ECLI:NL:RBLIM:2016:8981

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
14 oktober 2016
Zaaknummer
03/659173-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en andere verdovende middelen

Op 14 oktober 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en andere verdovende middelen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 en 30 september 2016, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie vorderde dat het ten laste gelegde bewezen werd verklaard, verwijzend naar telecomgegevens, observaties en de verklaring van de verdachte. De verdachte werd verweten dat hij samen met anderen op verschillende locaties in Nederland voorbereidingshandelingen had gepleegd voor de productie van amfetamine, MDMA, tenamfetamine en N-ethyl MDA. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 5 februari 2015 in Eindhoven, op 20 februari 2015 in Lomm en op 22 februari 2015 in Roermond betrokken was bij het voorhanden hebben van chemicaliën en goederen die bestemd waren voor de productie van deze verdovende middelen. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen deze stoffen voorhanden had, terwijl hij wist dat deze bestemd waren voor de productie van amfetamine. De verdachte werd vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar de rechtbank legde hem een gevangenisstraf op van 438 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659173-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 oktober 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 29 en 30 september 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander of anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van amfetamine/MDMA/tenamfetamine/N-ethyl MDA door op drie verschillende tijdstippen op drie verschillende locaties de in de tenlastelegging genoemde goederen en/of stoffen voorhanden te hebben.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Inleiding
Begin 2015 is naar aanleiding van TCI-informatie onder leiding van de officier van justitie onder de naam Delta een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar veronderstelde criminele activiteiten.
De inzet van BOB-middelen door het onderzoeksteam heeft geleid tot de vondst van drie (opslag)locaties. Op 5 februari 2015 wordt een garagebox gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven doorzocht. Op 20 februari 2015 een loods aan [adres 2] te Lomm en op 22 februari 2015 een garage bij de woning aan de [adres 3] te Roermond. Op deze locaties bleken zich verschillende chemicaliën en goederen te bevinden, welke volgens de interpretatie van de Landelijke Eenheid Ontmantelen (LFO) van de politie zouden zijn gerelateerd aan de productie van synthetische drugs.
De politie heeft meerdere verdachten aangehouden, onder wie verdachte. Verdachte wordt verweten betrokken te zijn bij de locaties in Eindhoven, Lomm en Roermond.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het ten laste gelegde wordt bewezenverklaard. Daartoe heeft zij verwezen naar de telecomgegevens in combinatie met de verschillende observaties, aantreffen van de stoffen en goederen op de betreffende locaties en de verklaring van verdachte. Daaruit komt met betrekking tot verdachte het volgende naar voren:
Eindhoven
Verdachte heeft op 4 februari 2015 contact met Autoverhuur Limburg om aldaar een voertuig te reserveren voor 5 februari 2015. Op 5 februari 2015 is verdachte met een Iveco bus met het kenteken [kenteken 2] van Roermond naar België gereden om aldaar de chemicaliën bij [naam bedrijf] in Luik op te halen en vanuit België onder escorte van medeverdachte [medeverdachte 7] in de Hyundai Lantra met het kenteken [kenteken 1] (welke op naam van verdachte staat) naar het [adres 4] te Eindhoven gereden. [verdachte] stapt dan bij medeverdachte [medeverdachte 7] in de Hyundai Lantra, ze rijden naar het [adres 5] (eveneens te Eindhoven) waarna verdachte alleen met de Hyundai Lantra terug naar Roermond rijdt, terwijl de chemicaliën uit de Iveco bus in de garagebox aan de [adres 1] te Eindhoven worden uitgeladen.
Lomm
Op 20 februari 2015 heeft verdachte een Mercedes bus met kenteken [kenteken 4] gehuurd en bestuurd waarin de chemicaliën worden vervoerd. Een dag eerder heeft verdachte telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 7] over het huren van voornoemde bus. Uit observaties blijkt dat de door verdachte gehuurde bus op 20 februari 2015 op het terrein van het bedrijf [naam bedrijf] te Luik staat en wordt beladen. Tevens staat op het terrein van [naam bedrijf] een Renault Espace met kenteken [kenteken 3] , welke op naam van [verdachte] staat. De Mercedes bus rijdt, vergezeld door de Renault Espace naar de [adres 9] te Echt, waar de Mercedes wordt geparkeerd, verdachte als bijrijder in de Renault Espace stapt en de Renault Espace wegrijdt. Eind van de dag meldt verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 7] hoeveel kilometers er met de bus is gereden.
