6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte, een man van 33 jaar, is via de app Grindr in contact gekomen met de toen 14-jarige [slachtoffer]. Dit contact ging vervolgens via WhatsApp verder. Het contact had vrijwel direct een seksuele lading. [slachtoffer] gaf in de gesprekken aan dat hij homoseksueel is en graag een keer seks zou hebben. Verdachte vroeg aan [slachtoffer] om een foto, die [slachtoffer] ook heeft gestuurd. Daarna stuurde verdachte een foto van zijn penis, waarna [slachtoffer] dit ook deed. [slachtoffer] heeft vervolgens een afspraak met verdachte gemaakt om seks te hebben in de woning van [slachtoffer]. Die afspraak is ook doorgegaan, ondanks dat verdachte - zo kan uit de chatberichten worden afgeleid - wist dat [slachtoffer] nog minderjarig was en veel jonger dan hij is. Sterker nog: toen [slachtoffer] aan verdachte vroeg of deze het een probleem vond dat [slachtoffer] veel jonger is, antwoordde verdachte “
Nou weet je. Als iemand er iets van ziet wel.” Eenmaal in de woning van [slachtoffer] heeft verdachte ontuchtige handelingen met [slachtoffer] gepleegd, onder meer het over en weer betasten van elkaars penis. Ook is verdachte het lichaam van [slachtoffer] seksueel binnengedrongen. Hij heeft zich namelijk laten pijpen door [slachtoffer].
Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer], een 14-jarige jongen, geschonden. Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik een grote invloed heeft op de slachtoffers daarvan en, zeker bij jongeren in de pubertijd, tot psychische en relationele problemen kan leiden op latere leeftijd. De wetgever heeft ervoor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen, omdat jeugdigen de gevolgen van het handelen niet kunnen overzien en zich ongestoord seksueel moeten kunnen ontwikkelen. Het was verdachte die zich als volwassene had moeten realiseren dat hij niet zo had mogen handelen. Verdachte wíst dat. Hij is echter voorbij gegaan aan de belangen van het slachtoffer en zijn persoonlijk genot laten overheersen.
Het handelen van verdachte heeft verstrekkende gevolgen gehad voor [slachtoffer]. Hij heeft in zijn schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat hij zich schaamt voor wat er is voorgevallen tussen hem en verdachte. Hij wil er niet over praten. De ouders van [slachtoffer] hebben aangegeven dat hij sinds kort hulp heeft geaccepteerd. Ook is [slachtoffer] vaak boos zonder dat daar een duidelijke reden voor is.
De rechtbank zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld. Bij deze beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de gedragsdeskundige rapportages die door de psychiater, dr. Dinjens en psycholoog, drs. Van Heteren, zijn opgesteld. De strekking van deze rapportages is aanmerkelijk minder positief dan de eerder rapportages. Beide deskundigen schatten het risico dat verdachte opnieuw dit soort strafbare feiten zal plegen, hoog in. Verdachte lijdt - simpel gezegd - aan pedofilie. Hij heeft weinig inzicht in zijn eigen handelen en de ziekte waaraan hij lijdt. In het verleden is hij reeds veroordeeld voor het plegen van zedendelicten met meerdere (jong)minderjarige slachtoffers. Hij heeft toen meerdere, intensieve ambulante behandelingen opgelegd gekregen en doorlopen. Er hing hem op het moment dat hij contact zocht met [slachtoffer] een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar boven het hoofd. Dit alles heeft hem er toch niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Volgens de gedragsdeskundigen is een stevig en dwingend kader nu noodzakelijk om het risico zoveel mogelijk in te perken dat verdachte op (middel)lange termijn opnieuw soortgelijke strafbare feiten pleegt. Zij adviseren de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Eén van de voorwaarden zou moeten zijn dat verdachte zich klinisch laat behandelen in een instelling die gespecialiseerd is in zedendelicten. In de behandeling dient risicovol gedrag en delictanalyse centraal te staan en kan ook de mogelijkheid van libidoremmende medicatie serieus onderzocht worden. De psycholoog heeft daarnaast aangegeven dat een klinische categorale zedenbehandeling (op een afdeling met enkel zedendelinquenten) met een hoog beveiligingsniveau is aangewezen om te voorkomen dat verdachte via internet toch weer contacten legt. Daarnaast moet op middellange termijn worden toegewerkt naar een beschermde woonvorm met voldoende toezicht en behandeling.
