3.3Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat aangever [slachtoffer] in de nacht van 23 op 24 december 2011 zeer ernstig gewond is geraakt in de nabijheid van café “ [naam café] ” te Venray. Hoe dat precies is gebeurd, staat niet vast. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij [slachtoffer] die verwonding heeft toegebracht, maar de verdachte ontkent dat te hebben gedaan. Hij is daar zelfs niet ter plaatse geweest, is zijn standpunt.
Vanaf het begin is onzeker geweest wat zich precies heeft afgespeeld. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (p. 33) beschrijft hoe zij en haar collega [verbalisant 2] [slachtoffer] aantroffen. [slachtoffer] vertelde hun dat hij uit het niets door een paar “Turken” in elkaar geslagen was. Hij wist niet wie dat waren. Omstanders wisten te vertellen dat hij door enkele “Turken” in elkaar geslagen was, onder wie de vier “Turken” uit de Mercedes die op dat moment voor “ [naam café] ” geparkeerd stond. [slachtoffer] kon niet aangeven wie hem daadwerkelijk geschopt of geslagen had en ook onder de omstanders was niemand die de mishandeling daadwerkelijk gezien had. Uit het proces-verbaal van [verbalisant 1] kan worden opgemaakt dat [slachtoffer] en zijn vrienden/collega’s behoorlijk hadden gedronken.
Eerst leek het erop dat [slachtoffer] alleen een ernstige verwonding aan zijn lip had, zodat de verbalisanten besloten hem naar de huisartsenpost te brengen. Onderweg daar naar toe vertelde [slachtoffer] dat hij uit het niets door een Turks of Marokkaans ogende persoon geslagen werd. Hij had het niet gezien. Hij voelde ineens pijn.
Aangekomen bij de huisartsenpost werd ook de ernstige buikverwonding ontdekt, die [slachtoffer] toen zelf nog niet had opgemerkt.
Later op de dag in het ziekenhuis kon [slachtoffer] meer van de gebeurtenissen schetsen. Hij vertelde dat hij in het café geduwd was en dat hij, toen hij even later buiten stond te roken, daar de persoon zag die hem geduwd had. Die man gooide twee keer met een bierglas en sloeg hem met een vuist tegen zijn mond. Hij herinnerde zich dat hij op de grond lag. Hij had bloed in zijn gezicht en voelde een bal aan de linker zijde van zijn buik, en zag dat zijn darmen uit zijn buik staken.
Nog weer later, in een aanvullend verhoor op 27 december 2011, wist [slachtoffer] te vertellen dat degene die hem verwond had eerst in de Mercedes was gestapt, daar weer was uitgekomen, en vervolgens een fles en een glas naar hem had gegooid en hem vervolgens had geslagen. Deze persoon was dezelfde als met wie hij ruzie had gehad in het café. Hij had niet kunnen zien of de “Turk” iets in zijn handen had, maar als hij het zo van de chirurg hoorde, moest hij met iets gestoken zijn.
Op 26 januari 2012 is [slachtoffer] nog een keer gehoord. Hij herinnerde zich toen dat hij op zijn rug lag en dat de persoon die hem geslagen had links naast hem stond en zich over hem heen gebogen had. De persoon had met zijn rechterhand iets in zijn linkerzij gestoken.
In zijn meest recente verklaring, ten overstaan van de rechter-commissaris, schetste [slachtoffer] hoe hij buiten door een persoon genaamd [verdachte] werd geprovoceerd doordat deze tegen hem schold en hem uitlokte. Vervolgens had hij gezien dat deze [verdachte] een mes uit zijn zak pakte en hem daarmee in zijn zij stak.
De ontwikkeling van de verklaring van [slachtoffer] geeft precies weer waarom het lastig is om aan de hand van steeds opnieuw vertelde verklaringen te moeten vaststellen of een tenlastegelegd feit is gepleegd. Na verloop van tijd kan niet goed meer worden vastgesteld wat iemand daadwerkelijk zelf heeft waargenomen. Het menselijk geheugen werkt nu eenmaal zo dat het lacunes in de herinnering aanvult met conclusies (“het moet wel zo geweest zijn dat…”) en met wat anderen hebben gezegd. De rechtbank gaat ervan uit dat [slachtoffer] volstrekt te goeder trouw is geweest bij het afleggen van zijn verklaringen, maar de ontwikkeling van zijn verklaring in de loop van de tijd brengt mee dat de rechtbank er niet van kan uitgaan dat het ook daadwerkelijk zo gegaan is als [slachtoffer] in zijn latere verklaringen heeft geschetst. Dat de verdachte op de plaats van het misdrijf is geweest, kan er in elk geval niet uit volgen.
Ook de verklaring van de belangrijkste getuige, genaamd [getuige 1] , is in de loop van de tijd veranderd. In eerste instantie weet [getuige 1] niet hoe de man heet die volgens zijn verklaring achter [slachtoffer] het café is uitgelopen. Hij heeft van de omstanders gehoord dat de persoon die [slachtoffer] heeft verwond is genaamd [verdachte] .
