ECLI:NL:RBLIM:2016:9245

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
26 oktober 2016
Zaaknummer
03/700332-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door steekincident met mes in de borststreek

Op 26 oktober 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 28 juni 2016 in de gemeente Sittard-Geleen. De verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer, [slachtoffer], te doden door hem met een mes in de borststreek te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte kwaad was op het slachtoffer omdat deze zijn auto zonder toestemming had geleend. Tijdens een confrontatie bij een drankenhandel ontstond een worsteling waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken. Het slachtoffer liep een steekwond op en moest worden opgenomen in het ziekenhuis. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de poging tot doodslag overtuigend was, ondanks de ontkenning van de verdachte dat hij het mes had gebruikt. De rechtbank achtte de verklaring van de getuige en de medische rapporten ondersteunend voor de verklaring van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, wat lager was dan de eis van de officier van justitie, die zes jaren had gevorderd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als gevolg van het incident schade had geleden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700332-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 oktober 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.G.W. Hendriks, advocaat kantoorhoudende te Kerkrade.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 oktober 2016. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Mr. P.W. Szymkowiak, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht, heeft namens het slachtoffer het woord gevoerd over de vordering tot schadevergoeding.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven en na wijziging van de tenlastelegging, op neer dat de verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de verklaring van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [getuige ] , de foto’s van het inbeslaggenomen met bloed besmeurde mes en de medische informatie met betrekking tot de steekwond van [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De raadsvrouw heeft in dit kader aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte een mes in zijn bezit had, met dit mes stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer heeft gemaakt en het slachtoffer uiteindelijk heeft gestoken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 28 juni 2016 werd [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) met een messteek bij de eerste hulp van het Zuyderland ziekenhuis te Geleen binnengebracht. De verbalisanten zagen bij [slachtoffer] een messteek net onder de hartstreek. [2]
[slachtoffer] heeft op 30 juni 2016 bij de politie verklaard dat hij sinds een aantal dagen voorafgaand aan het steekincident onenigheid met verdachte had over een auto waar [slachtoffer] in reed, maar die op naam van verdachte stond. Op 28 juni 2016 reed [slachtoffer] in deze auto naar drankenhandel [X] in Geleen. Op het moment dat hij voor de drankenhandel uit de auto stapte, stond verdachte naast de auto. [slachtoffer] voelde dat verdachte hem aan zijn T-shirt trok en zag dat verdachte een mes vasthield. Enkele seconden later zag [slachtoffer] dat verdachte met kracht het mes naar zijn borst bracht. [slachtoffer] zag vervolgens dat verdachte alleen nog maar het handvat van het mes, groen met wit van kleur, vast had. [slachtoffer] keek naar zijn borst en zag het lemmet van het mes in zijn borst zitten. [slachtoffer] heeft het lemmet zelf uit zijn lichaam getrokken. [3]
Uit de geneeskundige verklaring van 9 augustus 2016 blijkt dat [slachtoffer] een steekverwonding links abdominaal had. Hij is een dag op de intensive care verbleven. De geschatte duur van de genezing bedraagt enkele weken. [4] Op de zitting heeft de raadsman van [slachtoffer] enkele foto’s van de verwonding overgelegd. Deze foto’s zijn op 12 oktober 2016 gemaakt. Op deze foto’s is een litteken onder de linkerborst ter hoogte van de ribbenboog van [slachtoffer] te zien. [5]
