ECLI:NL:RBLIM:2016:8983

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
14 oktober 2016
Zaaknummer
03-659181-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen voorbereidingshandelingen 10a Opiumwet

Op 14 oktober 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, waaronder amfetamine en MDMA. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 en 30 september 2016, waarbij de verdachte op de eerste zitting aanwezig was, maar op de tweede zitting niet. De officier van justitie vorderde dat de verdachte gedeeltelijk werd vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot de locatie in Eindhoven, maar dat de onderdelen betreffende de locaties in Lomm en Roermond bewezen verklaard zouden worden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de verschillende locaties.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de opslag van goederen en stoffen in Eindhoven en Lomm, en sprak de verdachte vrij van deze onderdelen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte op enige wijze betrokken was bij de voorhanden hebben van de aangetroffen stoffen in de garagebox in Eindhoven of het bedrijfspand in Lomm. Wat betreft de locatie in Roermond, oordeelde de rechtbank dat de verklaring van een medeverdachte onvoldoende steunbewijs bood voor de betrokkenheid van de verdachte, waardoor ook hier vrijspraak volgde. De rechtbank sprak de verdachte in zijn geheel vrij van het tenlastegelegde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659181-15
Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 oktober 2016

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.G.E. Koumans, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 en 30 september 2016. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn op 29 september 2016 verschenen. Op 30 september 2016 is verdachte niet verschenen, maar wel zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
samen met een ander of anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van amfetamine/MDMA/tenamfetamine/N-ethyl MDA door op drie verschillende tijdstippen op drie verschillende locaties de in de tenlastelegging genoemde goederen en/of stoffen voorhanden te hebben.

De beoordeling van het bewijs

Inleiding

Begin 2015 is naar aanleiding van TCI-informatie onder leiding van de officier van justitie onder de naam Delta een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar veronderstelde criminele activiteiten.
De inzet van BOB-middelen door het onderzoeksteam heeft geleid tot de vondst van drie (opslag)locaties. Op 5 februari 2015 wordt een garagebox gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven doorzocht. Op 20 februari 2015 een loods aan [adres 2] te Lomm en op 22 februari 2015 een garage bij de woning aan de [adres 3] te Roermond. Op deze locaties bleken zich verschillende chemicaliën en goederen te bevinden, welke volgens de interpretatie van de Landelijke Eenheid Ontmantelen (LFO) van de politie zouden zijn gerelateerd aan de productie van synthetische drugs.
De politie heeft meerdere verdachten aangehouden, onder wie verdachte. Verdachte wordt verweten betrokken te zijn bij de locaties in Eindhoven, Lomm en Roermond.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte partieel wordt vrijgesproken ten aanzien van het onderdeel betreffende de locatie in Eindhoven, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor zijn betrokkenheid aldaar. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onderdelen betreffende de locaties in Lomm en Roermond worden bewezenverklaard. Daartoe heeft zij verwezen naar de telecomgegevens in combinatie met de verschillende observaties en het aantreffen van de stoffen en goederen op de betreffende locaties. Daaruit komt met betrekking tot verdachte het volgende naar voren:
Lomm
Op 12 februari 2015 bellen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] met elkaar en wordt er gesproken over liters en prijzen. Op 19 februari 2015 hebben verdachte en medeverdachten [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] veelvuldig met elkaar contact over wat er een dag later staat te gebeuren. Op 20 februari 2015 wordt vervolgens een lab-opstelling met chemicaliën gevonden. Die ochtend (om 10.24 uur) belt medeverdachte [medeverdachte 7] met verdachte met de vraag: “halen wij dat ding straks later ff op?”, waarop verdachte antwoordt dat dat wel zal lukken. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat ‘met dat ding’ de bus wordt bedoeld waarin de chemicaliën zijn vervoerd die later op de dag (op 20 februari 2015) in Lomm worden aangetroffen. Gelet op deze omstandigheden is verdachte in de visie van de officier van justitie dan ook betrokken bij dit aangetroffen lab. Verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte 7] ook degene die regelt dat er zaken klaar staan. Daarbij is verdachte degene die medeverdachte [medeverdachte 7] aanstuurt en op de dag zelf van afstand toekijkt en begeleidt. Verdachte is tevens degene die door medeverdachte [medeverdachte 7] in de middag direct wordt gebeld na een eerder telefoontje van medeverdachte [medeverdachte 2] over de door hem gereden kilometers met de door hem gehuurde bus.
Roermond
Verdachte is, volgens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , diegene die met betrekking tot de locatie waar de chemicaliën zijn opgeslagen en op 22 februari 2015 zijn aangetroffen medeverdachte [medeverdachte 2] heeft benaderd met betrekking tot de opslag van deze stoffen. Dit staat echter niet op zichzelf, aangezien verdachte – kijkend naar de bevindingen met betrekking tot de locatie in Lomm – ook degene is die aanstuurt op het vlak van logistiek. Voorts is er meermalen direct contact tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Gelet op de aard van de aangetroffen stoffen, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , hun onderlinge relatie en de directe betrokkenheid van beiden bij andere incidenten alwaar soortgelijke grondstoffen ten behoeve van het productieproces van synthetische drugs zijn aangetroffen, is de officier van justitie van mening dat voldoende bewijsmiddelen aanwezig zijn om te komen tot een bewezenverklaring van verdachtes betrokkenheid bij deze locatie.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor verdachtes betrokkenheid. Daartoe heeft zij met betrekking tot de verschillende locaties het volgende aangevoerd.
Eindhoven
Verdachte komt op geen enkele manier voor in de waargenomen contacten noch is hij in verband te brengen met de betreffende garagebox.
Lomm
Verdachte komt op geen enkele manier in beeld bij het ophalen en het transporteren van de stoffen naar Lomm. Voorts zijn de tapgesprekken met de medeverdachten voorafgaand aan 20 februari 2015 onvoldoende specifiek om vast te stellen dat deze betrekking hebben op het transport van de betreffende stoffen. Bovendien kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat op enig moment sprake was van beschikkingsmacht over of wetenschap van de betreffende stoffen.
Roermond
Het dossier bevat enkel de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] voor verdachtes betrokkenheid en verder steunbewijs ontbreekt.

