ECLI:NL:RBLIM:2016:8740

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 oktober 2016
Publicatiedatum
10 oktober 2016
Zaaknummer
03/659276-15 en 04/801076-12 (vordering tenuitvoerlegging)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met een minderjarige, seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, terbeschikkingstelling met voorwaarden

Op 10 oktober 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man, verdachte, die via internet in contact is gekomen met een 14-jarig slachtoffer. De verdachte heeft een seksafspraak gemaakt met het slachtoffer en heeft in de woning van het slachtoffer meerdere ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige, wat wettelijk strafbaar is. De rechtbank heeft de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden voor een periode van 2 jaar, waarbij hij zich onder andere klinisch moet laten behandelen voor zijn afwijkende seksuele voorkeur. De vordering van de benadeelde partij is deels toegewezen, tot een bedrag van ruim € 1.000,-. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte nu onder de maatregel van terbeschikkingstelling valt. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en pedofilie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat zijn gedrag in sterke mate beïnvloed is door zijn persoonlijkheidspathologie. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen vooropgesteld en de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/659276-15 en 04/801076-12 (vordering tenuitvoerlegging)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 oktober 2016,
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats 1], [adres].

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 12 januari 2016 en 26 september 2016. De verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen, advocaat te Venlo, zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
(primair) seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer], een jongen jonger dan 16 jaar dan wel (subsidiair) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer].

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Er kan niet worden bewezen dat de verdachte het lichaam van [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen. Weliswaar hebben zowel verdachte als [slachtoffer] verklaard dat [slachtoffer] verdachte heeft gepijpt, maar de politie heeft niet doorgevraagd wat zij onder “pijpen” verstaan. Wel acht de raadsvrouw het subsidiair ten laste gelegde te bewijzen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
[slachtoffer], geboren op [geboortedag] 2000, heeft aangifte gedaan. Hij verklaarde dat hij via de app Grindr en vervolgens via WhatsApp in contact is gekomen met “[verdachte]”, naar later bleek: verdachte. Op enig moment heeft verdachte met [slachtoffer] afgesproken en is samen met [slachtoffer] naar zijn woning in [woonplaats 2] gegaan.
In deze woning heeft verdachte aan de penis en de billen van [slachtoffer] gevoeld en in de penis van [slachtoffer] geknepen. Verdachte heeft [slachtoffer] ook aan zijn penis laten voelen en heeft [slachtoffer] getongzoend. Toen [slachtoffer] op bed lag, heeft verdachte met zijn penis over zijn billen gestreken en heeft hij geprobeerd om met zijn penis de anus van [slachtoffer] te penetreren. Dat is niet gelukt. Tot slot heeft verdachte [slachtoffer] gepijpt, waarna [slachtoffer] verdachte heeft gepijpt. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij een seksafspraak heeft gemaakt met [slachtoffer] op 4 juli 2015, waarna zij naar [woonplaats 2], naar de woning van [slachtoffer], zijn gegaan. Daar heeft verdachte de penis en de billen van [slachtoffer] meerdere malen betast en heeft hij zijn penis tot tweemaal toe door [slachtoffer] laten betasten. Hij heeft [slachtoffer] op de mond gekust. Tot slot heeft verdachte zijn penis tegen de anus van [slachtoffer] gebracht of geduwd. [3] Verdachte heeft ook verklaard dat [slachtoffer] hem vroeg om hem te pijpen en dat hij dat heeft gedaan. Nadat hij daarmee gestopt was, heeft [slachtoffer] hem gepijpt. [4] Verdachte heeft verklaard dat hij geen relatie had en niet was getrouwd met [slachtoffer]. [5]
De rechtbank overweegt dat onder “pijpen” in het gewone spraakgebruik in ieder geval wordt verstaan het in de mond nemen van de penis. Nu [slachtoffer] heeft verklaard dat hij de verdachte heeft gepijpt en deze dat heeft bevestigd, kan worden bewezen dat de verdachte met zijn penis het lichaam van [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte op 4 juli 2015 ontuchtige handelingen heeft verricht met [slachtoffer], die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer]. [slachtoffer] was toen 14 jaar, terwijl verdachte op dat moment 33 jaar was. Dit leeftijdsverschil is zo groot, dat de seksuele handelingen die verdachte met [slachtoffer] heeft verricht in het algemeen niet als sociaal-ethisch worden aanvaard. Hiermee staat vast dat de seksuele handelingen die door de verdachte zijn gepleegd, ook ontuchtig waren.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
Met betrekking tot primair:
op 04 juli 2015 te [woonplaats 2], met [slachtoffer], geboren op
[geboortedag] 2000, die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Met betrekking tot primair:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Aanvankelijk zijn door de psychiater, dr. J.K. Harts en de psychologen, drs. C. Doornhein en drs. S. Labrijn, op respectievelijk 14 november 2015 en 23 november 2015 rapportages uitgebracht over de geestvermogens van verdachte. De gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis. De psychiater concludeert dat sprake is van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis; de psychologen concluderen dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven (NAO). Daarnaast is bij verdachte sprake van een afwijkende seksuele voorkeur. Hij voelt zich ook seksueel aangetrokken tot puberale en adolescente jongens. Deze seksuele voorkeur wordt aangeduid met de term efebofilie. Het gedrag van verdachte werd volgens de gedragsdeskundigen in enige mate beïnvloed door de persoonlijkheidspathologie van verdachte. De psychiater adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar (op een driepuntsschaal) te verklaren; de psychologen adviseren om de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar (op een vijfpuntsschaal) te verklaren.
