ECLI:NL:RBLIM:2016:9246

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
26 oktober 2016
Zaaknummer
03/700331-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een auto op een fietser

Op 26 oktober 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 juni 2016, waarbij de verdachte met een auto op een fietser inreed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte kwaad was op het slachtoffer, omdat deze hem eerder die dag met een mes had gestoken. De verdachte reed met hoge snelheid over het fietspad en heeft de fietser aangereden, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde met de bedoeling het slachtoffer van het leven te beroven, en dat zijn gedrag voldeed aan de criteria voor poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij de omstandigheden van de zaak, de ernst van het feit en het gevaar voor de openbare veiligheid zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. Daarnaast werd een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700331-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 oktober 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats en datum] ,
wonende te [adres verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 oktober 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feiten 2 en 3:na het veroorzaken van een verkeersongeval de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of moest vermoeden dat aan een ander schade was toegebracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de aangifte van
[slachtoffer] en de camerabeelden, welke ter terechtzitting zijn getoond.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 is de officier van justitie van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu bij verdachte het opzet ontbreekt. De handeling van verdachte is naar het oordeel van de raadsman te kwalificeren als een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat de kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden naar aanleiding van het handelen van verdachte niet aanmerkelijk is.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu de schade aan de auto’s niet kan worden vastgesteld. Daarnaast kan niet bewezen worden dat verdachte enige schade aan deze auto’s heeft toegebracht. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ten aanzien van deze feiten dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu sprake was van overmacht in de vorm van een noodtoestand.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1
[slachtoffer] heeft op 30 juni 2016 aangifte gedaan van een poging doodslag, gepleegd op
28 juni 2016 door verdachte. Aangever heeft verklaard dat verdachte op die datum enkele malen met een personenauto op hem is ingereden, terwijl aangever op het fietspad van de Rijksweg-Zuid te Geleen fietste. Hierbij werd de fiets van aangever aan de achterzijde geraakt, met als gevolg dat aangever werd gelanceerd. Aangever had enorm veel pijn toen hij met zijn rug op straat terecht kwam en dacht dat hij door de val invalide was geworden. [2]
Aangever had ten gevolge van de val verwondingen aan zijn linkerhand, zijn linker onderbeen en zijn kont. Daarnaast had aangever ten tijde van de aangifte veel pijn aan zijn rug. [3] Uit de geneeskundige verklaring d.d. 22 juli 2016 blijkt dat aangever enkele kleine oppervlakkige wonden op de linkerhandpalm had. [4] Verbalisant [H.] heeft op 29 juni 2016 foto’s van de handen en linkerenkel van aangever genomen. Op deze foto’s zijn zowel verschillende wondjes aan de binnenzijde van de linkerhand alsmede schaafwonden en een vleeswond op de linkerenkel zichtbaar. [5]
De getuige [getuige 1] heeft op 29 juni 2016 bij de politie een verklaring afgelegd. De getuige heeft verklaard dat zij op dinsdag 28 juni 2016 omstreeks 14:34 uur met haar auto geparkeerd stond op de Rijksweg-Zuid te Geleen. De getuige zat in haar auto en stond geparkeerd in een van de parkeervakken langs de weg. Toen zij opkeek, zag zij dat een man met een fiets door de lucht vloog. Zij zag dat de man en de fiets haar auto raakten aan de rechtervoorzijde. De getuige zag voorts dat heel kort achter de fietser een auto reed. Deze auto reed tegen het verkeer in op het fietspad, achter de fietser aan. De getuige heeft voorts verklaard dat zij zag dat de auto de fiets een stukje meesleurde. De auto reed met zeer hoge snelheid. De getuige hoorde dit aan het motorgeluid en merkte dit aan de snelheid waarmee het voertuig haar passeerde. In het passeren raakte de betreffende auto de auto van de getuige, waarbij de getuige een hard geschraap hoorde. [6]