Het oordeel van de rechtbank

[adres 1] te Eindhoven
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte betrokken is geweest bij het voorhanden hebben van de goederen en stoffen, welke in de garagebox aan de [adres 1] zijn aangetroffen. Verdachte dient derhalve van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
[adres 2] te Lomm
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte met betrekking tot het bedrijfspand in Lomm is ten laste gelegd, zodat hij daarvan eveneens dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op 19 februari 2015 telefonisch contact heeft met medeverdachte [medeverdachte 7] over iets dat de volgende dag staat te gebeuren. Op 20 februari 2015 zijn bij het bedrijf [naam bedrijf] in Luik (België) een aantal stoffen opgehaald door medeverdachten [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] . Deze stoffen zijn middels een door medeverdachte [medeverdachte 2] gehuurde bestelbus met het kenteken [kenteken 4] en onder begeleiding van medeverdachte [medeverdachte 7] , die daarbij gebruik maakte van een Renault Espace ( [kenteken 3] ), vervoerd naar de parkeerplaats aan de [adres 9] te Echt. Aldaar wordt de betreffende bestelbus enige tijd later opgehaald door medeverdachte [medeverdachte 6] en naar de [adres 10] te Velden gereden. Vanaf deze plek wordt de betreffende bestelbus door een onbekende man naar de loods, gelegen aan de [adres 2] te Lomm gereden. Nog geen half uur later, omstreeks 12.59 uur wordt de bestelbus uit de loods gereden. Bij de doorzoeking van het bedrijfspand op 20 februari 2015 (omstreeks 13.30 uur) worden in verschillende ruimten diverse goederen en stoffen aangetroffen, welke gebruikt kunnen worden voor de vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs, met name amfetamine.
In de middag van 20 februari 2015 is er wederom telefonisch contact tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] met betrekking tot het door medeverdachte [medeverdachte 2] gereden aantal kilometers.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte met de aangetroffen goederen en stoffen in verband kan worden gebracht. Heeft verdachte deze goederen en stoffen voorhanden gehad (al dan niet via medeplegen)?
Voor het voorhanden hebben van bepaalde goederen/stoffen bestemd om een feit bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet voor te bereiden geldt dat is vereist dat er een bepaalde machtsrelatie dient te bestaan tussen de verdachte en de desbetreffende goederen/stoffen en een meer of mindere mate van bewustheid bij verdachte omtrent de aanwezigheid van de goederen/stoffen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte op grond van het vorenstaande niet in verband worden gebracht met het bedrijfspand in Lomm, alwaar de stoffen zijn aangetroffen, noch met het vervoer van de stoffen van België naar Lomm. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte tijdens de observaties in beeld is gekomen. Evenmin kan aan de hand van de uit het telecomonderzoek naar voren komende bevindingen worden vastgesteld dat er op enig moment een machtsrelatie heeft bestaan tussen de aangetroffen stoffen en verdachte. Het enkele gegeven dat er voorafgaand en na afloop van het transport telefonisch contact is geweest tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] , waarbij er mogelijk wordt gesproken over zaken die zouden kunnen passen bij het genoemde transport op 20 februari 2015, zoals door de officier van justitie is aangevoerd, is daartoe onvoldoende.
[adres 3] te Roermond
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van het voorhanden hebben van de stoffen aangetroffen in de garage van medeverdachte [medeverdachte 2] in Roermond wegens het ontbreken van het wettig bewijs. Weliswaar zijn de ten laste gelegde stoffen aangetroffen in de garage van deze mede-verdachte, echter het dossier bevat enkel de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat hij deze stoffen op verzoek van en voor verdachte heeft opgeslagen in zijn garage. Steunbewijs met betrekking tot verdachtes betrokkenheid ontbreekt, waardoor niet wordt voldaan aan het in het Wetboek van Strafvordering genoemde wettelijk bewijsminimum.

