3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 28 juni 2016 werd [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) met een messteek bij de eerste hulp van het Zuyderland ziekenhuis te Geleen binnengebracht. De verbalisanten zagen bij [slachtoffer] een messteek net onder de hartstreek.
[slachtoffer] heeft op 30 juni 2016 bij de politie verklaard dat hij sinds een aantal dagen voorafgaand aan het steekincident onenigheid met verdachte had over een auto waar [slachtoffer] in reed, maar die op naam van verdachte stond. Op 28 juni 2016 reed [slachtoffer] in deze auto naar drankenhandel [X] in Geleen. Op het moment dat hij voor de drankenhandel uit de auto stapte, stond verdachte naast de auto. [slachtoffer] voelde dat verdachte hem aan zijn T-shirt trok en zag dat verdachte een mes vasthield. Enkele seconden later zag [slachtoffer] dat verdachte met kracht het mes naar zijn borst bracht. [slachtoffer] zag vervolgens dat verdachte alleen nog maar het handvat van het mes, groen met wit van kleur, vast had. [slachtoffer] keek naar zijn borst en zag het lemmet van het mes in zijn borst zitten. [slachtoffer] heeft het lemmet zelf uit zijn lichaam getrokken.
Uit de geneeskundige verklaring van 9 augustus 2016 blijkt dat [slachtoffer] een steekverwonding links abdominaal had. Hij is een dag op de intensive care verbleven. De geschatte duur van de genezing bedraagt enkele weken.Op de zitting heeft de raadsman van [slachtoffer] enkele foto’s van de verwonding overgelegd. Deze foto’s zijn op 12 oktober 2016 gemaakt. Op deze foto’s is een litteken onder de linkerborst ter hoogte van de ribbenboog van [slachtoffer] te zien.
Getuige [getuige ] heeft verklaard dat hij op 28 juni 2016 tussen 14:00 uur en 15:00 uur aan het werk was in drankenhandel [X] . Hij zag dat een auto voor de drankenhandel parkeerde. Op dat moment kwam er een fietser aanrijden, die bij de auto ging staan. Hij zag dat beide personen, de bestuurder van de auto en de fietser, voor de auto gingen staan. Hij zag dat er een woordenwisseling tussen deze personen plaatsvond, waarna beide personen met elkaar in gevecht raakten. De getuige zag dat de fietser tijdens het gevecht een voorwerp vasthield dat leek op een mes en dat hij hiermee zeker drie stekende bewegingen maakte in de richting van de bestuurder van de auto. De getuige hoorde het voorwerp waarmee de stekende bewegingen waren gemaakt vervolgens breken, dit was een knakkend geluid. De getuige zag vervolgens dat het voorwerp op de grond viel. Hij zag dat de bestuurder van de auto zijn linkerhand op de linkerzijde van zijn onderbuik hield. De fietser en de bestuurder van de auto reden vervolgens afzonderlijk van elkaar weg. Na het incident heeft de getuige het voorwerp, dat een mes bleek te zijn, in twee delen op straat aangetroffen.
Verbalisant [S.] heeft op 4 juli 2016 een onderzoek ingesteld naar het betreffende mes. Het heft is van kunststof, licht gebogen en lichtgroen van kleur. Het lemmet is keramisch, heeft een snijkant, is wit van kleur en heeft een lengte van 9 centimeter. Het lemmet is afgebroken van het heft. De totale lengte van beide delen bedraagt 19 centimeter. Op de foto van het mes in het procesdossier is te zien dat ten tijde van het onderzoek bloed op het lemmet van het mes zat.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] niet met een mes heeft gestoken. Op 28 juni 2016 zag hij [slachtoffer] in zijn auto rijden. [slachtoffer] had deze auto zonder zijn toestemming geleend. Toen verdachte, die op weg was naar het politiebureau om aangifte te doen van de diefstal van zijn auto, zag dat [slachtoffer] met de bewuste auto bij de drankenhandel stopte, besloot hij naar [slachtoffer] toe te gaan met de intentie zijn auto terug te krijgen. Toen verdachte [slachtoffer] aansprak, trok deze een mes. Er ontstond een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer] , waarbij verdachte probeerde te voorkomen dat [slachtoffer] hem met het mes zou steken. Verdachte heeft hiertoe de arm en pols van [slachtoffer] vastgehouden en deze tegen de motorkap van de auto geslagen. Volgens verdachte heeft [slachtoffer] zich tijdens deze worsteling wellicht zelf verwond met het mes.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is duidelijk geworden dat verdachte kwaad was op [slachtoffer] , omdat deze verdachtes auto zonder toestemming zou hebben meegenomen. Toen verdachte [slachtoffer] op 28 juli 2016 zag rijden in deze auto en even later zag stoppen bij de drankenhandel, is hij naar [slachtoffer] toe gefietst om verhaal te halen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een worsteling, waarbij [slachtoffer] een steekverwonding heeft opgelopen.
De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij het mes niet in zijn bezit had en [slachtoffer] hier niet mee heeft gestoken, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Deze lezing van gebeurtenissen wordt op geen enkele wijze ondersteund door de overige bewijsmiddelen. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat de aard en de plaats van de steekwond niet passen bij de verklaring van verdachte, inhoudende dat [slachtoffer] zich tijdens de worsteling zelf heeft verwond. Volgens verdachte zou [slachtoffer] het mes in zijn hand hebben gehad, terwijl verdachte zijn arm en pols vasthield en tegen de motorkap van de auto sloeg. Een wond in de borststreek, waarbij het mes in het lichaam blijft steken, valt naar het oordeel van de rechtbank niet te rijmen met deze lezing van de gebeurtenissen. Daarentegen ondersteunt de verklaring van de getuige Op het Veld de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende dat verdachte tijdens de worsteling een voorwerp vasthield dat leek op een mes, dat hij hiermee stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer] heeft gemaakt en dat dit voorwerp op een gegeven moment in tweeën is gebroken. Dit laatste wordt bevestigd door het ter plaatse aangetroffen bebloede en gebroken mes.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte tijdens de worsteling met een mes stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer] heeft gemaakt. Tijdens deze worsteling heeft verdachte [slachtoffer] met het mes in de borststreek geraakt en is [slachtoffer] vlakbij zijn hart gestoken. De rechtbank overweegt dat het met een mes in de borststreek steken het risico meebrengt dat als gevolg van die steek vitale organen, die relatief dicht onder de huidoppervlakte in de borstholte liggen, worden geraakt. Het door verdachte gebruikte mes is van een zodanig formaat dat het daarmee steken een grote kans oplevert dat vitale organen daadwerkelijk worden geraakt. De kans dat [slachtoffer] door deze steek zou komen te overlijden is naar het oordeel van de rechtbank dan ook aanmerkelijk te noemen. Deze kans is door verdachte willens en wetens aanvaard. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte heeft gehandeld ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk, in de zin van voorwaardelijke opzet, [slachtoffer] van het leven te beroven en acht het primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.