Dan zegt hij dat hij de persoon kent als [verdachte] die voor een pizzeria in Venray pizza’s bezorgde, volgens zijn verklaring de pizzeria genaamd [naam pizzeria] . Hij heeft gezien dat [verdachte] een groene fles en een longdrinkglas naar [slachtoffer] gooide en dat hij hem sloeg. [slachtoffer] is toen gevallen, waarna het onmogelijk was voor [verdachte] om nog iets bij [slachtoffer] te doen. Hij heeft ook geen mes gezien. [verdachte] is niet in de Mercedes gestapt voor de ruzie met [slachtoffer] , maar wel nadien.
Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft [getuige 1] verklaard dat [slachtoffer] “in slow motion wegdook”, toen [verdachte] met de fles gooide, maar dat [slachtoffer] door het glas werd geraakt dat [verdachte] daarna gooide. Daarna liep [verdachte] recht op [slachtoffer] af en sloeg hij hem recht in het gezicht. Toen [slachtoffer] viel, liep [verdachte] op hem af en hing vervolgens over hem heen en zei allerlei dingen tegen hem. Hij heeft niet gezien dat is gestoken. [slachtoffer] was die avond erg dronken, verklaarde [getuige 1] .
[getuige 1] heeft bij een meervoudige fotoconfrontatie de foto van de verdachte aangewezen als de [verdachte] die [slachtoffer] heeft verwond. Voor de rechtbank is niet begrijpelijk waarom de politie ervoor heeft gekozen de getuige [getuige 1] te onderwerpen aan een meervoudige fotoconfrontatie. Als de getuige de verdachte van de pizzeria kent, zal hij hem zeker aanwijzen. Maar betekent dat dan ook dat de verdachte de dader was? Of dat hij op de plaats van het misdrijf was? Daarbij komt nog dat de raadsman heeft betoogd dat de foto van de verdachte vrij snel op Facebook is gezet met de mededeling dat die persoon de dader van de steekpartij was. Als dat zo is, dan kan helemaal niet meer worden vastgesteld waarvan de getuige [getuige 1] de verdachte herkende: van de pizzeria, van het incident bij café “ [naam café] ” of van Facebook. Deze fotoconfrontatie bewijst dan ook niet dat de verdachte de persoon is die [slachtoffer] verwond heeft en ook niet dat de verdachte op de plaats van het misdrijf was.
Terzijde merkt de rechtbank op dat het niet begrijpelijk is dat geen onderzoek is ingesteld naar het verweer van de verdachte dat hij nooit pizza’s heeft bezorgd en nooit voor de pizzeria genaamd [naam pizzeria] heeft gewerkt, welk verweer hij vanaf het allereerste verhoor al heeft gevoerd. Het zou voor de politie toch een geringe inspanning zijn geweest om dit verweer bij deze pizzeria te controleren. Als verdachtes stelling juist is, zou dat direct betekenen dat de getuige [getuige 1] zich in de persoon van de dader heeft vergist en was mogelijk iemand anders als verdachte in beeld gekomen.
De officier van justitie heeft nog verwezen naar de zendmastgegevens, betrekking hebbend op de telefoon van de verdachte, die deze telefoon in de buurt van café “ [naam café] ” te Venray plaatsen op het tijdstip van het incident. De raadsman heeft erop gewezen dat de woning van de verdachte in de buurt van dat café ligt en dat mogelijk vanuit de woning of de directe omgeving daarvan dezelfde zendmast wordt aangestraald. Die mogelijkheid is niet onderzocht. Hoewel de zendmastgegevens een aanwijzing kunnen zijn dat de verdachte in de buurt van de plaats delict was, blijft daardoor ook de mogelijkheid open dat de verdachte gewoon thuis of bij de buurman was, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard.
De zendmastgegevens tonen dan ook niet aan dat de verdachte ten tijde van het begaan daarvan op de plaats van het misdrijf was.
De enige die heeft verklaard de verdachte op de plaats van het misdrijf te hebben gezien, is de getuige [getuige 2] , een van de medewerkers van café “ [naam café] ”. Hij kent de verdachte van school en heeft hem die avond in het café gezien. Volgens [getuige 2] was de verdachte niet betrokken bij het opstootje in het café en heeft hij rustig in het café gezeten, zijn drankje gedronken, betaald en is hij gegaan. De raadsman heeft erop gewezen dat de cafémedewerker zich kan vergissen in de persoon en in de datum waarop hij de verdachte in het café heeft gezien. Zijn verklaring is immers pas enkele weken na het incident opgenomen.
De mogelijkheid dat de getuige [getuige 2] zich in de datum vergist, kan niet worden uitgesloten. Daarbij komt dat – als al zou worden aangenomen dat de verdachte in het café is geweest – de verklaring van [getuige 2] geen aanwijzingen bevat dat de verdachte bij het incident met aangever [slachtoffer] betrokken zou zijn geweest. Nu [getuige 2] verklaring de enige is die de verdachte in de omgeving van de plaats van het misdrijf plaatst, moet de rechtbank constateren dat dit te weinig is om de conclusie te trekken dat de verdachte daar is geweest. Dat hij degene is geweest die [slachtoffer] zijn ernstige verwondingen heeft toegebracht, kan evenmin uit de bewijsmiddelen volgen. De rechtbank moet de verdachte daarom vrijspreken van hetgeen aan hem tenlastegelegd is.