In het reclasseringsrapport van 4 januari 2016 worden de bevindingen van de psychiater en psychologen niet gedeeld en wordt - in tegenstelling tot de adviezen van de gedragsdeskundigen om verdachte opnieuw ambulant te laten behandelen - betoogd dat klinische behandeling noodzakelijk is. Ook de locatie waar en de voorwaarden waaronder behandeling mogelijk zou zijn, zijn niet bekend. Om die redenen heeft de rechtbank een nieuwe rapportage van een psychiater en een aanvullend rapport van de reclassering gevraagd. De rechtbank heeft verzocht om een psychiater die ervaring heeft met zedenzaken. Na interventie door het NIFP - om een volwaardige second opinion te bereiken - is ook een nieuwe rapportage door een psycholoog gemaakt. De rapporten zijn op 15 juni 2016 door de psychiater, dr. J.L.M. Dinjens en de psycholoog, drs. M. van Heteren uitgebracht. De reclassering heeft op 26 augustus 2016 een aanvulling op het eerdere rapport opgemaakt. De gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis. De psychiater concludeert dat sprake is van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en vermijdende kenmerken; de psycholoog concludeert dat sprake is van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. Ook is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis, te weten: pedofilie van het niet-exclusieve type. Verdachte voelt zich namelijk seksueel aangetrokken tot jonge jongens, zowel tot pre puberale jongens als tot pubers en adolescenten. Het gedrag van verdachte werd volgens de psychiater in enige mate beïnvloed door de persoonlijkheidspathologie van verdachte. Hij adviseert om de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar (op een vijfpuntsschaal) te verklaren. Volgens de psycholoog werd het gedrag van verdachte in sterke mate beïnvloed door de persoonlijkheidspathologie van verdachte. Zij adviseert om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar (op een driepuntsschaal) te verklaren.
De reclassering kan zich vinden in deze conclusies van de deskundigen.
De rechtbank neemt de conclusies van de gedragsdeskundigen Dinjens en Van Heteren over.
De rechtbank komt tot die keuze vanwege de kenbare (bijvoorbeeld het gebruik van nieuwe risicotaxatie-instrumenten) expertise van deze deskundigen: de rechtbank heeft immers om een in dit soort zaken ervaren psychiater gevraagd en Van Heteren heeft op zitting haar ruime ervaring en deskundigheid in de behandeling van zedendelinquenten toegelicht. Bovendien is duidelijk aangegeven en ook ter zitting door Van Heteren uiteengezet, dat voortzetting van de ambulante behandeling een herhaling van zetten zou zijn en onvoldoende weerstand biedt tegen de hoge kans op recidive van verdachte. Gezien die recidivekans is een klinische behandeling nodig met aandacht voor de persoonlijkheidsstoornis. Tenslotte acht de rechtbank van belang dat de medewerkers van de reclassering die verdachte kennen, zich ook kunnen vinden in de diagnose en adviezen van deze deskundigen.
