ECLI:NL:RBLIM:2016:8814

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
12 oktober 2016
Zaaknummer
03/700031-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van een vader door zijn zoon met een mes

In deze strafzaak heeft de rechtbank Limburg op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn vader. De feiten vonden plaats op 17 januari 2016 in de gemeente Kerkrade, waar de verdachte, in een conflict met zijn vader, een mes heeft gebruikt. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in de woning van zijn vader ruzie had, waarbij zijn vader hem had gezegd dat hij moest vertrekken. De vader, aangeduid als [slachtoffer], heeft verklaard dat de verdachte hem met een mes heeft bedreigd en daadwerkelijk in zijn lip heeft gestoken, wat leidde tot een snee en bloeding. De rechtbank heeft de verklaringen van de vader als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat hij zich niet meer kon herinneren of er een kopstoot was gegeven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op de kopstoot, maar heeft de bedreiging en mishandeling bewezen verklaard. De verdachte is door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en twaalf dagen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, vastgesteld door een psycholoog, en de ernst van de feiten, die een inbreuk maken op de lichamelijke integriteit van de vader. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700031-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 oktober 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in “De Woenselse Poort” te 5626 ND Eindhoven, Dr. Poletlaan 86.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.T.G van Wandelen, advocaat kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 september 2016. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zijn vader [slachtoffer]
feit 1:heeft mishandeld en
feit 2:heeft bedreigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen verklaard kan worden, op basis van de door [slachtoffer] gedane aangifte, de ondersteunende foto van het letsel van aangever ten aanzien van de mishandeling en de ondersteunende verklaring van een verbalisant ten aanzien van de bedreiging.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte van beide tenlastegelegde feiten vrij te spreken. In haar visie bestaat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring. De aangever heeft niet consistent verklaard. Zijn verklaring is daarom onbetrouwbaar. Verdachte ontkent zijn vader opzettelijk te hebben mishandeld. Volgens verdachte heeft zijn vader het mes gepakt en heeft verdachte vervolgens de hand van zijn vader met hierin het mes vastgepakt, omdat hij dacht dat zijn vader hem wilde snijden. Verdachtes vader heeft vervolgens zijn hand teruggetrokken en kennelijk heeft het mes zijn lip geraakt. Verdachte heeft verklaard dat hij het mes niet in zijn hand heeft gehad. De vader van verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat verdachte het mes tegen diens lip heeft geduwd of gedrukt, hetgeen niet is tenlastegelegd. Ten aanzien van de tenlastegelegde kopstoot is er, naast de aangifte, geen enkel ondersteunend bewijs. Daarbij komt dat vader tijdens de zitting heeft verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren of verdachte hem een kopstoot heeft gegeven. De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat er, naast de aangifte, geen ondersteunend bewijs is voor de bedreiging, waardoor niet voldaan is aan het in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht genoemde bewijsminimum.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Verdachte [2] heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zich op 17 januari 2016 in de woning van zijn vader aan de [adres] te [woonplaats] bevond en dat hij ’s avonds in die woning ruzie met zijn vader heeft gehad, nadat zijn vader tegen hem had gezegd dat hij zijn spullen moest pakken en die avond uit zijn woning moest vertrekken.
Aangever [slachtoffer] [3] heeft op 18 januari 2016 tegenover verbalisant [verbalisant] verklaard dat hij op 17 januari 2016 rond 23.30 uur tegen zijn zoon [verdachte] heeft gezegd dat hij nog een uur de tijd had om zijn spullen te pakken en om daarna uit zijn woning te vertrekken. Op dat moment zaten hij en zijn zoon op de bank in de woonkamer van zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . Hij hoorde dat zijn zoon tegen hem begon te schelden en tegen hem zei dat hij zelf zou bepalen wanneer hij zou vertrekken. Aangever verklaarde verder dat zijn zoon tegen hem zei dat hij hem kapot zou steken. Hij zag dat zijn zoon op dat moment een mes in zijn hand vasthield, een dolk van ongeveer 15 centimeter lang. Hij voelde zich door deze uitspraak bedreigd. Hierna zag en voelde hij dat zijn zoon dat mes op zijn onderlip drukte en hij hoorde dat zijn zoon zei dat hij hem kapot zou steken. Op dat moment voelde hij dat zijn zoon met dat mes, dat op zijn onderlip gedrukt zat, met enige kracht een snijdende beweging maakte. Hij voelde meteen pijn en merkte dat er een snee in zijn onderlip zat. Hij zag en voelde dat de onderlip aan het bloeden was.
