In deze zaak heeft de kantonrechter op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een werknemer van City Tax Kerkrade B.V., en zijn werkgever. De werknemer vorderde loondoorbetaling na een ontslag op staande voet dat hij betwistte. De werknemer was sinds 7 november 2011 in dienst bij City en had een conflict over gewerkte en uitbetaalde uren. Na een reeks van e-mailcorrespondentie over zijn werkuren, werd hij op 5 december 2015 ontslagen wegens werkweigering. De werknemer stelde dat het ontslag onterecht was en dat de arbeidsovereenkomst voortduurde. Hij vorderde onder andere zijn loon en toelating tot het werk.
De kantonrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de werknemer in een bodemprocedure gelijk zou krijgen. De rechter vond dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, omdat de werkgever niet adequaat had gereageerd op de verzoeken van de werknemer en er geen dringende reden was voor het ontslag. De rechter wees de vorderingen van de werknemer toe, met uitzondering van een deel dat onvoldoende was gespecificeerd. City werd veroordeeld tot betaling van het loon, het toelaten van de werknemer tot het werk en de proceskosten. De dwangsom voor het niet naleven van de veroordeling werd gemaximeerd tot € 10.000,00.