Kort samengevat heeft verdachte zich volgens deze gedragsdeskundigen laten leiden door zijn afwijkende seksuele voorkeur voor jonge jongens, pedofilie. Daarnaast is verdachte, omdat hij lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, geneigd om confrontaties en conflicten te vermijden. Dat is waarschijnlijk de reden geweest dat hij [slachtoffer] - hoewel hij wel wist dat het niet klopte wat hij deed - niet om een legitimatiebewijs heeft gevraagd. Aannemelijk is dat verdachte het bewezenverklaarde onder invloed van zijn persoonlijkheidspathologie heeft gepleegd.
De rechtbank acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor het bewezenverklaarde.
Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid volledig uitsluiten.

6.De maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Aan de maatregel moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden die door de reclassering in het maatregelrapport zijn geformuleerd, te weten dat verdachte zich - onder meer - klinisch en aansluitend ambulant moet laten behandelen voor zijn afwijkende seksuele voorkeur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Indien de rechtbank dit noodzakelijk acht kan daarnaast een taakstraf aan verdachte worden opgelegd. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf kunnen bijzondere voorwaarden worden verbonden, zolang deze niet inhouden dat verdachte zich klinisch moet laten behandelen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte, een man van 33 jaar, is via de app Grindr in contact gekomen met de toen 14-jarige [slachtoffer]. Dit contact ging vervolgens via WhatsApp verder. Het contact had vrijwel direct een seksuele lading. [slachtoffer] gaf in de gesprekken aan dat hij homoseksueel is en graag een keer seks zou hebben. Verdachte vroeg aan [slachtoffer] om een foto, die [slachtoffer] ook heeft gestuurd. Daarna stuurde verdachte een foto van zijn penis, waarna [slachtoffer] dit ook deed. [slachtoffer] heeft vervolgens een afspraak met verdachte gemaakt om seks te hebben in de woning van [slachtoffer]. Die afspraak is ook doorgegaan, ondanks dat verdachte - zo kan uit de chatberichten worden afgeleid - wist dat [slachtoffer] nog minderjarig was en veel jonger dan hij is. Sterker nog: toen [slachtoffer] aan verdachte vroeg of deze het een probleem vond dat [slachtoffer] veel jonger is, antwoordde verdachte “
Nou weet je. Als iemand er iets van ziet wel.” Eenmaal in de woning van [slachtoffer] heeft verdachte ontuchtige handelingen met [slachtoffer] gepleegd, onder meer het over en weer betasten van elkaars penis. Ook is verdachte het lichaam van [slachtoffer] seksueel binnengedrongen. Hij heeft zich namelijk laten pijpen door [slachtoffer].
Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer], een 14-jarige jongen, geschonden. Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik een grote invloed heeft op de slachtoffers daarvan en, zeker bij jongeren in de pubertijd, tot psychische en relationele problemen kan leiden op latere leeftijd. De wetgever heeft ervoor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen, omdat jeugdigen de gevolgen van het handelen niet kunnen overzien en zich ongestoord seksueel moeten kunnen ontwikkelen. Het was verdachte die zich als volwassene had moeten realiseren dat hij niet zo had mogen handelen. Verdachte wíst dat. Hij is echter voorbij gegaan aan de belangen van het slachtoffer en zijn persoonlijk genot laten overheersen.
Het handelen van verdachte heeft verstrekkende gevolgen gehad voor [slachtoffer]. Hij heeft in zijn schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat hij zich schaamt voor wat er is voorgevallen tussen hem en verdachte. Hij wil er niet over praten. De ouders van [slachtoffer] hebben aangegeven dat hij sinds kort hulp heeft geaccepteerd. Ook is [slachtoffer] vaak boos zonder dat daar een duidelijke reden voor is.
De rechtbank zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld. Bij deze beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de gedragsdeskundige rapportages die door de psychiater, dr. Dinjens en psycholoog, drs. Van Heteren, zijn opgesteld. De strekking van deze rapportages is aanmerkelijk minder positief dan de eerder rapportages. Beide deskundigen schatten het risico dat verdachte opnieuw dit soort strafbare feiten zal plegen, hoog in. Verdachte lijdt - simpel gezegd - aan pedofilie. Hij heeft weinig inzicht in zijn eigen handelen en de ziekte waaraan hij lijdt. In het verleden is hij reeds veroordeeld voor het plegen van zedendelicten met meerdere (jong)minderjarige slachtoffers. Hij heeft toen meerdere, intensieve ambulante behandelingen opgelegd gekregen en doorlopen. Er hing hem op het moment dat hij contact zocht met [slachtoffer] een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar boven het hoofd. Dit alles heeft hem er toch niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Volgens de gedragsdeskundigen is een stevig en dwingend kader nu noodzakelijk om het risico zoveel mogelijk in te perken dat verdachte op (middel)lange termijn opnieuw soortgelijke strafbare feiten pleegt. Zij adviseren de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Eén van de voorwaarden zou moeten zijn dat verdachte zich klinisch laat behandelen in een instelling die gespecialiseerd is in zedendelicten. In de behandeling dient risicovol gedrag en delictanalyse centraal te staan en kan ook de mogelijkheid van libidoremmende medicatie serieus onderzocht worden. De psycholoog heeft daarnaast aangegeven dat een klinische categorale zedenbehandeling (op een afdeling met enkel zedendelinquenten) met een hoog beveiligingsniveau is aangewezen om te voorkomen dat verdachte via internet toch weer contacten legt. Daarnaast moet op middellange termijn worden toegewerkt naar een beschermde woonvorm met voldoende toezicht en behandeling.
Op de zitting heeft psycholoog Van Heteren aangegeven dat zij vooral tot dit advies is gekomen omdat de eerdere - ambulante - behandelingen niet hebben geholpen. Tijdens die behandelingen is verdachte niet of nauwelijks behandeld voor zijn persoonlijkheidsstoornis. Verdachte weet welke antwoorden de behandelaar van hem verwacht en geeft sociaal wenselijk antwoord. Het recidiverisico blijft, indien een ambulante behandeling wordt opgelegd, volgens de psycholoog onverminderd hoog. Zij heeft voor het inschatten van het recidiverisico gebruik gemaakt van nieuwe risicotaxatie-instrumenten die verdachte niet eerder heeft ingevuld. Op die wijze is de kans dat verdachte sociaal wenselijke antwoorden kon geven, zoveel mogelijk beperkt. Een nieuwe ambulante behandeling is volgens de psycholoog bovendien geen optie, omdat de verhouding tussen verdachte en de reclassering - die toezicht moet houden op onder meer de ambulante behandeling - is verstoord. Het is noodzakelijk dat verdachte geconfronteerd wordt met het gedrag dat voortvloeit uit zijn persoonlijkheidsstoornis. Dit is slechts mogelijk als verdachte klinisch wordt behandeld. Hierdoor wordt het risico dat verdachte voor de maatschappij vormt - in tegenstelling tot wanneer hij ambulant wordt behandeld - uiteindelijk beter ingeperkt.
De reclassering heeft in haar rapport van 26 augustus 2016 aangegeven dat het mogelijk is om aan een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden invulling te geven. Uit de reclasseringsadviezen en de toelichting van twee reclasseringsmedewerkers op de zitting blijkt dat de reclassering het risico dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt hoog inschat. Zij vrezen bovendien dat verdachte zich niet aan de - in het kader van een voorwaardelijk opgelegde straf - gestelde voorwaarden kan en zal houden. Illustratief in dit verband is dat de heer [naam reclaseeringsmedewerker] van de reclassering op de zitting heeft aangegeven dat verdachte 2 weken voor de zitting in het zwembad in contact is gekomen met een jongen die volgens de reclassering 16 of 17 jaar is. Verdachte heeft vervolgens via sociale media contact onderhouden met deze jongen, tot de reclassering - achteraf - door verdachte over deze ontmoeting werd geïnformeerd. Een van de voorwaarden die volgens de reclassering aan verdachte zou moeten worden gesteld, is dat hij geen contact opneemt met minderjarige jongens.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Ten tijde van het bewezenverklaarde bestond er immers een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte en leed hij aan een ziekelijke stoornis. Bovendien is bewezen verklaard dat verdachte ontucht heeft gepleegd met een minderjarige, waarbij hij het lichaam van die minderjarige seksueel is binnengedrongen. Dit is een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 4 jaren of meer is gesteld en dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van het slachtoffer. Het opleggen van de maatregel wordt geëist voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zou als bijzondere voorwaarde kunnen worden verbonden dat de verdachte zich ambulant laat behandelen. De door de verdachte ingezette positieve ontwikkeling zal namelijk worden doorkruist, indien de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd. De verdachte zal dan zijn woning en zijn baan kwijtraken, indien hij zich - zoals geadviseerd - in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden klinisch moet laten behandelen.
Dat laatste is waarschijnlijk waar. Toch kiest de rechtbank voor het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden mét een klinische behandeling. Uit het strafblad van verdachte blijkt namelijk dat verdachte tot tweemaal toe is veroordeeld voor het plegen van zedendelicten met kinderen. Hij heeft toen (forse) voorwaardelijke gevangenisstraffen gekregen met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandeling. Deze straffen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Een intensievere ambulante vorm van behandeling dan reeds doorlopen, is er niet. De gedragsdeskundigen hebben aangegeven dat het noodzakelijk is dat verdachte in een stevig en dwingend kader klinisch wordt behandeld om te voorkomen hij weer de fout in gaat. Het opnieuw opleggen van een ambulante behandeling zou - zoals psycholoog Van Heteren het treffend op de zitting verwoordde - ook naar het oordeel van de rechtbank een herhaling van zetten betekenen. Het recidiverisico zou dan onverminderd hoog zijn. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door de mededeling van de heer [naam reclaseeringsmedewerker] op de zitting dat verdachte - in strijd met de door de reclassering aan hem opgelegde aanwijzingen - 2 weken voorafgaand aan de zitting weer in contact is gekomen met een minderjarige jongen en vervolgens contacten met deze jongen heeft onderhouden via sociale media.
De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte stellen en wel de voorwaarden waartoe de reclassering heeft geadviseerd. Omdat beide gedragsdeskundigen hebben aangegeven dat ook de mogelijkheid van behandeling met libidoremmende medicatie serieus moet worden onderzocht, heeft de rechtbank de voorwaarden waartoe de reclassering heeft geadviseerd, aangepast daar waar deze zien op de klinische behandeling (voorwaarde 5). Indien de behandelend arts het noodzakelijk acht dat de verdachte libidoremmende medicatie inneemt en deze medicatie aan de verdachte voorschrijft, moet hij die medicatie ook innemen dan wel gedogen dat deze door de behandelend arts wordt toegediend. Uit de aanvulling op het maatregelrapport van 26 augustus 2016 blijkt dat verdachte zich niet heeft verzet tegen een of meer voorwaarden. Ook ter zitting is door verdachte en de verdediging niet aangegeven dat verdachte zich niet aan de in het rapport genoemde voor waarden wil houden.
De rechtbank zal bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte - mede gelet op het incident 2 weken voorafgaand aan de zitting - opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank ziet geen reden om naast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden nog een gevangenisstraf op te leggen, zoals gevorderd door de officier van justitie.
Alles overwegende legt de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op voor de duur van 2 jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.097,55. Dit betreft € 97,55 materiële schade en € 2.000,- immateriële schade.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] is als volgt opgebouwd:
Reiskosten € 97,55
Immateriële schade € 2.000,-
Totaal € 2.097,55
Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde materiële schade door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Zij zal het verzoek om die schade te vergoeden dan ook toewijzen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gevorderde immateriële schade (smartengeld) dat het recht daarop slechts bestaat voor zover de wet hierop een aanspraak geeft. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) somt limitatief op:
  • opzet om immateriële schade toe te brengen;
  • aantasting in de persoon door lichamelijk letsel, schade aan de eer en goede naam of op een andere wijze (zoals inbreuk op de persoonlijke levenssfeer);
  • bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
Gelet op de feiten en de omstandigheden zoals die uit het dossier naar voren komen, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. Hiertoe overweegt de rechtbank in het bijzonder dat de rechtbank bewezen heeft verklaard dat verdachte het lichaam van het slachtoffer seksueel is binnengedrongen. Verdachte heeft door zijn handelen dus de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. De rechtbank stelt het bedrag van die schade naar redelijkheid en billijkheid vast op € 1.000,-. De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering met betrekking tot de overige gevorderde vergoeding van immateriële schade.
De rechtbank wijst in totaal dus een bedrag van € 1.097,55 aan schadevergoeding toe. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu verdachte ter zake van het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, aan verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Limburg
d.d. 9 november 2012 in de zaak met parketnummer 04/801076-12.
