ECLI:NL:RBLIM:2016:9189

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
24 oktober 2016
Zaaknummer
04/804024-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een zaak van zwaar lichamelijk letsel door onduidelijke getuigenverklaringen en gebrek aan bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 30 september 2016, is de verdachte vrijgesproken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, dat op 24 december 2011 in de nabijheid van een café in Venray zou zijn gebeurd. De rechtbank oordeelde dat uit de beschikbare bewijsmiddelen niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was. Het slachtoffer had aanvankelijk verklaard dat hij door een groep 'Turken' was mishandeld, maar kon niet met zekerheid zeggen wie hem had geslagen of gestoken. De verklaringen van het slachtoffer en getuigen waren inconsistent en veranderden in de loop van de tijd, wat de betrouwbaarheid van hun getuigenissen in twijfel trok.

De officier van justitie had betoogd dat de verdachte de dader was, gebaseerd op getuigenverklaringen en zendmastgegevens die de verdachte in de buurt van het café plaatsten. Echter, de rechtbank vond dat de verklaringen van de getuigen, waaronder die van de belangrijkste getuige, niet voldoende bewijs boden om de verdachte te veroordelen. De getuige had de verdachte herkend, maar er waren twijfels over de betrouwbaarheid van deze herkenning, vooral omdat de verdachte al op sociale media als dader was aangeduid voordat de fotoconfrontatie plaatsvond.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet met voldoende zekerheid kon worden geïdentificeerd als de persoon die het slachtoffer had verwond. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 04/804024-12
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door Mr. Geeratz, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 september 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] door hem te slaan en/of te steken, dan wel dat hij heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer] door een fles naar [slachtoffer] te gooien en/of hem te slaan.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde bewezen.
Zij baseert haar standpunt op de verklaringen van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] , aanvankelijk luidend dat een man een fles naar hem gooide en hem daarna een klap gaf, waardoor hij op de grond viel. Tijdens een later verhoor heeft [slachtoffer] deze verklaring aangevuld met de mededeling dat de man over hem heen gebogen heeft gestaan en hem met en voorwerp in zijn linkerzij heeft gestoken. Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] verklaard dat dit “voorwerp” een mes zou zijn geweest. [slachtoffer] heeft zowel aan zijn gezicht als in zijn buik en schouder zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit blijkt uit de in het geding gebrachte medische stukken en uit de verklaring van een forensisch arts.
Verder baseert de officier van justitie haar standpunt op de verklaring van de getuige [getuige 1] , die inhoudt dat een “Turk” achter [slachtoffer] aan bij het café naar buiten liep en daarbij een glas en een fles meenam. Toen [getuige 1] buiten kwam zag hij dat de Turk een glas naar [slachtoffer] gooide, dat tegen het lichaam van [slachtoffer] uit elkaar spatte. [slachtoffer] kreeg een klap van de Turk en viel op de grond. [getuige 1] herkende de “Turk” als ene [verdachte] , die bij een pizzeria in Venray heeft gewerkt.
Vervolgens heeft de officier van justitie aangevoerd dat aannemelijk is dat de persoon die heeft geslagen, dezelfde persoon is die heeft gestoken, nu uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] met slechts één ander persoon een conflict heeft gehad. [getuige 1] heeft ook omstanders de naam [verdachte] horen noemen en hij heeft [verdachte] als dader herkend bij een meervoudige fotoconfrontatie.
Verder heeft een MMA-melding naar een persoon geheten [naam] geleid, die heeft verklaard dat hij [verdachte] kent en dat deze [verdachte] veel op hem lijkt. Op deze wijze is de politie de verdachte op het spoor gekomen.
De verdachte heeft ontkend op de avond van 24 december 2011 in café “ [naam café] ” te Venray te zijn geweest, maar een medewerker genaamd [getuige 2] heeft verklaard hem op 24 december 2011 in het café te hebben gezien. De officier van justitie acht deze ontkenning door de verdachte daarom ongeloofwaardig.
Ten slotte heeft de officier van justitie vermeld dat de telefoon met het telefoonnummer ten name van [verdachte] omstreeks de tijd waarop het incident heeft plaatsgevonden een telefoonmast in de nabije omgeving van de plaats delict heeft aangestraald.
Op grond van hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht, concludeert zij dat de verdachte op de plaats delict aanwezig is geweest en aldaar [slachtoffer] heeft mishandeld.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van het primair en subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij op 24 december 2011 niet in of in de nabijheid van het café “ [naam café] ” te Venray is geweest. Naar zijn zeggen is hij op die avond thuis of bij zijn buurman geweest. De politie heeft geen onderzoek ingesteld naar de waarheid van deze verklaring.