Uit het door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal van aangifte [4] blijkt verder dat deze verbalisant op 18 januari 2016 zag dat aangever [slachtoffer] een snee in zijn onderlip had en dat die onderlip bebloed was. De rechtbank heeft op de zitting op de foto, welke is gevoegd bij dit proces-verbaal van aangifte, het letsel aan de lip van het slachtoffer waargenomen. [5]
Verbalisanten horen op 19 januari 2016 omstreeks 09.30 uur, tijdens het verblijf van verdachte in het huis van bewaring, dat de verdachte bedreigingen uit jegens zijn vader, inhoudende dat als hij vrij zou komen hij zijn vader “iets” aan zou doen en dat zijn vader een probleem zou hebben. [6]
De rechtbank overweegt dat aangever [slachtoffer] tijdens de zitting van 28 september 2016 een verklaring als getuige heeft afgelegd. Deze verklaring komt overeen met zijn aangifte bij de politie, behoudens dat hij zich niet meer kan herinneren of hij destijds een kopstoot heeft gekregen van de verdachte. De rechtbank acht de verklaring van de aangever betrouwbaar. Nu de aangever zich de kopstoot niet meer kan herinneren, zal de rechtbank de verdachte evenwel vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde onderdeel “en/of door deze een kopstoot toe te dienen”. De bedreiging van aangever vindt steunbewijs in het steken, maar ook in de latere bedreiging van aangever die door de verbalisanten in het huis van bewaring is gehoord.
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande bewijsmiddelen en hetgeen zij daarover heeft overwogen, het ten laste gelegde bewezen, zoals hierna onder 3.4 wordt vermeld.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 17 januari 2016 in de gemeente Kerkrade zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze met een mes in diens lip te steken;
2.
op 17 januari 2016 in de gemeente Kerkrade [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes tegen de lip van die [slachtoffer] gehouden en daarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden
toegevoegd: "Ik steek je kapot".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
t.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van de verdachte is door D. Breuker, gezondheidszorg- en forensisch psycholoog, een onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte ingesteld en van dat onderzoek is een rapport, gedateerd 15 april 2016, opgemaakt. In dit rapport is onder meer
– zakelijk weergegeven – vermeld:
Bij betrokkene is een ziekelijke stoornis van de geestvermogens vastgesteld in de vorm van een alcohol- en cannabisverslaving. Daarnaast is er sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken.
Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuze van onderzochte c.q. zijn gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Onderzoeker adviseert betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de door de gedragsdeskundige gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de persoon van de verdachte en met name zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 weken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van beide feiten vrijspraak van de verdachte bepleit. Zij heeft met betrekking tot de tenlastegelegde feiten geen opmerkingen gemaakt over de straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank overweegt bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn frustratie dat hij niet meer in de woning van zijn vader mocht verblijven, afgereageerd op zijn vader door hem dreigend een mes tegen zijn lip te houden en daarbij te zeggen "Ik steek je kapot". Ook heeft hij zijn vader daadwerkelijk met het mes gestoken. Dit zijn ernstige feiten, die inbreuk maken op het recht op lichamelijke integriteit van de vader. Daarbij komt dat verdachte deze feiten pleegde in de woning van zijn vader, de plaats waar de vader zich veilig zou moeten kunnen voelen. Dit terwijl zijn vader aan verdachte onderdak had geboden nadat verdachte na een detentie op straat was komen te staan. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte het door zijn vader in hem gestelde vertrouwen grovelijk beschaamd. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank verder rekening gehouden met hetgeen tijdens de zitting over de persoon van de verdachte naar voren is gekomen, waaronder de inhoud van zijn strafblad, waaruit blijkt dat verdachte nog in een proeftijd liep, het genoemde rapport van psycholoog D. Breuker d.d. 15 april 2016 en het rapport van de Reclassering Nederland d.d. 19 april 2016.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en het feit dat verdachte nog in de proeftijd liep, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en twaalf dagen, dat wil zeggen een straf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest van eenhonderdentwee dagen, passend en geboden is. De oplegging van deze straf houdt in dat de verdachte in het kader van de onderhavige zaak geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer hoeft te ondergaan.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2016.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2016 in de gemeente Kerkrade zijn vader tot wie
hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door deze met een mes in diens lip te steken en/of te
snijden en/of door deze een kopstoot toe te dienen;
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2016 in de gemeente Kerkrade [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes tegen de lip
van die [slachtoffer] gehouden en daarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden
toegevoegd: "Ik steek je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg, registratienummer
2.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 september 2016.
3.Het proces-verbaal aangifte d.d. 18 januari 2016, op pagina 4 en 5.
4.Het proces-verbaal aangifte d.d. 18 januari 2016, op pagina 5.
5.De foto gevoegd bij het proces-verbaal aangifte d.d. 18 januari 2016, op pagina 6.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2016, pagina 18.