In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 6 oktober 2016 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. G.W.J. Rietra, vorderde de ontruiming van de woning van de gedaagde, die sinds 6 mei 2011 de woning huurde. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Nijsten, had in strijd met de huurovereenkomst een hennepkwekerij in de woning opgezet, wat leidde tot een politie-inval op 24 augustus 2016. De burgemeester van Nuth had vervolgens aangekondigd de woning voor drie maanden te sluiten op basis van de Opiumwet.
De eiseres vorderde dat de gedaagde de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis zou ontruimen, met een dwangsom van € 500,00 per dag bij niet-naleving. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij de huur had opgezegd en een derde als vervangende huurder had voorgedragen. De rechtbank oordeelde echter dat de gedaagde nog steeds de huurder was en dat de huurovereenkomst waarschijnlijk in een bodemprocedure zou worden ontbonden vanwege de aangetroffen hennepkwekerij.
De rechtbank heeft de vordering van de eiseres toegewezen, inclusief de huur tot aan de dag van ontruiming, en de dwangsom gemaximeerd op € 10.000,00. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 775,05 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.