De raadsman wijst erop dat de getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij de verdachte op de betreffende avond in het café heeft gezien, maar dat er verder niemand is die dit heeft bevestigd. Eén enkele verklaring dat de verdachte op of in de nabijheid van de plaats delict aanwezig is geweest, is onvoldoende om vast te stellen dat hij degene is die achter [slachtoffer] is aangelopen en hem het letsel heeft toegebracht. Het is immers mogelijk dat [getuige 2] zich voor wat betreft de persoon in kwestie heeft vergist. Persoonsverwisselingen komen regelmatig voor. Daarnaast is het mogelijk dat [getuige 2] zich heeft vergist in de datum waarop de verdachte aanwezig zou zijn geweest in het café.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat de inhoud van de verklaringen van de getuige [getuige 1] nogal wisselt zover dit het signalement van [verdachte] en de gebeurtenissen betreft. Bovendien klopt het door [getuige 1] opgegeven signalement niet met de uiterlijke kenmerken van de verdachte.
Betreffende de meervoudige fotoconfrontatie heeft de raadsman aangevoerd dat deze is uitgevoerd nadat zijn cliënt al op Facebook als dader van het incident was aangemerkt. Het is zeer waarschijnlijk dat de getuige [getuige 1] een foto van zijn cliënt op Facebook heeft gezien en hem daarvan heeft herkend. Bovendien heeft [getuige 1] verklaard dat hij de verdachte kent als pizzabezorger, terwijl de verdachte verklaart nooit pizza’s te hebben bezorgd. Of deze verklaring van de verdachte op waarheid berust is niet nader onderzocht. Evenmin is geïnvesteerd in onderzoek naar de zendmastgegevens. De woning van de verdachte bevindt zich op ongeveer 500 meter van de plaats delict. Deze afstand is zodanig klein dat als de telefoon van de verdachte zich bevindt in de woning van de verdachte, door die telefoon deze zendmast ook wordt aangestraald. Ook de zendmastgegevens leveren dus geen bewijs voor de aanwezigheid van de verdachte in of in de nabijheid van het café “ [naam café] ” te Venray op het tijdstip dat het delict werd gepleegd.
Vervolgens heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verklaringen van [slachtoffer] telkenmale zijn aangevuld met nieuwe waarnemingen en dat uit het dossier voorts niet met zekerheid kan worden afgeleid dat de verwonding van [slachtoffer] in de buikstreek het gevolg is van het steken met een scherp voorwerp. Tot slot wijst de raadsman op het feit dat [slachtoffer] en [getuige 1] ten tijde van de mishandeling kennelijk sterk onder invloed van alcohol verkeerden, hetgeen een verklaring vormt voor het feit dat de inhoud van hun verklaringen sterk wisselt. De raadsman heeft geconcludeerd dat niet is komen vast te staan dat de verdachte op 24 december 2011 niet in of in de nabijheid van het café “ [naam café] ” te Venray is geweest zodat, gelet op diens ontkenning, niet bewezen is dat hij het tenlastegelegde heeft gepleegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat aangever [slachtoffer] in de nacht van 23 op 24 december 2011 zeer ernstig gewond is geraakt in de nabijheid van café “ [naam café] ” te Venray. Hoe dat precies is gebeurd, staat niet vast. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij [slachtoffer] die verwonding heeft toegebracht, maar de verdachte ontkent dat te hebben gedaan. Hij is daar zelfs niet ter plaatse geweest, is zijn standpunt.
Vanaf het begin is onzeker geweest wat zich precies heeft afgespeeld. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (p. 33) beschrijft hoe zij en haar collega [verbalisant 2] [slachtoffer] aantroffen. [slachtoffer] vertelde hun dat hij uit het niets door een paar “Turken” in elkaar geslagen was. Hij wist niet wie dat waren. Omstanders wisten te vertellen dat hij door enkele “Turken” in elkaar geslagen was, onder wie de vier “Turken” uit de Mercedes die op dat moment voor “ [naam café] ” geparkeerd stond. [slachtoffer] kon niet aangeven wie hem daadwerkelijk geschopt of geslagen had en ook onder de omstanders was niemand die de mishandeling daadwerkelijk gezien had. Uit het proces-verbaal van [verbalisant 1] kan worden opgemaakt dat [slachtoffer] en zijn vrienden/collega’s behoorlijk hadden gedronken.
Eerst leek het erop dat [slachtoffer] alleen een ernstige verwonding aan zijn lip had, zodat de verbalisanten besloten hem naar de huisartsenpost te brengen. Onderweg daar naar toe vertelde [slachtoffer] dat hij uit het niets door een Turks of Marokkaans ogende persoon geslagen werd. Hij had het niet gezien. Hij voelde ineens pijn.
Aangekomen bij de huisartsenpost werd ook de ernstige buikverwonding ontdekt, die [slachtoffer] toen zelf nog niet had opgemerkt.
