Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het door deze rechtbank op 25 maart 2015 tussen Lahoij en de curator bij verstek gewezen vonnis met kenmerk 201467 / HA ZA 15-51,
- de verzetdagvaarding van 11 mei 2015 (aan te merken als de conclusie van antwoord),
- het exploot ingevolge artikel 126 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering,
- de rolbeslissing van 17 juni 2015 waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
- het proces-verbaal van de comparitie gehouden op 26 augustus 2015,
- de akte van [eiser, gedaagde in het verzet] ,
- de akte van de curator.
2.De feiten
(€ 113.445,00). Het recht van hypotheek is gevestigd op het pand aan de [adres] , dat in november 2001 in drie appartementsrechten is gesplitst. Tot het vermogen van [naam bedrijf] behoort thans nog de in staat van ruwbouw verkerende bovenwoning (hierna: de onroerende zaak) waarvan de waarde in opdracht van de curator in augustus 2012 is getaxeerd op € 50.000,00. In de hypotheekakte is bepaald dat bij faillissement van de hypotheekgever de geldlening direct en volledig opeisbaar is.
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 1.130,00(2.5 punt in tarief II)