Getuige [getuige ] heeft verklaard dat hij op 28 juni 2016 tussen 14:00 uur en 15:00 uur aan het werk was in drankenhandel [X] . Hij zag dat een auto voor de drankenhandel parkeerde. Op dat moment kwam er een fietser aanrijden, die bij de auto ging staan. Hij zag dat beide personen, de bestuurder van de auto en de fietser, voor de auto gingen staan. Hij zag dat er een woordenwisseling tussen deze personen plaatsvond, waarna beide personen met elkaar in gevecht raakten. De getuige zag dat de fietser tijdens het gevecht een voorwerp vasthield dat leek op een mes en dat hij hiermee zeker drie stekende bewegingen maakte in de richting van de bestuurder van de auto. De getuige hoorde het voorwerp waarmee de stekende bewegingen waren gemaakt vervolgens breken, dit was een knakkend geluid. De getuige zag vervolgens dat het voorwerp op de grond viel. Hij zag dat de bestuurder van de auto zijn linkerhand op de linkerzijde van zijn onderbuik hield. De fietser en de bestuurder van de auto reden vervolgens afzonderlijk van elkaar weg. Na het incident heeft de getuige het voorwerp, dat een mes bleek te zijn, in twee delen op straat aangetroffen. [6]
Verbalisant [S.] heeft op 4 juli 2016 een onderzoek ingesteld naar het betreffende mes. Het heft is van kunststof, licht gebogen en lichtgroen van kleur. Het lemmet is keramisch, heeft een snijkant, is wit van kleur en heeft een lengte van 9 centimeter. Het lemmet is afgebroken van het heft. De totale lengte van beide delen bedraagt 19 centimeter. Op de foto van het mes in het procesdossier is te zien dat ten tijde van het onderzoek bloed op het lemmet van het mes zat. [7]
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] niet met een mes heeft gestoken. Op 28 juni 2016 zag hij [slachtoffer] in zijn auto rijden. [slachtoffer] had deze auto zonder zijn toestemming geleend. Toen verdachte, die op weg was naar het politiebureau om aangifte te doen van de diefstal van zijn auto, zag dat [slachtoffer] met de bewuste auto bij de drankenhandel stopte, besloot hij naar [slachtoffer] toe te gaan met de intentie zijn auto terug te krijgen. Toen verdachte [slachtoffer] aansprak, trok deze een mes. Er ontstond een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer] , waarbij verdachte probeerde te voorkomen dat [slachtoffer] hem met het mes zou steken. Verdachte heeft hiertoe de arm en pols van [slachtoffer] vastgehouden en deze tegen de motorkap van de auto geslagen. Volgens verdachte heeft [slachtoffer] zich tijdens deze worsteling wellicht zelf verwond met het mes.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is duidelijk geworden dat verdachte kwaad was op [slachtoffer] , omdat deze verdachtes auto zonder toestemming zou hebben meegenomen. Toen verdachte [slachtoffer] op 28 juli 2016 zag rijden in deze auto en even later zag stoppen bij de drankenhandel, is hij naar [slachtoffer] toe gefietst om verhaal te halen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een worsteling, waarbij [slachtoffer] een steekverwonding heeft opgelopen.
De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij het mes niet in zijn bezit had en [slachtoffer] hier niet mee heeft gestoken, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Deze lezing van gebeurtenissen wordt op geen enkele wijze ondersteund door de overige bewijsmiddelen. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat de aard en de plaats van de steekwond niet passen bij de verklaring van verdachte, inhoudende dat [slachtoffer] zich tijdens de worsteling zelf heeft verwond. Volgens verdachte zou [slachtoffer] het mes in zijn hand hebben gehad, terwijl verdachte zijn arm en pols vasthield en tegen de motorkap van de auto sloeg. Een wond in de borststreek, waarbij het mes in het lichaam blijft steken, valt naar het oordeel van de rechtbank niet te rijmen met deze lezing van de gebeurtenissen. Daarentegen ondersteunt de verklaring van de getuige Op het Veld de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende dat verdachte tijdens de worsteling een voorwerp vasthield dat leek op een mes, dat hij hiermee stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer] heeft gemaakt en dat dit voorwerp op een gegeven moment in tweeën is gebroken. Dit laatste wordt bevestigd door het ter plaatse aangetroffen bebloede en gebroken mes.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte tijdens de worsteling met een mes stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer] heeft gemaakt. Tijdens deze worsteling heeft verdachte [slachtoffer] met het mes in de borststreek geraakt en is [slachtoffer] vlakbij zijn hart gestoken. De rechtbank overweegt dat het met een mes in de borststreek steken het risico meebrengt dat als gevolg van die steek vitale organen, die relatief dicht onder de huidoppervlakte in de borstholte liggen, worden geraakt. Het door verdachte gebruikte mes is van een zodanig formaat dat het daarmee steken een grote kans oplevert dat vitale organen daadwerkelijk worden geraakt. De kans dat [slachtoffer] door deze steek zou komen te overlijden is naar het oordeel van de rechtbank dan ook aanmerkelijk te noemen. Deze kans is door verdachte willens en wetens aanvaard. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte heeft gehandeld ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk, in de zin van voorwaardelijke opzet, [slachtoffer] van het leven te beroven en acht het primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 28 juni 2016 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met voornoemd opzet die [slachtoffer] met een mes eenmaal in de borststreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
ten aanzien van feit 1 primair
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de strafmaat geen standpunt ingenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door [slachtoffer] met een mes in de borststreek te steken. Dit is een zeer ernstig feit, waardoor het slachtoffer op de intensive care van het ziekenhuis heeft moeten verblijven. Daarnaast heeft het slachtoffer een blijvend litteken aan de steekverwonding overgehouden. Dat de gevolgen voor het slachtoffer niet ernstiger zijn, is een gelukkige omstandigheid, die niet aan het handelen van verdachte te danken is.
Dergelijke misdrijven veroorzaken bovendien, in de samenleving gevoelens van onveiligheid, temeer indien zij, zoals hier het geval is, op de openbare weg worden gepleegd. Door het slachtoffer met een mes te steken heeft verdachte willens en wetens het risico genomen dat het slachtoffer ernstig letsel zou oplopen en mogelijk zou komen te overlijden. De rechtbank rekent het feit verdachte zwaar aan en is van oordeel dat verdachte met zijn gedrag een grens heeft overschreden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffende strafblad d.d. 19 september 2016, waaruit blijkt dat hij eerder voor een soortgelijk strafbaar feit tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren en zes maanden is veroordeeld. Verdachte heeft van deze eerdere veroordeling kennelijk niet geleerd en deinst er niet voor terug om iemand op straat met een mes te benaderen en dit mes daadwerkelijk te gebruiken. Daarnaast rekent de rechtbank verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag heeft genomen. De rechtbank heeft op geen enkel moment de indruk gekregen dat verdachte inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn gedrag. De rechtbank vindt dit gedrag onacceptabel en is dan ook van oordeel dat aan verdachte een forse straf moet worden opgelegd.
Uit het reclasseringsrapport van 4 oktober 2016, opgesteld door het Leger des Heils, komt naar voren dat verdachte functioneert op beneden gemiddeld niveau. Het ontbreekt verdachte aan adequate coping-vaardigheden en verdachte heeft moeite met het reguleren van gevoelens van agressie. Volgens de reclassering is er zowel uit statisch als uit dynamisch oogpunt sprake van een hoog recidivegevaar. Toezicht op bijzondere voorwaarden en directe interventies of behandelingen zijn niet geïndiceerd. De reclassering adviseert de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. Voor een voltooide doodslag wordt in Nederland veelal een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren opgelegd. In onderhavige strafzaak gaat het niet om een voltooide doodslag, maar om een poging tot doodslag. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om bij het bepalen van de strafmaat af te wijken van de duur van de gevangenisstraf die door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht de helft van de duur van deze gevangenisstraf gelet op alle voornoemde omstandigheden passend en geboden en zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding ter hoogte van € 3.620,00, waarvan € 120,00 ter zake van materiële schade en € 3.500,00 ter zake van immateriële schade, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag ter hoogte van € 605,00 ter zake de kosten voor rechtsbijstand.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De schadepost ‘
materieel: T-shirt Ajax’zal door de rechtbank worden vastgesteld op een bedrag ter hoogte van € 50,00 onder vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 28 juni 2016, nu het door de benadeelde partij opgevoerde bedrag onvoldoende is onderbouwd. Deze schadepost zal voor het overige worden afgewezen.