Roermond
In de garage van verdachte, gelegen aan de [adres 3] te Roermond, worden grote hoeveelheden chemicaliën aangetroffen. Deze chemicaliën zaten in (dop)vaten en jerrycans die niet waren voorzien van etikettering en gevarenclassificaties. Gelet op de inhoud van het tapgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] op 22 februari 2015 staat deze locatie in verband met de locaties Eindhoven en Lomm.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft partiële vrijspraak van de volgende onderdelen bepleit:
Ten aanzien van de locatie Eindhoven heeft verdachte verklaard dat hij zoutzuur en caustic soda heeft vervoerd. Dit zijn ook de goederen waarop door het LFO ijsafzetting is waargenomen en welke goederen kennelijk recent in de betreffende loods waren geplaatst. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van de andere aldaar aangetroffen stoffen.
Met betrekking tot de locatie Lomm heeft verdachte verklaard dat hij 101 zakken caustic soda heeft vervoerd. Voor de overige goederen ontbreekt wettig en overtuigend bewijs voor verdachtes betrokkenheid, zodat hij ook van die tenlastegelegde goederen dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de in de garage van verdachte te Roermond aangetroffen stoffen, kan volgens de rapportage van het NFI enkel de aangetroffen formamide in verband worden gebracht met de productie van de in de tenlastelegging opgenomen amfetamine. Nu niet is vastgesteld dat de andere stoffen bestemd (kunnen) zijn voor de productie van amfetamine, dient verdachte met betrekking tot deze stoffen te worden vrijgesproken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank leest de tenlastelegging aldus dat aan verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 5 februari 2015 tot en met 22 februari 2015 met een ander of anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine/MDMA/tenamfetamine/N-ethyl MDA door het in die periode
op enig moment voorhandenhebben van de chemicaliën en goederen welke uiteindelijk op de locaties in Eindhoven, Lomm en Roermond zijn aangetroffen.
3.4.1
Garagebox [adres 1] te Eindhoven 5 februari 2015
Bewijsmiddelen
Op 5 februari 2015 vindt een observatie plaats waarbij omstreeks 09.25 uur wordt waargenomen dat een witte bus, merk Iveco, voorzien van het kenteken [kenteken 2] en de opdruk Autoverhuur Limburg, op de Tongerseweg te Maastricht rijdt, komende uit de richting België. Tevens wordt gezien dat enkele auto’s achter de betreffende Iveco bus de Hyundai Lantra (kenteken [kenteken 1] ) met [medeverdachte 7] als bestuurder rijdt en dat beide voertuigen zich verplaatsen in de richting van Eindhoven. [2]
De Iveco bus met het kenteken [kenteken 2] is op 5 februari 2015 gehuurd door verdachte [verdachte] . [3]
Tijdens de observatie wordt omstreeks 10.30 uur gezien dat de Iveco bus met het kenteken [kenteken 2] en Hyundai Lantra met het kenteken [kenteken 1] in Eindhoven aankomen en de betreffende Iveco bus geparkeerd wordt op het [adres 4] te Eindhoven. De bestuurder van de Iveco bus, herkend als verdachte [verdachte] , stapt uit en stapt in de Hyundai Lantra met als bestuurder medeverdachte [medeverdachte 7] . Omstreeks 10.40 uur parkeert de betreffende Hyundai Lantra op het [adres 5] te Eindhoven. [4]