Later op de dag in het ziekenhuis kon [slachtoffer] meer van de gebeurtenissen schetsen. Hij vertelde dat hij in het café geduwd was en dat hij, toen hij even later buiten stond te roken, daar de persoon zag die hem geduwd had. Die man gooide twee keer met een bierglas en sloeg hem met een vuist tegen zijn mond. Hij herinnerde zich dat hij op de grond lag. Hij had bloed in zijn gezicht en voelde een bal aan de linker zijde van zijn buik, en zag dat zijn darmen uit zijn buik staken.
Nog weer later, in een aanvullend verhoor op 27 december 2011, wist [slachtoffer] te vertellen dat degene die hem verwond had eerst in de Mercedes was gestapt, daar weer was uitgekomen, en vervolgens een fles en een glas naar hem had gegooid en hem vervolgens had geslagen. Deze persoon was dezelfde als met wie hij ruzie had gehad in het café. Hij had niet kunnen zien of de “Turk” iets in zijn handen had, maar als hij het zo van de chirurg hoorde, moest hij met iets gestoken zijn.
Op 26 januari 2012 is [slachtoffer] nog een keer gehoord. Hij herinnerde zich toen dat hij op zijn rug lag en dat de persoon die hem geslagen had links naast hem stond en zich over hem heen gebogen had. De persoon had met zijn rechterhand iets in zijn linkerzij gestoken.
In zijn meest recente verklaring, ten overstaan van de rechter-commissaris, schetste [slachtoffer] hoe hij buiten door een persoon genaamd [verdachte] werd geprovoceerd doordat deze tegen hem schold en hem uitlokte. Vervolgens had hij gezien dat deze [verdachte] een mes uit zijn zak pakte en hem daarmee in zijn zij stak.
De ontwikkeling van de verklaring van [slachtoffer] geeft precies weer waarom het lastig is om aan de hand van steeds opnieuw vertelde verklaringen te moeten vaststellen of een tenlastegelegd feit is gepleegd. Na verloop van tijd kan niet goed meer worden vastgesteld wat iemand daadwerkelijk zelf heeft waargenomen. Het menselijk geheugen werkt nu eenmaal zo dat het lacunes in de herinnering aanvult met conclusies (“het moet wel zo geweest zijn dat…”) en met wat anderen hebben gezegd. De rechtbank gaat ervan uit dat [slachtoffer] volstrekt te goeder trouw is geweest bij het afleggen van zijn verklaringen, maar de ontwikkeling van zijn verklaring in de loop van de tijd brengt mee dat de rechtbank er niet van kan uitgaan dat het ook daadwerkelijk zo gegaan is als [slachtoffer] in zijn latere verklaringen heeft geschetst. Dat de verdachte op de plaats van het misdrijf is geweest, kan er in elk geval niet uit volgen.
Ook de verklaring van de belangrijkste getuige, genaamd [getuige 1] , is in de loop van de tijd veranderd. In eerste instantie weet [getuige 1] niet hoe de man heet die volgens zijn verklaring achter [slachtoffer] het café is uitgelopen. Hij heeft van de omstanders gehoord dat de persoon die [slachtoffer] heeft verwond is genaamd [verdachte] .
Dan zegt hij dat hij de persoon kent als [verdachte] die voor een pizzeria in Venray pizza’s bezorgde, volgens zijn verklaring de pizzeria genaamd [naam pizzeria] . Hij heeft gezien dat [verdachte] een groene fles en een longdrinkglas naar [slachtoffer] gooide en dat hij hem sloeg. [slachtoffer] is toen gevallen, waarna het onmogelijk was voor [verdachte] om nog iets bij [slachtoffer] te doen. Hij heeft ook geen mes gezien. [verdachte] is niet in de Mercedes gestapt voor de ruzie met [slachtoffer] , maar wel nadien.
Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft [getuige 1] verklaard dat [slachtoffer] “in slow motion wegdook”, toen [verdachte] met de fles gooide, maar dat [slachtoffer] door het glas werd geraakt dat [verdachte] daarna gooide. Daarna liep [verdachte] recht op [slachtoffer] af en sloeg hij hem recht in het gezicht. Toen [slachtoffer] viel, liep [verdachte] op hem af en hing vervolgens over hem heen en zei allerlei dingen tegen hem. Hij heeft niet gezien dat is gestoken. [slachtoffer] was die avond erg dronken, verklaarde [getuige 1] .