De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dit vonnis onherroepelijk is geworden. Door het plegen van het bewezenverklaarde, heeft verdachte zich voor het eind van de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Verdachte heeft dus de algemene voorwaarde overtreden die aan de voorwaardelijk opgelegde straf was verbonden.
De rechtbank heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd en bevolen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Tenuitvoerlegging van de door de rechtbank opgelegde voorwaardelijke straf zou betekenen dat voorlopig niet gestart kan worden met de dringend noodzakelijke behandeling van de verdachte. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging om die reden dan ook afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 37a, 38, 38a, 38e en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Maatregel
- gelast dat de verdachte voor de tijd van twee jaren ter beschikking zal worden gesteld, onder de volgende voorwaarden:
De verdachte houdt zich aan de voorwaarden en aanwijzingen die hem gesteld zijn door de toezichthoudende instantie, te weten: Reclassering Nederland.
De verdachte zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten. Verdachte geeft openheid van zaken aan de reclassering en/of de behandelaars over risicovolle situaties waar hij zich wil of heeft begeven. De verdachte mag enkel naar het buitenland, als doel en duur duidelijk zijn en hij uitdrukkelijk toestemming heeft van de reclassering om naar het buitenland af te reizen.
De verdachte werkt mee aan een klinische behandeling binnen de FPK Assen of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en werkt mee aan het programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Indien de behandelend arts het noodzakelijk acht dat de verdachte libidoremmende medicatie inneemt en deze medicatie aan de verdachte voorschrijft, moet de verdachte deze medicatie ook innemen dan wel gedogen dat deze door de behandelend arts wordt toegediend.
De verdachte zal, ten behoeve van het vaststellen van de identiteit, medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
De verdachte werkt mee aan het vervolgtraject, ook indien dit inhoudt een plaatsing binnen een forensische RIBW, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en werkt mee aan het programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
De verdachte werkt in het kader van het vervolgtraject mee aan een ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek.
Het wordt de verdachte verboden om zich aan te sluiten bij of vrijwillig werkzaam te zijn bij verenigingen/instanties/bedrijven bedoeld voor minderjarigen, waarbij ook minderjarigen zijn aangesloten of waarbij contact met minderjarigen onvermijdelijk is.
De verdachte onthoudt zich van:
- het op digitale wijze met een seksuele intentie communiceren met minderjarigen;
- gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden bekeken, uitgewisseld en/of verkregen;
- gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd, terwijl het daarop uitgeoefende toezicht mede kan bestaan uit controle van zijn telefoon(s), computer(s) en/of andere apparatuur waarop afbeeldingen (kunnen) worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd.
9. De verdachte geeft openheid over de (nieuwe) contacten binnen zijn netwerk, (behoefte aan) relatie(s) en (behoefte aan) seksuele contacten. Indien noodzakelijk, werkt hij mee aan een vorm van relatietherapie.
- verklaart de terbeschikkingstelling met voorwaarden op grond van artikel 38, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht,
dadelijk uitvoerbaar.
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.097,55 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij;
  • bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • verklaart voornoemde benadeelde partij niet-ontvankelijk met betrekking tot de gevorderde immateriële schade voor zover deze meer beloopt dan € 1.000,00, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, aan de staat te betalen een bedrag van € 1.097,55 als vergoeding voor materiële en immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
  • bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De vordering tot tenuitvoerlegging
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging voorzien van parketnummer 04/801076-12.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 oktober 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 juli 2015 te [woonplaats 2], met [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 2000, die de leeftijd van twaalf
jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer];
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 04 juli 2015 te [woonplaats 2], met [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 2000, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
  • betasten van en/of knijpen in de penis en/of de billen van die [slachtoffer] en/of
  • laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of
  • tongzoenen van die [slachtoffer] en/of
  • pijpen van die [slachtoffer] en/of
  • duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis op/tegen de billen en/of de anus van die [slachtoffer] en/of met zijn, verdachtes, penis strijken over de billen van die [slachtoffer].

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Divisie Regionale Recherche, Afdeling Expertise Centrum Zeden, proces-verbaalnummer 2015126689, gesloten d.d. 1 september 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 103.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 8 juli 2015, pagina’s 34, 35, 36, 38 en 39.
3.De bekennende verklaring van de verdachte, als afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.
4.Proces-verbaal van eerste verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] d.d. 7 juli 2015, pagina 100.
5.De bekennende verklaring van de verdachte, als afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.