Het observatieteam neemt vervolgens omstreeks 10.41 uur waar dat medeverdachte [medeverdachte 7] uit de Hyundai Lantra met het kenteken [kenteken 1] stapt en de [naam horecazaak] , gelegen op de [adres 6] te Eindhoven, binnenloopt. De betreffende Hyundai Lantra rijdt vervolgens met verdachte [verdachte] weg. Omstreeks 10.59 uur stopt een witte Mercedes Sprinter met het kenteken [kenteken 5] op de [adres 7] te Eindhoven. Een man (later herkend als medeverdachte [medeverdachte 5] [5] ) stapt als bijrijder uit de betreffende Mercedes Sprinter en loopt richting het [adres 4] te Eindhoven, alwaar hij als bestuurder in de Iveco bus met het kenteken [kenteken 2] stapt en hiermee wegrijdt. Omstreeks 11.05 uur wordt gezien dat de betreffende Iveco bus geparkeerd staat bij een garagebox, welke gelegen is aan de achterzijde van de [adres 1] te Eindhoven. Dit is ter hoogte van de eerste garagebox aan de linkerkant, gezien vanaf de [adres 1] . De motor draait en het bestuurdersportier staat open. Ook wordt waargenomen dat de Mercedes Sprinter met het kenteken [kenteken 5] geparkeerd staat op de [adres 1] . Omstreeks 11.15 uur rijdt de lveco bus met het kenteken [kenteken 2] weg en stopt vervolgens omstreeks 11.17 uur op het [adres 4] te Eindhoven, alwaar medeverdachte [medeverdachte 5] uitstapt, de achterdeuren afsluit en vervolgens weer als bijrijder in de Mercedes Sprinter met het kenteken [kenteken 5] stapt. [6]
Op 5 februari 2015, omstreeks 13.55 uur, wordt de garagebox gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven geopend en betreden. Dit betreft, gezien vanuit de toegangspoort aan de openbare weg, de eerste garagebox aan de linkerkant met het nummer 2G08. In de garagebox worden onder andere de navolgende goederen aangetroffen:
  • 4 kunststof kruiken/kannen van 5 liter met vermoedelijk methanol;
  • 19 blauwe vaatjes van 25 liter met vermoedelijk aceton;
  • 20 zakken van 25 kilogram inhoudende caustic soda;
  • 40 zwarte vaatjes van 25 liter, volgens de brandweer inhoudende een zuur mogelijk zoutzuur.
Op de zwarte vaten en de plastic zakken zitten nog resten van ijsvorming; de vaten en de zakken zijn nog nat. Ook de warmtemeting door de brandweer geeft bij de zwarte vaten een lagere temperatuur. [8]
De aangetroffen goederen zijn in beslag genomen [9] en de vloeistof is nader onderzocht [10] . Het Nederlands Forensisch Instituut rapporteert dat het zoutzuur, methanol en aceton betreft. Zoutzuur en aceton staan vermeld op bijlage I van de Verordening van de EG inzake drugsprecursoren. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 29 september 2016 verklaard dat hij op 5 februari 2015 met een Iveco busje dat hij bij autoverhuur Limburg heeft gehuurd naar het bedrijf [naam bedrijf] in Luik (België) is gereden en daar zoutzuur en caustic soda heeft opgehaald. Deze goederen heeft verdachte zelf in de Iveco bus geladen. Verdachte heeft dit in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 7] gedaan. [medeverdachte 7] is met zijn auto, welke op naam stond van verdachte, meegereden naar Eindhoven. Op het moment dat verdachte bij het inladen zag welke grote hoeveelheden caustic soda en zoutzuur het betrof, ontstond bij hem het vermoeden dat het niet om legale toepassingen van de stoffen ging.
Overwegingen
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 5 februari 2015 bij het bedrijf [naam bedrijf] in België caustic soda en zoutzuur heeft opgehaald en daarmee onder escorte van medeverdachte [medeverdachte 7] naar het [adres 4] te Eindhoven is gereden. Omstreeks 10.59 uur rijdt medeverdachte [medeverdachte 5] met de betreffende Iveco bus naar de [adres 8] en vervolgens naar de garagebox gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven. De Iveco bus blijft tien minuten met draaiende motor en een open bestuurders-portier bij de garagebox staan, waarna medeverdachte [medeverdachte 5] de bestelbus terug rijdt naar het [adres 4] te Eindhoven. Bij de doorzoeking van de betreffende garagebox op 5 februari 2015 omstreeks 13.55 uur worden in de garagebox 19 vaatjes aceton, 40 vaatjes zoutzuur, 20 zakken caustic soda en 4 kannen methanol aangetroffen.
