  • voor iedere week vanaf 1 oktober 2015 de contractuele boete (gedaagde sub1), althans een dwangsom ter hoogte van € 1.500,00 (beide gedaagden), te betalen tot de datum van ontruiming,
  • veroordeling van [gedaagden] in de (na)kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] legt, kort gezegd, aan de vordering ten grondslag dat de koopovereenkomst door hem rechtsgeldig is ontbonden en dat sinds dat moment [gedaagden] zonder recht of titel de woning bewoont.
Hij stelt spoedeisend belang bij en recht op de gevorderde maatregel te hebben.
3.3.
[gedaagden] voert geen inhoudelijk verweer terzake de ontbinding van de koopovereenkomst en de daaraan te verbinden gevolgen.
Ter zitting is daarentegen wel gesteld dat [gedaagden] bereid is en in staat is alsnog de eerder overeengekomen koopsom te betalen en de woning aan de [adres] met annexen en grond te kopen. Tevens is gesteld dat 12 weken voldoende zouden moeten zijn om het allemaal te regelen en een nieuwe koopakte overeen te komen. [gedaagden] vindt dan ook dat er geen spoedeisend belang is. [gedaagden] geeft aan dat eiser bovendien geen schade heeft geleden, omdat [gedaagden] de inboedel wel al van eiser heeft overgenomen voor een bedrag dat de waarde daarvan te boven gaat.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
Vast staat dat [gedaagden] sinds de ontbinding van de koopovereenkomst zonder recht of titel de woning bewoont. [eiser] wordt door de handelwijze van [gedaagden] belemmerd in het vrij beschikken over zijn eigendom. Dit handelen is onrechtmatig jegens [eiser] en leidt en/of zal leiden tot schade. Dat [gedaagden] een nevenovereenkomst inzake de overname van de antieke meubels wel is nagekomen, doet daar niet aan af.
4.3.
Omdat [gedaagden] verder geen materieel verweer heeft gevoerd, ligt de vordering tot ontruiming zonder meer voor toewijzing gereed.
4.4.
[gedaagden] heeft ook geen verweer gevoerd tegen de stelling van [eiser] dat de ontbonden koopovereenkomst nawerking heeft. De vordering dat vanaf 1 oktober 2015 tot aan de datum van ontruiming wekelijks de contractueel overeengekomen boete van € 1.500 euro verschuldigd is ex artikel 13 lid 2 koopovereenkomst, is niet betwist en kan daarom worden toegewezen. Beoordeling van de subsidiair gevorderde dwangsom is niet meer aan de orde.
4.5.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gesteld partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] . Deze worden begroot op:
  • exploot van dagvaarding € 98,02
  • griffierecht € 288,00
  • salaris advocaat
totaal € 1.202,02.
De rente en nakosten zullen worden toegewezen als in het dictum.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden om binnen 12 weken na betekening van dit vonnis eiser in het vrije bezit te stellen van de onroerende zaak gelegen te [woonplaats 2] , kadastraal bekend gemeente Wittem, sectie [kadasternummer] aan de [adres] te [woonplaats 2] , door de onroerende zaak geheel ontruimd aan eiser op te leveren en in de staat waarin gedaagde sub 1 het verkochte bij feitelijke levering op 1 mei 2015 heeft aanvaard,
5.2.
veroordeelt gedaagde sub 1 met ingang van 1 oktober 2015 aan eiser de contractueel overeengekomen schadevergoeding te betalen van € 1.500,- per week voor elke week dat gedaagde sub 1 vanaf 1 oktober 2015 tot en met de datum van algehele ontruiming in gebreke is met het aan eiser in het vrij bezit te stellen van de onroerende zaak gelegen te [woonplaats 2] , kadastraal bekend gemeente Wittem, sectie [kadasternummer] aan de [adres] te [woonplaats 2] , door de onroerende zaak geheel ontruimd aan eiser op te leveren en in de staat waarin gedaagde sub 1 het verkochte bij feitelijke levering op 1 mei 2015 heeft aanvaard,
5.3.
veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding aan de zijde van eiser begroot op € 1.202,02, vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf acht dagen na betekening van dit vonnis, indien niet betaald wordt, tot aan de dag der algehele betaling, en vermeerderd met de nakosten ad € 131,-, indien wel aanschrijving maar geen betekening van dit vonnis plaatsvindt, en met €199,-, indien wel betekening plaatsvindt,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB