3.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
[slachtoffer] heeft op 30 juni 2016 aangifte gedaan van een poging doodslag, gepleegd op
28 juni 2016 door verdachte. Aangever heeft verklaard dat verdachte op die datum enkele malen met een personenauto op hem is ingereden, terwijl aangever op het fietspad van de Rijksweg-Zuid te Geleen fietste. Hierbij werd de fiets van aangever aan de achterzijde geraakt, met als gevolg dat aangever werd gelanceerd. Aangever had enorm veel pijn toen hij met zijn rug op straat terecht kwam en dacht dat hij door de val invalide was geworden.
Aangever had ten gevolge van de val verwondingen aan zijn linkerhand, zijn linker onderbeen en zijn kont. Daarnaast had aangever ten tijde van de aangifte veel pijn aan zijn rug.Uit de geneeskundige verklaring d.d. 22 juli 2016 blijkt dat aangever enkele kleine oppervlakkige wonden op de linkerhandpalm had.Verbalisant [H.] heeft op 29 juni 2016 foto’s van de handen en linkerenkel van aangever genomen. Op deze foto’s zijn zowel verschillende wondjes aan de binnenzijde van de linkerhand alsmede schaafwonden en een vleeswond op de linkerenkel zichtbaar.
De getuige [getuige 1] heeft op 29 juni 2016 bij de politie een verklaring afgelegd. De getuige heeft verklaard dat zij op dinsdag 28 juni 2016 omstreeks 14:34 uur met haar auto geparkeerd stond op de Rijksweg-Zuid te Geleen. De getuige zat in haar auto en stond geparkeerd in een van de parkeervakken langs de weg. Toen zij opkeek, zag zij dat een man met een fiets door de lucht vloog. Zij zag dat de man en de fiets haar auto raakten aan de rechtervoorzijde. De getuige zag voorts dat heel kort achter de fietser een auto reed. Deze auto reed tegen het verkeer in op het fietspad, achter de fietser aan. De getuige heeft voorts verklaard dat zij zag dat de auto de fiets een stukje meesleurde. De auto reed met zeer hoge snelheid. De getuige hoorde dit aan het motorgeluid en merkte dit aan de snelheid waarmee het voertuig haar passeerde. In het passeren raakte de betreffende auto de auto van de getuige, waarbij de getuige een hard geschraap hoorde.
De getuige [getuige 2] heeft op 28 juni 2016 bij de politie eveneens een verklaring afgelegd. Op 28 juni 2016, omstreeks 14:00 uur, stond hij in zijn winkel gelegen aan de Rijksweg-Zuid te Geleen. Op een gegeven moment hoorde hij een klap. De getuige zag een donkere Fiat over het trottoir/fietspad rijden, aan de linkerzijde van de weg. De bestuurder van de zwarte Fiat reed met hoge snelheid weg over de linker rijbaan, tegen het verkeer in.
De getuige [getuige 3] heeft op 11 juli 2016 bij de politie verklaard dat hij op 28 juni 2016, in de middag, over de Rijksweg in Geleen reed, komende uit de richting van Sittard. Ter hoogte van de Cityflat zag de getuige plotseling een auto die hem met een hoge snelheid tegenmoet kwam rijden uit de tegenovergestelde richting, dus niet in zijn eigen rijrichting. Deze automobilist reed tegen het verkeer in. De getuige zag niet waar deze auto opeens vandaan kwam. De getuige moest hard remmen om een frontale botsing met deze auto te voorkomen. Het betrof een kleine auto waarvan de voorruit was ingedeukt. Het viel de getuige op dat de bestuurder van de auto een zeer verontwaardigde blik in zijn ogen had. Zijn ogen leken wel zo groot als euromunten. De gedragingen van deze bestuurder wekten bij de getuige de indruk dat hij aan het vluchten was.
Verdachte is op 28 juni 2016 door de politie aangehouden. Verdachte heeft tegenover de politie om omstreeks 18:30 uur, enkele uren na de aanrijding, het volgende verklaard:
‘Ik heb hem aangereden. Ik ben daarbij de stoep opgereden. Ik heb ballen he, ja ik kom er gewoon voor uit.’Omstreeks 19:45 uur verklaarde verdachte tegenover de politie dat hij na een steekincident in de auto was gesprongen en [slachtoffer] omver had gereden.
Het voertuig waar verdachte in reed op het moment van de aanrijding werd op 28 juni 2016 aangetroffen in Sittard. Het voertuig betreft een zwarte Fiat Punto. Het voertuig was afgesloten en rondom beschadigd. Op de foto’s is te zien dat de voorruit van de auto, de zijspiegel en de voorbumper zijn beschadigd.
Op diezelfde dag werd op de Rijksweg-Zuid te Geleen een zwaar beschadigde fiets aangetroffen. Deze fiets bleek eigendom te zijn van aangever.Deze fiets heeft schade aan het stuur en aan de gehele achterzijde. Op de foto’s is te zien dat het achterwiel van de fiets deels is afgebroken en de achterzijde van de fiets grotendeels is beschadigd.
Ter terechtzitting zijn de camerabeelden van de aanrijding getoond. Op deze camerabeelden heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte in een auto met een aanzienlijke snelheid op het fietspad rijdt. Voorts heeft de rechtbank waargenomen dat [slachtoffer] op het fietspad fietst. Hij fietst voor de auto en probeert hard weg te fietsen. Daarbij beweegt [slachtoffer] van de linkerzijde van het fietspad naar de rechterzijde. Vervolgens is te zien dat verdachte met zijn auto op [slachtoffer] inrijdt, met als gevolg dat de fiets en de fietser met kracht door de lucht worden geslingerd. De rechtbank heeft voorts waargenomen dat uit de camerabeelden niet blijkt dat er op het moment van de aanrijding op het gedeelte van de weg dat kan worden waargenomen een file stond.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 28 juni 2016, voorafgaand aan de aanrijding, door [slachtoffer] met een mes in zijn borststreek is gestoken. Verdachte raakte in paniek en wilde zo snel mogelijk naar het ziekenhuis, omdat hij dacht dat hij doodging. Toen hij zag dat er een file stond op de weg naar het ziekenhuis, besloot hij tegen het verkeer in over het fietspad te rijden. Toen hij op het fietspad reed heeft verdachte een fietser aangereden. Omdat verdachte op dit moment in paniek was naar aanleiding van de steekwond, is hij niet gestopt maar doorgereden naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis zag hij pas dat de fietser die hij had aangereden [slachtoffer] betrof. Over zijn uitlatingen tegenover de verbalisanten op 28 juni 2016 heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op dat moment zeer emotioneel was en dat wat hij toen heeft geroepen uit zijn verband is gerukt.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is duidelijk geworden dat verdachte kwaad was op [slachtoffer] , omdat deze hem bij een ruzie kort voor de aanrijding met een mes in zijn borststreek had gestoken.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak voor poging tot doodslag vereist is het (voorwaardelijk) opzet om de ander van het leven te beroven. Voorts dient dit opzet zich te hebben geopenbaard in een begin van uitvoering van een handeling die, indien voltooid, tot de dood zou hebben geleid. Een gedraging kan gelden als begin van uitvoering als die gedraging naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van dat misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van verdachte hieraan voldoet. Verdachte is met de auto op een zwakkere verkeersdeelnemer afgereden. Hij is met zijn auto bewust het fietspad opgereden, terwijl [slachtoffer] daar fietste. Ten gevolge van de aanrijding is [slachtoffer] ten val gekomen. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij met zijn auto over het fietspad reed omdat hij zo snel mogelijk naar het ziekenhuis wilde, op deze manier een file wilde vermijden en niet wist dat [slachtoffer] op het fietspad fietste, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Deze lezing van gebeurtenissen wordt op geen enkele wijze ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Zo is op de camerabeelden geen file zichtbaar. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte kort na de aanrijding tegenover de verbalisanten in het ziekenhuis heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft aangereden en daartoe de stoep is opgereden. De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaring van verdachte te twijfelen, temeer nu verdachte op een later moment die dag tegenover verbalisanten een verklaring met dezelfde strekking heeft afgelegd, inhoudende dat hij na het steekincident in de auto is gesprongen en [slachtoffer] omver heeft gereden. Daar komt bij dat op de beelden duidelijk is te zien dat [slachtoffer] voor de auto van de linkerzijde naar de rechterzijde van het fietspad fietst zodat hij duidelijk zichtbaar was voor verdachte waarop verdachte, zonder te remmen, op [slachtoffer] inrijdt zonder enige noodzaak daartoe nu het fietspad breed genoeg was om [slachtoffer] op zijn fiets te ontwijken.
Ook al is het niet mogelijk de exacte snelheid van de auto op het moment van de aanrijding vast te stellen, dit staat er naar het oordeel van de rechtbank niet aan in de weg dat kan worden bewezen dat verdachte met een aanzienlijke snelheid op [slachtoffer] is ingereden. Dit leidt de rechtbank af uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , de schade aan de auto en aan de fiets en uit de camerabeelden, waarop te zien is dat de fietser zeer snel trappend voor de auto van verdachte uit fietst en dat zowel de fietser als de fiets naar aanleiding van de aanrijding door de lucht worden geslingerd. De – voor een dergelijke aanrijding – geringe verwondingen aan de zijde van het slachtoffer ziet de rechtbank als toeval en niet als een omstandigheid die aan verdachte te danken is.
De kans dat een fietser bij een aanrijding met een auto met aanzienlijke snelheid dodelijk letsel oploopt is een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Verondersteld mag worden dat ook bij verdachte ten tijde van het toerijden op [slachtoffer] de wetenschap bestond van de aanmerkelijke kans dat zulk een gevolg kan intreden. Door desondanks te handelen zoals hiervoor omschreven, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] dodelijk letsel zou toebrengen. Verdachte heeft die kans op de koop toegenomen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Samen met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van de tenlastegelegde feiten onder 2 en 3 dient te worden vrijgesproken, nu in de tenlastelegging de pleegdata ontbreken. Gelet hierop kunnen de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten niet bewezen worden verklaard.