3.3Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vrijspraakoverweging ten aanzien van witwassen van een Mercedes
Onder feit 1 wordt verdachte onder meer verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een Mercedes.
Ten aanzien van de Mercedes heeft de rechtbank geconstateerd dat uit het dossier niet blijkt dat de betreffende Mercedes onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Het strafdossier bevat immers geen aangifte van diefstal of verduistering van de Mercedes dan wel aanwijzingen daartoe.
Rest de vraag of de Mercedes wellicht middellijk uit enig misdrijf afkomstig is; dat wil zeggen dat de Mercedes betaald zou zijn met geld dat (middellijk of onmiddellijk) afkomstig is van een misdrijf. In het onderhavige dossier zijn geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit blijkt dat de Mercedes daadwerkelijk is betaald. De Mercedes heeft van 29 april 2015 tot 29 juni 2015 op naam van [R.P.] gestaan. [R.P.] verklaart dat hij de auto heeft verkocht, dat hij de auto en de papieren mee heeft gegeven en dat de auto na de vakantie zou worden betaald. Hoewel deze handelwijze naar het oordeel van de rechtbank erg ongebruikelijk is, zijn er geen bewijsmiddelen voorhanden die het tegendeel bewijzen. Op grond daarvan is niet vast te stellen óf en hoe de Mercedes is gefinancierd en kan derhalve niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de Mercedes middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een Mercedes. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.
Ten aanzien van witwassen van een geldbedrag ad € 28.810
Verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 7] , [verbalisant 1] , [verbalisant 8] , [verbalisant 9] , [verbalisant 10] , [R.P.] ,
[verbalisant 11] en [verbalisant 3] relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
[naam verdachte] is wonende te [adresgegevens verdachte] . Op 17 juli 2015 zagen wij dat de Mercedes, voorzien van het kenteken [kentekennummer] , voor de deur van de woning van [naam verdachte] werd geparkeerd. Wij zagen dat er meerdere koffers in de kofferbak van de Mercedes, voorzien van het kenteken [kentekennummer] , werden geladen. Wij zagen dat de Mercedes de [adres 1] uitreed. Vervolgens zagen wij dat de Mercedes aan het einde van de [adres 2] tot stilstand kwam en dat de bestuurder van de Mercedes uitstapte. Wij herkenden de bestuurder ambtshalve als [naam verdachte] . Wij deelden hem mede dat hij was aangehouden. Bij de veiligheidsfouillering werd een aanzienlijk geldbedrag aangetroffen in de broekzak van [naam verdachte] .
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 17 juli 2015 werden onder [naam verdachte] de volgende gelden inbeslaggenomen:
- 2 x biljet van € 5,00 = € 10,00
- 7 x biljet van € 10,00 = € 70,00
- 49 x biljet van € 20,00 = € 980,00
- 49 x biljet van € 50,00 = € 2.450,00
- 69 x biljet van € 100,00 = € 6.900,00
- 2 x biljet van € 200,00 = € 400,00
- 27 x biljet van € 500,00 = € 13.500,00
Op 17 juli 2015 werden de volgende gelden inbeslaggenomen, aangetroffen in het dashboardkastje van de Mercedes, kenteken [kentekennummer] :
- 8 x biljet van € 500,00 = € 4.000,00
- 10 x biljet van € 50,00 = € 500,00
Verdachte verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Bij de aanhouding zaten mijn broertje, echtgenote en kinderen in de auto. Ik stopte om afscheid te nemen van mijn tweeling. Die zou later, met het vliegtuig, ook naar Turkije komen.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Uit gegevens van de belastingdienst vanaf 1 januari 2012 bleek dat [naam verdachte] en zijn echtgenote nauwelijks legale inkomens hebben gegenereerd. Zij ontvangen wel toeslagen. Op de bankrekening van [naam verdachte] over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 augustus 2015 is te zien dat hij de volgende inkomstenbronnen heeft; restitutie inkomstenbelasting, huurtoeslag, zorgtoeslag, KIT/KGB en kinderbijslag. Vanaf de bankrekening worden kosten betaald zoals energiekosten, woninghuur, zorgverzekering, gemeentelijke belastingen, kinderopvang en overige kleine uitgaven. Er zijn nauwelijks uitgaven voor levensonderhoud. Het geldbedrag van € 28.810,00 kan niet gespaard zijn uit legale middelen. De Belastingdienst heeft de volgende loongegevens van [naam verdachte] aangeleverd over de periode 2012 tot en met 2015.
Jaar
Werkgever
Netto loon
2015
p.m.
p.m.
2014
[werkgever 1]
€ 10.132,00
2013
[werkgever 1]
€ 10.491,00
2012
[werkgever 1] / [werkgever 2] / [werkgever 3] [werkgever 4]
€ 7.668,00
Overweging
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op weg was naar Turkije met € 28.810,00 aan contant geld in verschillende coupures, waaronder grote coupures van € 100,00, € 200,00 en € 500,00.
Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen valt geen rechtstreeks verband te leggen tussen deze gelden en een bepaald misdrijf. In een dergelijk geval kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
De herkomst van het geld kan niet worden verklaard met gegevens uit legaal inkomen. Verdachte heeft immers vanaf 2012 een gemiddeld netto-jaarinkomen van € 9.500,00 gegeneerd, hetgeen – rekening houdend met vaste lasten en levensonderhoud van het gezin – niet kan leiden tot een bedrag van € 28.810,00 aan spaargeld in 2015. Weliswaar heeft de raadsman ter terechtzitting stukken overgelegd die aantonen dat verdachte meer legaal inkomen heeft genoten dan bekend is bij de Belastingdienst, echter is dat inkomen nog steeds ontoereikend voor het bij verdachte aangetroffen bedrag.
Gelet op het bovenstaande en op de omstandigheden dat verdachte een groot geldbedrag naar het buitenland wilde vervoeren, hij hierbij geen gebruik maakt van gangbaar financieel verkeer, het fysiek vervoeren van grote geldbedragen een aanzienlijk veiligheidsrisico meebrengt en criminaliteit veelal gepaard gaat met grote hoeveelheden contant geld in diverse, vaak ook grote coupures van € 500,00, die in het normale betalingsverkeer een zeldzaamheid zijn, is de rechtbank van oordeel dat meerdere typologieën van witwassen op de onderhavige zaak van toepassing zijn, op basis waarvan zonder meer een vermoeden van witwassen jegens de verdachte is gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het vermoeden van witwassen en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk is aan te merken.
Over de herkomst van het geld in zijn broekzak, te weten € 24.310,00, heeft verdachte eerst in een laat stadium van het onderzoek een verklaring afgelegd die de herkomst van het geldbedrag zou moeten verklaren. Hij heeft verklaard dat het geld afkomstig is van een geldlening van [D.R.] en de verkoop van een auto, te weten een BMW met kenteken [kenteken] . De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. Zij overweegt hiertoe het volgende.
[D.R.] , een man met een modaal inkomen, zou zijn spaargeld van € 15.000,00 – hetgeen hij in 27 jaar zou hebben gespaard – zonder renteregeling geleend hebben aan een persoon, zijnde verdachte, die hij naar eigen zeggen niet zo goed kent. Bovendien heeft [D.R.] verklaard dat hij het bedrag in biljetten van € 50,00 aan verdachte heeft geleend (aldus 300 biljetten) en zijn bij verdachte, vijf dagen na het afsluiten van de gestelde geldleenovereenkomst, slechts 49 biljetten van € 50,00 aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte de koop en verkoop van de BMW niet met stukken onderbouwd en blijkt uit het strafdossier dat verdachte niet voldoende legaal vermogen had om in november 2014 – het moment van tenaamstelling – een BMW te kopen van meer dan € 9.500,00, aannemende dat verdachte de auto gekocht heeft voor een hoger bedrag dan waarvoor hij hem in juni 2015 heeft verkocht. De opmerking van de raadsman van verdachte dat verdachte in de voorafgaande jaren vaker auto’s kocht en weer verkocht en uit dien hoofde beschikte over geld voor de aanschaf, is op geen enkele wijze onderbouwd.
Over het geldbedrag dat is aangetroffen in het dashboardkastje van de Mercedes, te weten € 4.500,00, heeft verdachte verklaard dat dit niet aan hem toebehoort. Deze verklaring acht de rechtbank evenmin aannemelijk. Het geld was aanwezig in het dashboardkastje van de auto die verdachte op moment van aanhouding bestuurde. Voorts hebben de broer van verdachte en degene op wiens naam de auto stond, [A.D.] , verklaard niets van eigendom in de Mercedes te hebben gehad. Weliswaar hebben laatstgenoemden in een later stadium elk gesteld dat het geld van hen is, maar de rechtbank gelooft dit niet. [A.D.] heeft die stelling ook later weer ingetrokken en de broer van verdachte is niet consistent in zijn verklaringen. Tot slot bestond het geldbedrag in het dasboardkastje uit vergelijkbare (grote) coupures als het geldbedrag dat verdachte in zijn broekzak had.
Nu de verklaring die verdachte heeft gegeven over de herkomst van het geld als niet aannemelijk terzijde moet worden gelegd, is er naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit ook wist. Het (subsidiaire) standpunt van de verdediging dat de nadere motiveringseisen uit de rechtspraak van de Hoge Raad over het voorhanden hebben van onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige goederen van toepassing zijn, kan niet worden gevolgd. Uit het dossier blijkt niet dat het betrokken geldbedrag onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig zou zijn geweest. Door of namens de verdachte is dit standpunt ook niet geconcretiseerd. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 28.810,00.
Verboden wapen- en munitiebezit
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een revolver en vijf patronen .38 special van categorie II voorhanden heeft gehad, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5];
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie.
De rechtbank overweegt dat niet gebleken is dat verdachte negen patronen van categorie II voorhanden heeft gehad. Vier van de negen aangetroffen patronen betreffen immers geen expanderende munitie, waardoor zij niet in categorie II kunnen worden ondergebracht.