De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. K.J.H. Hoofs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2016.
Mr. K.J.H. Hoofs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na vordering nadere omschrijving tenlastelegging – ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 5 februari 2015 tot en met 22 februari 2015 in de gemeente(n) Roermond en/of Eindhoven en/of Lomm, in elk geval binnen de
arrondissementen Limburg en Brabant, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van deOpiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (ondermeer) voorhanden heeft gehad
-40 vaten x 25 liter (vermoedelijke) inhoud zoutzuur, en/of
-19 vaten x 25 liter (vermoedelijke) inhoud aceton, en/of
-4 kruiken x 1,5 liter methanol, en/of
-20 zakken x 25 kilogram caustic soda, en/of
-diverse handschoenen,
(allen) aangetroffen te Eindhoven op 5 februari 2015,
en/of,
-101 zakken x 25 kilo inhoud Caustic Soda (totaal: 2525 kilogram Caustic Soda), en/of
-IBC 6 x 1000 liter, en/of
-een afkortzaag (DeWalt) inclusief geleiderbank, en/of
-een afzuigunit, en/of
-2 rolcarriers, en/of
-een opstelling ten behoeve van omzetting Apaan naar BMK, en/of
-een ventilator, en/of
-een vuilniszak met veiligheidsmiddelen ten behoeve van gelaatsmaskers, en/of
-elektrisch handgereedschap, en/of
-een hoeveelheid scheidtrechters, en/of
-6 gemodificeerde bierfusten, en/of
-3 x reflux in PVC buizen en een kwikthermometer, en/of
-een aangepast bierfust als stoomgenerator, en/of
-7 maatbekers en 4 trechters, en/of
-3 behangafstomers en/of 2 slangen met koperstuk ten behoeve van stoomdestillatie, en/of
-5 branders, en/of
-een doos met 4 glazen koelers, en/of
-een doos met koeler en thermometer, en/of
-diverse glaswerken, en/of
-6 emmers, en/of
-een flexibele slang, en/of
-een afzuigunit, en/of
-een opstelling ten behoeve van scheidtrechterplaten en/of
-diverse slangen en koppelstukken, en/of
-een gasmasker, en/of
-2 lekbakken, en/of
-40 x 25 liter jerrycan(s) met opschrift 'M' (totaal: 1000 liter mierenzuur), en/of
-38 x 25 liter jerrycan(s) opschrift 'Z' (inhoud: zoutzuur), en/of 1 jerrycan x 25liter (inhoud: zoutzuur) en/of
-1 jerrycan x 30 liter (totaal: 990 liter zoutzuur), en/of
-een speciekuip met slangen, en/of
-twee trechters, en/of
-diverse koppelstukken en/of vloeistofpompen, en/of
-drie dekselvaten en/of trechters en/of een maatbeker, en/of een magnetron en/of 12 literflessen bio ethanol, en/of
-19 lege jerrycans (25 en 20 liter, met restanten zure vloeistof en/of BMK en/of formamyde en/of andere amfetamine-achtige stoffen), en/of
-een kookketel gekoppeld aan een gasbrander (200 liter) en/of een kooktafel
(275 liter) en/of 3 branders, en/of
-een 200 liter vat, en/of
-een compressor, en/of
-een hoeveelheid gereedschap, en/of
-een 120 liter klemdekselvat, en/of
-een scheidtrechtersopstelling (4 x 200 liter, dopvaten en aftapkranen), en/of
-een bouwlamp, en/of
-een waterbak met dompelpomp en slang,
(allen) aangetroffen te Lomm op 20 februari 2015,
en/of,
-22 jerrycans met totaal inhoud 520 liter ethanol, en/of
-3 metalen vaten met totaal inhoud 600 liter propanol en/of ispropylalcohol, en/of
-2 jerrycans met totaal inhoud 7 liter formamide,
(allen) aangetroffen te Roermond op 22 februari 2015,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die goed(eren) bestemd was/waren tot het plegen (artikel 10a Opiumwet jo. artikel 47 Wetboek van Strafrecht) van dat/die feit(en);