[getuige 1] heeft bij een meervoudige fotoconfrontatie de foto van de verdachte aangewezen als de [verdachte] die [slachtoffer] heeft verwond. Voor de rechtbank is niet begrijpelijk waarom de politie ervoor heeft gekozen de getuige [getuige 1] te onderwerpen aan een meervoudige fotoconfrontatie. Als de getuige de verdachte van de pizzeria kent, zal hij hem zeker aanwijzen. Maar betekent dat dan ook dat de verdachte de dader was? Of dat hij op de plaats van het misdrijf was? Daarbij komt nog dat de raadsman heeft betoogd dat de foto van de verdachte vrij snel op Facebook is gezet met de mededeling dat die persoon de dader van de steekpartij was. Als dat zo is, dan kan helemaal niet meer worden vastgesteld waarvan de getuige [getuige 1] de verdachte herkende: van de pizzeria, van het incident bij café “ [naam café] ” of van Facebook. Deze fotoconfrontatie bewijst dan ook niet dat de verdachte de persoon is die [slachtoffer] verwond heeft en ook niet dat de verdachte op de plaats van het misdrijf was.
Terzijde merkt de rechtbank op dat het niet begrijpelijk is dat geen onderzoek is ingesteld naar het verweer van de verdachte dat hij nooit pizza’s heeft bezorgd en nooit voor de pizzeria genaamd [naam pizzeria] heeft gewerkt, welk verweer hij vanaf het allereerste verhoor al heeft gevoerd. Het zou voor de politie toch een geringe inspanning zijn geweest om dit verweer bij deze pizzeria te controleren. Als verdachtes stelling juist is, zou dat direct betekenen dat de getuige [getuige 1] zich in de persoon van de dader heeft vergist en was mogelijk iemand anders als verdachte in beeld gekomen.
De officier van justitie heeft nog verwezen naar de zendmastgegevens, betrekking hebbend op de telefoon van de verdachte, die deze telefoon in de buurt van café “ [naam café] ” te Venray plaatsen op het tijdstip van het incident. De raadsman heeft erop gewezen dat de woning van de verdachte in de buurt van dat café ligt en dat mogelijk vanuit de woning of de directe omgeving daarvan dezelfde zendmast wordt aangestraald. Die mogelijkheid is niet onderzocht. Hoewel de zendmastgegevens een aanwijzing kunnen zijn dat de verdachte in de buurt van de plaats delict was, blijft daardoor ook de mogelijkheid open dat de verdachte gewoon thuis of bij de buurman was, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard.
De zendmastgegevens tonen dan ook niet aan dat de verdachte ten tijde van het begaan daarvan op de plaats van het misdrijf was.
De enige die heeft verklaard de verdachte op de plaats van het misdrijf te hebben gezien, is de getuige [getuige 2] , een van de medewerkers van café “ [naam café] ”. Hij kent de verdachte van school en heeft hem die avond in het café gezien. Volgens [getuige 2] was de verdachte niet betrokken bij het opstootje in het café en heeft hij rustig in het café gezeten, zijn drankje gedronken, betaald en is hij gegaan. De raadsman heeft erop gewezen dat de cafémedewerker zich kan vergissen in de persoon en in de datum waarop hij de verdachte in het café heeft gezien. Zijn verklaring is immers pas enkele weken na het incident opgenomen.
De mogelijkheid dat de getuige [getuige 2] zich in de datum vergist, kan niet worden uitgesloten. Daarbij komt dat – als al zou worden aangenomen dat de verdachte in het café is geweest – de verklaring van [getuige 2] geen aanwijzingen bevat dat de verdachte bij het incident met aangever [slachtoffer] betrokken zou zijn geweest. Nu [getuige 2] verklaring de enige is die de verdachte in de omgeving van de plaats van het misdrijf plaatst, moet de rechtbank constateren dat dit te weinig is om de conclusie te trekken dat de verdachte daar is geweest. Dat hij degene is geweest die [slachtoffer] zijn ernstige verwondingen heeft toegebracht, kan evenmin uit de bewijsmiddelen volgen. De rechtbank moet de verdachte daarom vrijspreken van hetgeen aan hem tenlastegelegd is.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

4.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 34.515,44.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij van oordeel is dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Zij verzoekt de rechtbank te bepalen dat de vordering niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank te beslissen overeenkomstig het verzoek van de officier van justitie.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft ter terechtzitting al als haar oordeel uitgesproken dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is. Nu de rechtbank de verdachte vrijspreekt, is de niet-ontvankelijkverklaring ook om die reden aan de orde.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. van Maanen Winters, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. G. Demmink, rechters, in tegenwoordigheid van J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2016.
Buiten staat
Mr. G. Demmink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging- ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 december 2011 in de gemeente Venray aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (afgebroken tanden en/of een steekwond in de buik, en/of darmperforatie en/of letsel aan de linkerschouder), heeft toegebracht, door deze opzettelijk tegen het hoofd te slaan en/of met een mes, althans met een scherp voorwerp, in de buik te steken;
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 24 december 2011 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een glas en/of een fles in de richting van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of (vervolgens) die [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.