Op de zitting heeft psycholoog Van Heteren aangegeven dat zij vooral tot dit advies is gekomen omdat de eerdere - ambulante - behandelingen niet hebben geholpen. Tijdens die behandelingen is verdachte niet of nauwelijks behandeld voor zijn persoonlijkheidsstoornis. Verdachte weet welke antwoorden de behandelaar van hem verwacht en geeft sociaal wenselijk antwoord. Het recidiverisico blijft, indien een ambulante behandeling wordt opgelegd, volgens de psycholoog onverminderd hoog. Zij heeft voor het inschatten van het recidiverisico gebruik gemaakt van nieuwe risicotaxatie-instrumenten die verdachte niet eerder heeft ingevuld. Op die wijze is de kans dat verdachte sociaal wenselijke antwoorden kon geven, zoveel mogelijk beperkt. Een nieuwe ambulante behandeling is volgens de psycholoog bovendien geen optie, omdat de verhouding tussen verdachte en de reclassering - die toezicht moet houden op onder meer de ambulante behandeling - is verstoord. Het is noodzakelijk dat verdachte geconfronteerd wordt met het gedrag dat voortvloeit uit zijn persoonlijkheidsstoornis. Dit is slechts mogelijk als verdachte klinisch wordt behandeld. Hierdoor wordt het risico dat verdachte voor de maatschappij vormt - in tegenstelling tot wanneer hij ambulant wordt behandeld - uiteindelijk beter ingeperkt.
De reclassering heeft in haar rapport van 26 augustus 2016 aangegeven dat het mogelijk is om aan een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden invulling te geven. Uit de reclasseringsadviezen en de toelichting van twee reclasseringsmedewerkers op de zitting blijkt dat de reclassering het risico dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt hoog inschat. Zij vrezen bovendien dat verdachte zich niet aan de - in het kader van een voorwaardelijk opgelegde straf - gestelde voorwaarden kan en zal houden. Illustratief in dit verband is dat de heer [naam reclaseeringsmedewerker] van de reclassering op de zitting heeft aangegeven dat verdachte 2 weken voor de zitting in het zwembad in contact is gekomen met een jongen die volgens de reclassering 16 of 17 jaar is. Verdachte heeft vervolgens via sociale media contact onderhouden met deze jongen, tot de reclassering - achteraf - door verdachte over deze ontmoeting werd geïnformeerd. Een van de voorwaarden die volgens de reclassering aan verdachte zou moeten worden gesteld, is dat hij geen contact opneemt met minderjarige jongens.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Ten tijde van het bewezenverklaarde bestond er immers een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte en leed hij aan een ziekelijke stoornis. Bovendien is bewezen verklaard dat verdachte ontucht heeft gepleegd met een minderjarige, waarbij hij het lichaam van die minderjarige seksueel is binnengedrongen. Dit is een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 4 jaren of meer is gesteld en dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van het slachtoffer. Het opleggen van de maatregel wordt geëist voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zou als bijzondere voorwaarde kunnen worden verbonden dat de verdachte zich ambulant laat behandelen. De door de verdachte ingezette positieve ontwikkeling zal namelijk worden doorkruist, indien de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd. De verdachte zal dan zijn woning en zijn baan kwijtraken, indien hij zich - zoals geadviseerd - in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden klinisch moet laten behandelen.
Dat laatste is waarschijnlijk waar. Toch kiest de rechtbank voor het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden mét een klinische behandeling. Uit het strafblad van verdachte blijkt namelijk dat verdachte tot tweemaal toe is veroordeeld voor het plegen van zedendelicten met kinderen. Hij heeft toen (forse) voorwaardelijke gevangenisstraffen gekregen met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandeling. Deze straffen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Een intensievere ambulante vorm van behandeling dan reeds doorlopen, is er niet. De gedragsdeskundigen hebben aangegeven dat het noodzakelijk is dat verdachte in een stevig en dwingend kader klinisch wordt behandeld om te voorkomen hij weer de fout in gaat. Het opnieuw opleggen van een ambulante behandeling zou - zoals psycholoog Van Heteren het treffend op de zitting verwoordde - ook naar het oordeel van de rechtbank een herhaling van zetten betekenen. Het recidiverisico zou dan onverminderd hoog zijn. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door de mededeling van de heer [naam reclaseeringsmedewerker] op de zitting dat verdachte - in strijd met de door de reclassering aan hem opgelegde aanwijzingen - 2 weken voorafgaand aan de zitting weer in contact is gekomen met een minderjarige jongen en vervolgens contacten met deze jongen heeft onderhouden via sociale media.
De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte stellen en wel de voorwaarden waartoe de reclassering heeft geadviseerd. Omdat beide gedragsdeskundigen hebben aangegeven dat ook de mogelijkheid van behandeling met libidoremmende medicatie serieus moet worden onderzocht, heeft de rechtbank de voorwaarden waartoe de reclassering heeft geadviseerd, aangepast daar waar deze zien op de klinische behandeling (voorwaarde 5). Indien de behandelend arts het noodzakelijk acht dat de verdachte libidoremmende medicatie inneemt en deze medicatie aan de verdachte voorschrijft, moet hij die medicatie ook innemen dan wel gedogen dat deze door de behandelend arts wordt toegediend. Uit de aanvulling op het maatregelrapport van 26 augustus 2016 blijkt dat verdachte zich niet heeft verzet tegen een of meer voorwaarden. Ook ter zitting is door verdachte en de verdediging niet aangegeven dat verdachte zich niet aan de in het rapport genoemde voor waarden wil houden.
De rechtbank zal bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte - mede gelet op het incident 2 weken voorafgaand aan de zitting - opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank ziet geen reden om naast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden nog een gevangenisstraf op te leggen, zoals gevorderd door de officier van justitie.
Alles overwegende legt de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op voor de duur van 2 jaren.