De getuige [getuige 2] heeft op 28 juni 2016 bij de politie eveneens een verklaring afgelegd. Op 28 juni 2016, omstreeks 14:00 uur, stond hij in zijn winkel gelegen aan de Rijksweg-Zuid te Geleen. Op een gegeven moment hoorde hij een klap. De getuige zag een donkere Fiat over het trottoir/fietspad rijden, aan de linkerzijde van de weg. De bestuurder van de zwarte Fiat reed met hoge snelheid weg over de linker rijbaan, tegen het verkeer in. [7]
De getuige [getuige 3] heeft op 11 juli 2016 bij de politie verklaard dat hij op 28 juni 2016, in de middag, over de Rijksweg in Geleen reed, komende uit de richting van Sittard. Ter hoogte van de Cityflat zag de getuige plotseling een auto die hem met een hoge snelheid tegenmoet kwam rijden uit de tegenovergestelde richting, dus niet in zijn eigen rijrichting. Deze automobilist reed tegen het verkeer in. De getuige zag niet waar deze auto opeens vandaan kwam. De getuige moest hard remmen om een frontale botsing met deze auto te voorkomen. Het betrof een kleine auto waarvan de voorruit was ingedeukt. Het viel de getuige op dat de bestuurder van de auto een zeer verontwaardigde blik in zijn ogen had. Zijn ogen leken wel zo groot als euromunten. De gedragingen van deze bestuurder wekten bij de getuige de indruk dat hij aan het vluchten was. [8]
Verdachte is op 28 juni 2016 door de politie aangehouden. Verdachte heeft tegenover de politie om omstreeks 18:30 uur, enkele uren na de aanrijding, het volgende verklaard:
‘Ik heb hem aangereden. Ik ben daarbij de stoep opgereden. Ik heb ballen he, ja ik kom er gewoon voor uit.’ [9] Omstreeks 19:45 uur verklaarde verdachte tegenover de politie dat hij na een steekincident in de auto was gesprongen en [slachtoffer] omver had gereden. [10]
Het voertuig waar verdachte in reed op het moment van de aanrijding werd op 28 juni 2016 aangetroffen in Sittard. Het voertuig betreft een zwarte Fiat Punto. Het voertuig was afgesloten en rondom beschadigd. Op de foto’s is te zien dat de voorruit van de auto, de zijspiegel en de voorbumper zijn beschadigd. [11]
Op diezelfde dag werd op de Rijksweg-Zuid te Geleen een zwaar beschadigde fiets aangetroffen. Deze fiets bleek eigendom te zijn van aangever. [12] Deze fiets heeft schade aan het stuur en aan de gehele achterzijde. Op de foto’s is te zien dat het achterwiel van de fiets deels is afgebroken en de achterzijde van de fiets grotendeels is beschadigd. [13]
Ter terechtzitting zijn de camerabeelden van de aanrijding getoond. Op deze camerabeelden heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte in een auto met een aanzienlijke snelheid op het fietspad rijdt. Voorts heeft de rechtbank waargenomen dat [slachtoffer] op het fietspad fietst. Hij fietst voor de auto en probeert hard weg te fietsen. Daarbij beweegt [slachtoffer] van de linkerzijde van het fietspad naar de rechterzijde. Vervolgens is te zien dat verdachte met zijn auto op [slachtoffer] inrijdt, met als gevolg dat de fiets en de fietser met kracht door de lucht worden geslingerd. De rechtbank heeft voorts waargenomen dat uit de camerabeelden niet blijkt dat er op het moment van de aanrijding op het gedeelte van de weg dat kan worden waargenomen een file stond. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 28 juni 2016, voorafgaand aan de aanrijding, door [slachtoffer] met een mes in zijn borststreek is gestoken. Verdachte raakte in paniek en wilde zo snel mogelijk naar het ziekenhuis, omdat hij dacht dat hij doodging. Toen hij zag dat er een file stond op de weg naar het ziekenhuis, besloot hij tegen het verkeer in over het fietspad te rijden. Toen hij op het fietspad reed heeft verdachte een fietser aangereden. Omdat verdachte op dit moment in paniek was naar aanleiding van de steekwond, is hij niet gestopt maar doorgereden naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis zag hij pas dat de fietser die hij had aangereden [slachtoffer] betrof. Over zijn uitlatingen tegenover de verbalisanten op 28 juni 2016 heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op dat moment zeer emotioneel was en dat wat hij toen heeft geroepen uit zijn verband is gerukt.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is duidelijk geworden dat verdachte kwaad was op [slachtoffer] , omdat deze hem bij een ruzie kort voor de aanrijding met een mes in zijn borststreek had gestoken.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak voor poging tot doodslag vereist is het (voorwaardelijk) opzet om de ander van het leven te beroven. Voorts dient dit opzet zich te hebben geopenbaard in een begin van uitvoering van een handeling die, indien voltooid, tot de dood zou hebben geleid. Een gedraging kan gelden als begin van uitvoering als die gedraging naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van dat misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van verdachte hieraan voldoet. Verdachte is met de auto op een zwakkere verkeersdeelnemer afgereden. Hij is met zijn auto bewust het fietspad opgereden, terwijl [slachtoffer] daar fietste. Ten gevolge van de aanrijding is [slachtoffer] ten val gekomen. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij met zijn auto over het fietspad reed omdat hij zo snel mogelijk naar het ziekenhuis wilde, op deze manier een file wilde vermijden en niet wist dat [slachtoffer] op het fietspad fietste, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Deze lezing van gebeurtenissen wordt op geen enkele wijze ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Zo is op de camerabeelden geen file zichtbaar. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte kort na de aanrijding tegenover de verbalisanten in het ziekenhuis heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft aangereden en daartoe de stoep is opgereden. De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaring van verdachte te twijfelen, temeer nu verdachte op een later moment die dag tegenover verbalisanten een verklaring met dezelfde strekking heeft afgelegd, inhoudende dat hij na het steekincident in de auto is gesprongen en [slachtoffer] omver heeft gereden. Daar komt bij dat op de beelden duidelijk is te zien dat [slachtoffer] voor de auto van de linkerzijde naar de rechterzijde van het fietspad fietst zodat hij duidelijk zichtbaar was voor verdachte waarop verdachte, zonder te remmen, op [slachtoffer] inrijdt zonder enige noodzaak daartoe nu het fietspad breed genoeg was om [slachtoffer] op zijn fiets te ontwijken.
Ook al is het niet mogelijk de exacte snelheid van de auto op het moment van de aanrijding vast te stellen, dit staat er naar het oordeel van de rechtbank niet aan in de weg dat kan worden bewezen dat verdachte met een aanzienlijke snelheid op [slachtoffer] is ingereden. Dit leidt de rechtbank af uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , de schade aan de auto en aan de fiets en uit de camerabeelden, waarop te zien is dat de fietser zeer snel trappend voor de auto van verdachte uit fietst en dat zowel de fietser als de fiets naar aanleiding van de aanrijding door de lucht worden geslingerd. De – voor een dergelijke aanrijding – geringe verwondingen aan de zijde van het slachtoffer ziet de rechtbank als toeval en niet als een omstandigheid die aan verdachte te danken is.
De kans dat een fietser bij een aanrijding met een auto met aanzienlijke snelheid dodelijk letsel oploopt is een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Verondersteld mag worden dat ook bij verdachte ten tijde van het toerijden op [slachtoffer] de wetenschap bestond van de aanmerkelijke kans dat zulk een gevolg kan intreden. Door desondanks te handelen zoals hiervoor omschreven, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] dodelijk letsel zou toebrengen. Verdachte heeft die kans op de koop toegenomen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Samen met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van de tenlastegelegde feiten onder 2 en 3 dient te worden vrijgesproken, nu in de tenlastelegging de pleegdata ontbreken. Gelet hierop kunnen de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten niet bewezen worden verklaard.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 28 juni 2016 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met voornoemd opzet met een door hem bestuurde personenauto heeft ingereden op die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
ten aanzien van feit 1 primair
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, bij een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur 18 maanden bepleit, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte is met aanzienlijke snelheid tegen het verkeer in het fietspad opgereden, waarna hij achter [slachtoffer] is aangereden, die – letterlijk – fietste voor zijn leven. Hij kon geen kant op. Verdachte heeft niet geremd, maar heeft [slachtoffer] met aanzienlijke snelheid van achteren aangereden. Vervolgens heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten en is hard weggereden. Verdachte heeft zich niet bekommerd om het slachtoffer. Het slachtoffer is aan de dood ontsnapt. Dat de gevolgen voor het slachtoffer niet ernstiger zijn, is een gelukkige omstandigheid, die niet aan het handelen van verdachte te danken is.