Uit de bevindingen van het LFO blijkt dat bij het aantreffen van de stoffen in de betreffende garagebox is geconstateerd dat er op de 25 zakken caustic soda en de 40 zwarte vaatjes zoutzuur sprake was van ijsafzetting en van een lagere temperatuur dan de overige goederen in de garagebox. De rechtbank leidt hieruit af dat de zakken caustic soda en de vaatjes zoutzuur recent in de garagebox waren geplaatst en dit de stoffen betreffen, welke door verdachte zijn vervoerd.
De rechtbank gaat er, gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en op voornoemde omstandigheden, vanuit dat op 5 februari 2015 door verdachte caustic soda en zoutzuur naar Eindhoven zijn vervoerd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de overige ten laste gelegde stoffen en goederen. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat verdachte deze stoffen tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 7] voorhanden heeft gehad gedurende de rit van Luik naar Eindhoven.
De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte af dat hij gelet op de grote hoeveelheden caustic soda en zoutzuur reeds bij het inladen van de stoffen een vermoeden kreeg dat het niet om legale bestemming van de stoffen ging en dat verdachte door zijn handelen op zijn minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem vervoerde stoffen die bestemd waren tot het plegen van een feit als bedoeld in artikel 10 lid 4 Opiumwet.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 februari 2015 samen met een ander 40 vaten zoutzuur en 20 zakken caustic soda, welke op 5 februari 2015 zijn aangetroffen in de garagebox aan de [adres 1] te Eindhoven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze stoffen bestemd waren voor de productie van amfetamine.
3.4.2
Loods [adres 2] te Lomm 20 februari 2015
Bewijsmiddelen:
Op 20 februari 2015 huurt verdachte [verdachte] een bestelbus Mercedes met het kenteken [kenteken 4] . [12]
Op 20 februari 2015 vindt er een observatie plaats waarbij door de Belgische politie wordt waargenomen dat omstreeks 08.25 uur op het terrein van het bedrijf [naam bedrijf] , gelegen aan de [adres bedrijf] te Luik, België, een vrachtwagen met kenteken [kenteken 4] , wordt geladen. Tevens staat er een Renault Espace, voorzien van het kenteken [kenteken 3] op het terrein. Omstreeks 08.30 uur verlaten de bestelbus en de Renault Espace het terrein van [naam bedrijf] en rijden richting Maastricht. [13]
De nummers [telefoonnummer 5] [14] , in gebruik bij verdachte [medeverdachte 7] [15] en [telefoonnummer 4] [16] , in gebruik bij medeverdachte [verdachte] [17] , bewegen zich, blijkens de mastgegevens, op 20 februari 2015 tussen 06.47 uur en 10. 08 uur eerst in de richting van België en later weer terug richting Roermond.
Op 20 februari 2015 omstreeks 09.10 uur wordt gezien dat de bestelbus met het kenteken [kenteken 4] en de Renault Espace met het kenteken [kenteken 3] vlak achter elkaar over de A2 ter hoogte van hectometerpaal 230 rijden. Omstreeks 09.20 uur wordt de betreffende bestelbus geparkeerd aan de [adres 9] te Echt. De Renault Espace wordt in de onmiddellijke omgeving van de bestelbus geparkeerd. De bestuurder van de bestelbus stapt uit en stapt in de Renault Espace, waarop deze wegrijdt. Vervolgens wordt omstreeks 11.10 uur waargenomen dat de bestelbus met het kenteken [kenteken 4] wordt opgehaald door een man (welke later wordt herkend als medeverdachte [medeverdachte 6] [18] ) en omstreeks 12.25 uur wordt geparkeerd op de [adres 10] te Velden. De man treft aldaar een andere man (NN4) en samen gaan ze een snackbar binnen. NN4 rijdt omstreeks 12.31 uur met de betreffende bestelbus naar een loods binnen, gelegen aan de [adres 2] te Lomm. Omstreeks 12.59 uur wordt de bestelbus uit de loods gereden en geparkeerd aan de [adres 11] te Velden. Aldaar treffen medeverdachte [medeverdachte 6] en de onbekende man (NN4) elkaar weer en rijdt medeverdachte [medeverdachte 6] met de bestelbus naar de [adres 9] te Echt, waar hij deze parkeert. [19]
Op 20 februari 2015, omstreeks 13.30 uur, wordt het bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] te Lomm doorzocht. Het bedrijf bestaat uit een kantoorgedeelte en een andere deel dat vanuit het kantoorgedeelte niet bereikbaar is. Dat gedeelte is verdeeld in diverse compartimenten, waarvan vijf, ruimte A tot en met D, ingericht met goederen welke gebruikt worden voor de vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs, met name de vervaardiging van amfetamine volgens de Leuckart methode met behulp van BMK. In de verschillende ruimten worden onder andere de volgende stoffen aangetroffen:
  • 19 jerrycans van 25 liter gevuld met resten van een zure vloeistof met een amfetamine geur;
  • 40 jerrycans van 25 liter met het opschrift M, allen geheel gevuld met in totaal 1000 liter een heldere zure vloeistof geur mierenzuur;
  • 40 jerrycans van 25 en 30 liter met het opschrift ZZ, allen geheel gevuld een rokende zure vloeistof-zoutzuur met in totaal 990 liter zoutzuur;
  • 101 zakken van 25 kilogram met in totaal 2525 kilogram Caustic Soda.