De schadepost ‘
immaterieel A: letsel + ziekenhuisopname’zal door de rechtbank worden vastgesteld op een bedrag ter hoogte van € 400,00, onder vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 28 juni 2016, nu ook bij deze schadepost geldt dat het door de benadeelde partij opgevoerde bedrag onvoldoende is onderbouwd. Deze schadepost zal eveneens voor het overige worden afgewezen.
Ten aanzien van de schadepost
‘immaterieel B: psychisch’met een totaalbedrag ter hoogte van € 2.000,00 zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu de benadeelde partij dit gedeelte van de vordering onvoldoende nader heeft onderbouwd, er ter zake een nader onderzoek zou moeten worden ingesteld en zulks tot een onevenredige belasting van het strafproces zou leiden.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2016 tot de dag der algehele voldoening.
Kosten rechtsbijstand
Voor de rechtsgang in eerste aanleg moet aansluiting worden gezocht bij het ‘liquidatietarief’ kantonzaken, aangezien de kantonrechter bevoegd is te oordelen over vorderingen als de onderhavige (dagvaardingszaken tot ten hoogste € 25.000,00) overeenkomstig de Staffel buitengerechtelijke incassokosten en salarissen in rolzaken kanton. Bij een vordering tussen € 2.500,00 en € 3.750,00 wordt in de regel € 175,00 per punt als salaris toegekend. De benadeelde partij komt in dit verband twee punten toe: één punt voor het door zijn advocaat indienen van de vordering en één voor de aanwezigheid van zijn advocaat ter terechtzitting in eerste aanleg. De rechtbank zal de kosten van rechtsbijstand dan ook toewijzen tot een bedrag van € 350,00. Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , per adres
mr. P.W. Szymkowiak, Alexander Battalaan 40, 6221 CE te Maastricht gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting met betrekking tot de schadeposten ‘
materieel: T-shirt Ajax’en
‘immaterieel A: letsel + ziekenhuisopname’aan de benadeelde partij te betalen
€ 450,00,te vermeerderen met de wettelijke rente
te berekenen over de periode van 28 juli 2016 tot aan de dag van de volledige
voldoening;
  • wijst de vordering ten aanzien van deze schadeposten voor het overige af;
  • verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de schadepost ‘
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 350,00;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van € 450,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 28 juli 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. van Blaricum, voorzitter, mr. R.A.M.M. Gijselaers en
mr. L.J.A. Crompvoets, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 oktober 2016.
Buiten staat
Mr. R.A.M.M. Gijselaers en mr. L.J.A. Crompvoets zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2016 in de gemeente Sittard-Geleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met voornoemd opzet die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal (in de
borststreek of buikstreek, althans het bovenlichaam) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2016 in de gemeente Sittard-Geleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
van het leven te beroven, met voornoemd opzet die [slachtoffer] met een mes, althans
met een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal (in de
borststreek) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de districtsrecherche Zuid-Limburg, proces-verbaalnummer LB3R016158 2016116814, gesloten d.d. 24 augustus 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 190.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2016, pagina’s 59 en 60.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 30 juni 2016, pagina’s 172 tot en met 174.
4.Geneeskundige verklaring d.d. 9 augustus 2016, pagina’s 100 en 101.
5.Foto’s zijn als bijlage bij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gevoegd.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige ] d.d. 29 juni 2016, pagina’s 34 tot en met 36.
7.Proces-verbaal omschrijving mes d.d. 4 juli 2016, pagina 63 en de foto van het mes op pagina 64.