ECLI:NL:RBLIM:2016:8715

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
5360625 CV EXPL 16-8245
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning in kort geding na aangetroffen hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 6 oktober 2016 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. G.W.J. Rietra, vorderde de ontruiming van de woning van de gedaagde, die sinds 6 mei 2011 de woning huurde. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Nijsten, had in strijd met de huurovereenkomst een hennepkwekerij in de woning opgezet, wat leidde tot een politie-inval op 24 augustus 2016. De burgemeester van Nuth had vervolgens aangekondigd de woning voor drie maanden te sluiten op basis van de Opiumwet.

De eiseres vorderde dat de gedaagde de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis zou ontruimen, met een dwangsom van € 500,00 per dag bij niet-naleving. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij de huur had opgezegd en een derde als vervangende huurder had voorgedragen. De rechtbank oordeelde echter dat de gedaagde nog steeds de huurder was en dat de huurovereenkomst waarschijnlijk in een bodemprocedure zou worden ontbonden vanwege de aangetroffen hennepkwekerij.

De rechtbank heeft de vordering van de eiseres toegewezen, inclusief de huur tot aan de dag van ontruiming, en de dwangsom gemaximeerd op € 10.000,00. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 775,05 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 5360625 CV EXPL 16-8245
Vonnis in kort geding van 6 oktober 2016
in de zaak van
[eiseres] ,
wonend te [woonplaats 1] aan de [adres 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. G.W.J. Rietra
tegen
[gedaagde] ,
wonend te [woonplaats 2] aan de [adres 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.H.M. Nijsten.
Partijen zullen verder [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 16 september 2016 met producties
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 29 september 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 6 mei 2011 de zelfstandige woonruimte staande en gelegen te ( [plaats] , aan de [adres 3] (verder te noemen: het gehuurde), tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 1.250,00 per maand (productie 1). Op de huurovereenkomst zijn algemene bepalingen van toepassing (eveneens productie 1).
2.2.
Op grond van art. 1.1. van de algemene bepalingen is [gedaagde] verplicht het gehuurde daadwerkelijk en behoorlijk zelf te bewonen en op grond van lid 3 van dat artikel is het hem verboden om het gehuurde geheel of gedeeltelijk zonder toestemming van [eiseres] aan een derde onder te verhuren of in gebruik af te staan.
2.3.
Op grond van art. 13.3 onder c van de algemene bepalingen is het [gedaagde] verboden om - kort gezegd - activiteiten in strijd met de Opiumwet (waaronder het telen van hennep) te verrichten.
2.4.
Op 24 augustus 2016 heeft de politie, alsmede ambtenaren van de gemeente Nuth, een inval in het gehuurde gedaan, waarbij een inwerking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen. Uit het daarop betrekking hebbende “Vertrouwelijk Hennepbericht” dat als productie 3 aan het exploot is gehecht, wordt de volgende passage aangehaald:

In de garage werden in totaal 246 hennep moederplanten aangetroffen. Deze waren naar schatting 3 maanden oud.
In de woning werden in zeven kweektenten in totaal 7938 hennepstekken aangetroffen.
2.5.
Bij brief van 6 september 2016 heeft de burgemeester van Nuth aan [eiseres] zijn voornemen kenbaar gemaakt om het gehuurde op grond van art. 13B Opiumwet, art. 174a Gemeentewet en de Beleidsregels van de burgemeester van Nuth voor drie maanden te sluiten.

3.De vordering en het geschil

3.1.
[eiseres] vordert de veroordeling van [gedaagde] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, alsmede tot betaling van € 1.250,00 per ingegane maand vanaf 1 september 2016 totdat [eiseres] weer de beschikking over het gehuurde heeft, een en ander onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisende belang, dat op zichzelf niet betwist is, is daarin gelegen dat [eiseres] zo spoedig mogelijk weer de vrije beschikking over het gehuurde heeft.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd, dient te worden beoordeeld of het aannemelijk is dat de rechter in een aanhangig te maken bodemprocedure een met de gevraagde voorziening overeenstemmende vordering zal toewijzen. Die beoordeling geschiedt op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
[gedaagde] stelt dat hij in januari 2016 telefonisch aan [eiseres] te kennen heeft gegeven dat hij zou gaan verhuizen en dat hij een derde als vervangende huurder heeft voorgedragen en dat [eiseres] daarmee heeft ingestemd. Die derde heeft vanaf maart 2016 ook feitelijk de huur betaald en staat ook op het adres van het gehuurde ingeschreven, terwijl [gedaagde] er - vanaf enig moment - niet meer staat ingeschreven. Daarnaast verwijst hij naar het genoemde “Vertrouwelijk Hennepbericht”, waarop op de tweede pagina achter het blokje “Huurder/bewoner van het pand verdachte” de naam van bedoelde derde staat vermeldt.
4.4.
[eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat [gedaagde] op enig moment de huur heeft opgezegd. Volgens haar heeft [gedaagde] in het bewuste telefoongesprek slechts om toestemming verzocht om een vriend een korte tijd in het gehuurde te laten wonen, waarvoor zij toestemming heeft verleend, doch van een opzegging van de huurovereenkomst door [gedaagde] was geen sprake. Bovendien is ter zitting desgevraagd door beide partijen bevestigd dat geen oplevering van het gehuurde heeft plaatsgevonden, zoals alleszins gebruikelijk is bij een opzegging van de huur van woonruimte. De gestelde opzegging is in deze procedure dan ook niet vast komen te staan. Dat [gedaagde] zich inmiddels in de gemeentelijke basisadministratie op een ander adres heeft laten inschrijven doet aan het voorgaande niets af, noch het gegeven dat een derde zich op het adres van het gehuurde heeft laten inschrijven. Dat door de politie in het “Vertrouwelijk Hennepbericht” de bewuste derde als “Huurder/bewoner van het pand verdachte” wordt aangemerkt, is in civielrechtelijke zin in dit kader van generlei betekenis. Het verweer (door [gedaagde] ter zitting omschreven als ‘dat de verkeerde persoon is gedagvaard’) kan dan ook niet slagen, nu het er alle schijn van heeft dat [gedaagde] nog steeds de huurder van het gehuurde is, met alle daaraan verbonden verbintenissen vandien.
4.5.
De niet weersproken omvang van de door de politie in het gehuurde aangetroffen hennepkwekerij zoals bovenomschreven, rechtvaardigt zonder meer de gevorderde veroordeling tot ontruiming in kort geding, nu de huurovereenkomst met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in een bodemprocedure desgevorderd zal worden ontbonden.
De vordering zal derhalve worden toegewezen, inclusief de huur tot aan de dag van ontruiming, met dien verstande, dat de dwangsom zal worden gemaximeerd op € 10.000,00.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Lambregts tot de datum van dit vonnis begroot op € 775,05, bestaande uit € 600,00 aan salaris gemachtigde, € 79,00 aan griffierecht en € 96,05 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte staande en gelegen te ( [plaats] , aan de [adres 3] met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter beschikking van [eiseres] te stellen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] € 1.250,00 te betalen per ingegane maand vanaf 1 september 2016 totdat [eiseres] weer de beschikking over het gehuurde heeft,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot de datum van dit vonnis begroot op € 775,05,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en is in het openbaar uitgesproken. RK