Het Nederlands Forensisch Instituut rapporteert dat de aangetroffen vloeistoffen in de jerrycans mierenzuur, zoutzuur en restanten met BMK en formamide betreft. De combinatie van BMK, formamide, mierenzuur en zoutzuur is in relatie tot synthetische drugs kenmerkend voor de vervaardiging van amfetamine uit BMK volgens de Leuckartmethode. De samenstelling van een deel van het ontvangen onderzoeksmateriaal betrof restanten kenmerkend voor de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode. [21]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 29 september 2016 verklaard dat hij op 20 februari 2015 samen met medeverdachte [medeverdachte 7] wederom goederen bij het bedrijf [naam bedrijf] te Luik (België) heeft opgehaald in opdracht van de medeverdachte [medeverdachte 4] . Hij heeft bij [naam bedrijf] 101 zakken caustic soda opgehaald. Deze zakken heeft verdachte zelf ingeladen. Gelet op de grote hoeveelheid had verdachte het vermoeden dat de caustic soda niet voor legale toepassingen was bestemd.
Overwegingen
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 20 februari 2015 samen met medeverdachte [medeverdachte 7] bij het bedrijf [naam bedrijf] in Luik (België) - blijkens de verklaring van verdachte - 101 zakken caustic soda heeft opgehaald. Deze zijn door verdachte in een door hem gehuurde bestelbus met het kenteken [kenteken 4] en onder begeleiding van medeverdachte [medeverdachte 7] vervoerd naar de parkeerplaats aan de [adres 9] te Echt. Aldaar wordt de betreffende bestelbus enige tijd later opgehaald door medeverdachte [medeverdachte 6] en naar de [adres 10] te Velden gereden. Vanaf deze plek wordt de betreffende bestelbus door een onbekende man naar de loods, gelegen aan de [adres 2] te Lomm gereden. Nog geen half uur later, omstreeks 12.59 uur wordt de vrachtwagen uit de loods gereden. Bij de doorzoeking van het bedrijfspand op 20 februari 2015 worden omstreeks 13.30 uur 101 zakken caustic soda alsmede diverse andere goederen en stoffen aangetroffen in de verschillende in het bedrijfspand aanwezige ruimtes. Deze goederen en stoffen kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs, met name amfetamine.
Gezien de ter terechtzitting afgelegde verklaring, zal de rechtbank verdachte (partieel) vrijspreken van de ten laste gelegde goederen en stoffen niet zijnde caustic soda.
De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting af dat verdachte gelet op de grote hoeveelheden caustic soda in combinatie met het feit dat hij eerder soortgelijke stoffen en hoeveelheden voor dezelfde persoon (medeverdachte [medeverdachte 7] ) heeft vervoerd wist dat het niet om legale toepassing daarvan ging. Verdachte heeft hiermee de aanmerkelijke kans aanvaard dat de caustic soda bestemd was tot het plegen van een feit als bedoeld in artikel 10 lid 4 Opiumwet.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander 101 zakken caustic soda, welke op 20 februari 2015 zijn aangetroffen in het bedrijfspand aan de [adres 2] te Lomm, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze stoffen bestemd waren voor de productie van amfetamine.