Door met een auto op een fietspad te rijden en daarbij in te rijden op een fietser heeft verdachte bovendien de openbare veiligheid geschaad, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving. Kwetsbare weggebruikers, zoals fietsers en wandelaars, dienen gebruik te kunnen maken van een fietspad en het aangrenzende trottoir zonder dat zij bang hoeven te zijn voor een auto die uit het niets opduikt en tegen het verkeer in en met hoge snelheid over het fietspad rijdt. Verdachte heeft zeer gevaarlijk gedrag vertoond, waarbij het een geluk is dat – naast het slachtoffer – geen andere omstanders gewond zijn geraakt. Met zijn handelen heeft verdachte willens en wetens het risico genomen dat het slachtoffer zou komen te overlijden. De rechtbank rekent verdachte het feit zwaar aan en is van oordeel dat verdachte met zijn gedrag een grens heeft overschreden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffende strafblad d.d. 19 september 2016. Verdachte heeft van eerdere veroordelingen kennelijk niet geleerd en deinst er niet voor terug om levensgevaarlijk gedrag te vertonen. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij op geen enkel moment verantwoordelijkheid voor zijn gedrag heeft genomen. De rechtbank heeft op geen enkel moment de indruk gekregen dat verdachte inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn gedrag. De rechtbank vindt dit gedrag onacceptabel en is dan ook van oordeel dat verdachte hiervoor een forse straf verdient.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. Voor een voltooide doodslag wordt in Nederland veelal een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren opgelegd. In onderhavige strafzaak gaat het niet om een voltooide doodslag, maar om een poging tot doodslag. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om bij het bepalen van de strafmaat af te wijken van de duur van de gevangenisstraf die door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht gelet op alle voornoemde omstandigheden de helft van de duur van deze gevangenisstraf passend en geboden en zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding ter hoogte van € 1.795,00, ter zake van materiële schade, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu een behandeling van de vordering tot een onevenredige belasting van het strafproces zou leiden.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De schadepost ‘
fiets dagwaarde van toen’ter hoogte van € 169,00 zal door de rechtbank worden toegewezen, onder vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 28 juni 2016.
Ten aanzien van de overige schadeposten met een totaalbedrag ter hoogte van € 1.626,00 zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu de benadeelde partij dit gedeelte van de vordering onvoldoende nader heeft onderbouwd, er ter zake een nader onderzoek zou moeten worden ingesteld en zulks tot een onevenredige belasting van het strafproces zou leiden.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2016 tot de dag der algehele voldoening.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte
vrijvan de onder
2 en 3ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , per adres
mr. E.G.W. Hendriks, Sint Pieterstraat 51A, 6463 CR te Kerkrade, gedeeltelijk toe
en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij te betalen EUR 169,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 28 juli 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer] , voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van EUR 169,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 28 juli 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. van Blaricum, voorzitter, mr. R.A.M.M. Gijselaers en
mr. L.J.A. Crompvoets, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 oktober 2016.
Buiten staat
Mr. R.A.M.M. Gijselaers en mr. L.J.A. Crompvoets zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2016 in de gemeente Sittard-Geleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met voornoemd opzet met een door hem bestuurde personenauto (met hoge snelheid) heeft ingereden op die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2016 in de gemeente Sittard-Geleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met voornoemd opzet met een door hem
bestuurde personenauto (met hoge snelheid) heeft ingereden op die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in de gemeente Sittard-Geleen op/aan
de Rijksweg Zuid, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander (te weten [getuige 1] )
schade was toegebracht;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt,
welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had
verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in de gemeente
Sittard-Geleen op/aan de Rijksweg Zuid, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander (te weten [X] en/of [Z] )
schade was toegebracht.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de districtsrecherche Zuid-Limburg, proces-verbaalnummer LB3R016158 2016116814, gesloten d.d. 24 augustus 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 190.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2016, pagina 24.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2016, pagina 25.
4.Geneeskundige verklaring d.d. 22 juli 2016, pagina’s 98 en 99.
5.Fotoblad, pagina’s 136 en 137.
6.Proces-verbaal van aangifte door [getuige 1] d.d. 29 juni 2016, pagina’s 26 en 27.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 28 juni 2016, pagina’s 32 en 33.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 11 juli 2016, pagina’s 46 tot en met 48.
9.Proces-verbaal van inverzekeringstelling d.d. 28 juni 2016, pagina’s 166 en 167.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2016, pagina 61.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2016, pagina 78 en de foto’s op de pagina’s 79 tot en met 81.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juli 2016, pagina 105.
13.Proces-verbaal bevindingen d.d. 9 juli 2016, pagina 106 en de foto’s op de pagina’s 107 tot en met 109.
14.DVD met camerabeelden van de aanrijding, toegevoegd aan het procesdossier en bekeken ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2016.