Uitspraak
1.Het procesverloop
2.2. De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten van partijen ter zitting
5.De beoordeling
6.De beslissing
's-Hertogenbosch
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 november 2016 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [X] te beëindigen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vertegenwoordiger van de Raad en de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig waren. De moeder heeft het gezag over [X] sinds de ondertoezichtstelling die op 18 juni 2013 is uitgesproken. Sinds 16 oktober 2013 is [X] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst en verblijft momenteel bij Rubicon te Horn.
De Raad heeft verzocht om beëindiging van het gezag van de moeder, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [X] en de problematische gezinsomstandigheden. De moeder heeft echter aangegeven dat zij zich niet verzet tegen de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [X], maar ziet een beëindiging van het gezag als een straf. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel er sprake is van een situatie waarin beëindiging van het gezag passend zou zijn, het belang van de minderjarige leidend is. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel de Raad als de GI geen concrete bezwaren hebben tegen de wijze waarop de moeder het gezag uitoefent en dat de relatie tussen de moeder en [X] goed is. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de Raad afgewezen.
De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van kinderrechters, waarbij de rechtbank het belang van de minderjarige vooropstelt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het niet in het belang van [X] is om het gezag te beëindigen, en heeft het verzoek van de Raad afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.