3.4.3
Garage [adres 3] te Roermond 22 februari 2015
Bewijsmiddelen
Op 22 februari 2015 wordt er in de garagebox behorende bij de woning van verdachte, gelegen aan de [adres 3] te Roermond, onder andere zeven liter formamide (indicatief), verpakt in één jerrycan van vijf liter (geheel gevuld) en één jerrycan van vijfentwintig liter gevuld met ongeveer twee liter aangetroffen. [22]
Het Nederlands Forensisch Instituut rapporteert dat de aangetroffen vloeistof in beide jerrycans formamide betreft. Formamide kan in relatie tot de productie van verdovende middelen worden gebruikt als grondstof voor de productie van amfetamine en MDA. [23]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 29 september 2015 verklaard dat hij de in zijn garage aangetroffen jerrycans op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 4] in zijn garage had opgeslagen.
Overwegingen
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 22 februari 2015 opzettelijk formamide in zijn garage voorhanden heeft gehad.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte, gezien de rapportage van het NFI, waarin wordt vermeld dat van de aangetroffen stoffen alleen formamide in verband kan worden gebracht met de productie van amfetamine, (partieel) dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde stoffen niet zijnde formamide.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten met betrekking tot het voorhanden hebben van de formamide in zijn garage. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Voorts dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte wist of redelijkerwijs diende te vermoeden dat de formamide voor het bereiden, verwerken of bewerken van amfetamine bedoeld waren.
De rechtbank leidt uit de aangetroffen hoeveelheid formamide in combinatie met het feit dat hij tweemaal eerder (op 5 februari en 20 februari) voor dezelfde perso(o)n(en) grote hoeveelheden stoffen heeft vervoerd waarvan hij wist dat deze geen legale bestemming hadden af, dat verdachte na die transporten op zijn minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de stoffen in zijn garage bestemd waren tot het plegen van een feit als bedoeld in artikel 10 lid 4 Opiumwet.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee jerrycans met formamide op 22 februari 2015 in de garagebox aan de [adres 3] te Roermond voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze stof bestemd was voor de productie van amfetamine.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 5 februari 2015 tot en met 22 februari 2015 binnen de arrondissementen Limburg en Brabant, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden voorhanden heeft gehad
-40 vaten x 25 liter (vermoedelijke) inhoud zoutzuur, en
-20 zakken x 25 kilogram caustic soda,
aangetroffen te Eindhoven op 5 februari 2015,
en
-101 zakken x 25 kilo inhoud Caustic Soda (totaal: 2525 kilogram Caustic Soda),
aangetroffen te Lomm op 20 februari 2015,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wisten dat die goederen bestemd waren tot het plegen van die feiten;
en
hij in de periode van 5 februari 2015 tot en met 22 februari 2015 in de gemeente Roermond om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden voorhanden heeft gehad
-2 jerrycans met totaal inhoud 7 liter formamide,
aangetroffen te Roermond op 22 februari 2015,
waarvan verdachte wist dat die goederen bestemd waren tot het plegen van die feiten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd
en
een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

5.De straf en/of de maatregel

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden. Deze eis is gebaseerd op de betrokkenheid bij het voorhanden hebben van de goederen en stoffen aangetroffen op de locaties Eindhoven, Lomm en Roermond. In de visie van de officier van justitie regelde verdachte het transport van de betreffende stoffen niet alleen, maar voerde hij dat transport ook zelf uit. Daarnaast had verdachte thuis ook een opslagplaats van deze grondstoffen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafoplegging naar voren gebracht dat verdachte een kleinere rol heeft gespeeld dan de officier van justitie hem toebedeelt. Verdachte is gebruikt als katvanger/loopjongen. Hij heeft enkel een deel van het transport uitgevoerd in opdracht van anderen. Voorts heeft de raadsman verwezen naar het blanco strafblad van verdachte alsmede de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 1 juli 2016, waaruit blijkt dat verdachte zijn leven inmiddels weer op orde heeft en wordt gesproken over een laag recidiverisico. Voorts wordt aangegeven dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze ontwikkeling zou doorkruisen, hetgeen niet gewenst is. De raadsman heeft verzocht het advies van de reclassering te volgen en te volstaan met voorwaardelijke straf en/of een taakstraf naast de al eerder ondergane voorlopige hechtenis.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders meermalen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie van amfetamine door het voorhanden hebben van de daartoe benodigde stoffen. Op grond van de hoeveelheid aangetroffen stoffen, moet worden aangenomen dat daarmee een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine geproduceerd kon worden. Amfetamine is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Door de verspreiding van amfetamine en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Dit varieert van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven.
Uit het dossier blijkt dat verdachte slechts betrokken is geweest bij het transporteren van grote hoeveelheden chemische stoffen in opdracht van anderen. Verdachte is daarbij gebruikt als een loopjongen om deze stoffen van de leverancier in België naar Nederland te vervoeren en is degene geweest die daarbij grote risico’s heeft gelopen.
Gelet op de ernst van het feit en in het bijzonder gelet op het grote belang van de bescherming van de volksgezondheid, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een juiste bestraffing vormt.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de omstandigheid dat verdachte over een blanco strafblad beschikt alsmede met de inhoud van de reclasserings-rapportage d.d. 1 juli 2016. Daaruit komt naar voren dat sprake is van een laag recidiverisico. Voorts lijkt naïviteit een belangrijke rol te hebben gespeeld bij verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde. De reclassering adviseert geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, aangezien verdachte zijn leven praktisch gezien op orde heeft en dit een hoop problemen met zich zou meebrengen.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf of een taakstraf, acht zij het anderzijds niet wenselijk dat de huidige positieve situatie van verdachte wordt doorkruist door een hernieuwde detentie van verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten: 73 dagen, en een voorwaardelijk deel van 12 maanden, met daarnaast een maximale taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden. De strafoplegging wordt daarmee tevens dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe feiten. De rechtbank komt tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank verdachtes rol beperkter acht dan de officier van justitie aan de door haar gevorderde straf ter grondslag heeft gelegd.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14c, 14c, 22c, 22d, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10, 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. K.J.H. Hoofs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2016.
Mr. K.J.H. Hoofs is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na vordering nadere omschrijving tenlastelegging – ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 5 februari 2015 tot en met 22 februari 2015 in de gemeente(n) Roermond en/of Eindhoven en/of Lomm, in elk geval binnen de
arrondissementen Limburg en Brabant, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (ondermeer) voorhanden heeft gehad
-40 vaten x 25 liter (vermoedelijke) inhoud zoutzuur, en/of
-19 vaten x 25 liter (vermoedelijke) inhoud aceton, en/of
-4 kruiken x 1,5 liter methanol, en/of
-20 zakken x 25 kilogram caustic soda, en/of
-diverse handschoenen,
(allen) aangetroffen te Eindhoven op 5 februari 2015,
en/of,
-101 zakken x 25 kilo inhoud Caustic Soda (totaal: 2525 kilogram Caustic Soda), en/of
-IBC 6 x 1000 liter, en/of
-een afkortzaag (DeWalt) inclusief geleiderbank, en/of
-een afzuigunit, en/of
-2 rolcarriers, en/of
-een opstelling ten behoeve van omzetting Apaan naar BMK, en/of
-een ventilator, en/of
-een vuilniszak met veiligheidsmiddelen ten behoeve van gelaatsmaskers, en/of
-elektrisch handgereedschap, en/of
-een hoeveelheid scheidtrechters, en/of
-6 gemodificeerde bierfusten, en/of
-3 x reflux in PVC buizen en een kwikthermometer, en/of
-een aangepast bierfust als stoomgenerator, en/of
-7 maatbekers en 4 trechters, en/of
-3 behangafstomers en/of 2 slangen met koperstuk ten behoeve van stoomdestillatie, en/of
-5 branders, en/of
-een doos met 4 glazen koelers, en/of
-een doos met koeler en thermometer, en/of
-diverse glaswerken, en/of
-6 emmers, en/of
-een flexibele slang, en/of
-een afzuigunit, en/of
-een opstelling ten behoeve van scheidtrechterplaten en/of
-diverse slangen en koppelstukken, en/of
-een gasmasker, en/of
-2 lekbakken, en/of
-40 x 25 liter jerrycan(s) met opschrift 'M' (totaal: 1000 liter mierenzuur), en/of
-38 x 25 liter jerrycan(s) opschrift 'Z' (inhoud: zoutzuur), en/of 1 jerrycan x 25liter (inhoud: zoutzuur) en/of
-1 jerrycan x 30 liter (totaal: 990 liter zoutzuur), en/of
-een speciekuip met slangen, en/of
-twee trechters, en/of
-diverse koppelstukken en/of vloeistofpompen, en/of
-drie dekselvaten en/of trechters en/of een maatbeker, en/of een magnetron en/of 12 literflessen bio ethanol, en/of
-19 lege jerrycans (25 en 20 liter, met restanten zure vloeistof en/of BMK en/of formamyde en/of andere amfetamine-achtige stoffen), en/of
-een kookketel gekoppeld aan een gasbrander (200 liter) en/of een kooktafel
(275 liter) en/of 3 branders, en/of
-een 200 liter vat, en/of
-een compressor, en/of
-een hoeveelheid gereedschap, en/of
-een 120 liter klemdekselvat, en/of
-een scheidtrechtersopstelling (4 x 200 liter, dopvaten en aftapkranen), en/of
-een bouwlamp, en/of
-een waterbak met dompelpomp en slang,
(allen) aangetroffen te Lomm op 20 februari 2015,
en/of,
-22 jerrycans met totaal inhoud 520 liter ethanol, en/of
-3 metalen vaten met totaal inhoud 600 liter propanol en/of ispropylalcohol, en/of
-2 jerrycans met totaal inhoud 7 liter formamide,
(allen) aangetroffen te Roermond op 22 februari 2015,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die goed(eren) bestemd was/waren tot het plegen (artikel 10a Opiumwet jo. artikel 47 Wetboek van Strafrecht) van dat/die feit(en);

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Regionale Recherche, afdeling Generiek, team Ondermijning, proces-verbaalnummer 2014 137542, gesloten d.d. 6 december 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 2518.
2.Proces-verbaal van observatie d.d. 9 februari 2015, pagina 415.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2015, pagina 1802-1803.
4.Proces-verbaal van observatie d.d. 9 februari 2015, pagina 415.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2015, pagina 241.
6.Proces-verbaal van observatie d.d. 9 februari 2015, pagina 416.
7.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 13 februari 2015, pagina 202.
8.Proces-verbaal bevindingen d.d. 8 april 2015, pagina 586-587.
9.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 5 februari 2015, pagina 237-239.
10.Proces-verbaal d.d. 10 juli 2015, pagina 434-436.
11.Deskundigenrapportage van het Nederlands Forensisch Instituut nummer 2015.02.19.073 d.d. 18 februari 2015 opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als deskundige Forensische Drugsanalyse, pagina 441-442.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2015, pagina 425-426.
13.Geschrift zijnde een proces-verbaal van de Federale Gerechtelijke Politie Limburg d.d. 24 februari 2015, pagina 689.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d.15 april 2015, pagina 819-821.
15.Geschrift zijnde een proces-verbaal van de Federale Gerechtelijke Politie te Hasselt d.d. 11 februari 2015pagina 679.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d.16 april 2015, pagina 863-865.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2015, pagina 327-328.
18.Proces-verbaal van herkenning persoon d.d. 19 maart 2015, pagina 398-400.
19.Proces-verbaal van observatie d.d. 5 februari 2015, pagina 346-348.
20.Proces-verbaal d.d. 22 juli 2015, pagina 246-256.
21.Deskundigenrapportage van het Nederlands Forensisch Instituut nummer 2015.02.19.073 d.d. 3 april 2015 opgemaakt door dr. J.D.J. van den Berg, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als deskundige Verdovende Middelen – analyse en interpretatie, pagina 274-278.
22.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek garage d.d. 25 februari 2015, pagina 290-291.
23.Deskundigenrapportage van het Nederlands Forensisch Instituut nummer 2015.03.03.066 d.d. 12 maart 2015 opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als deskundige Forensische Drugsanalyse, pagina 315-316.