Op 2 februari 2016 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van diefstal in vereniging uit een woning. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 10 mei 2015 in Venlo, waarbij de verdachte samen met anderen een televisie, een GSM, een playstation en andere goederen zou hebben gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettig bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk in de woning van het slachtoffer aanwezig was geweest. De aangever had verklaard dat hij met de verdachte en zijn mededaders uit een café was vertrokken naar zijn woning, maar er was geen ander bewijs dat deze verklaring ondersteunde. De rechtbank oordeelde dat technisch onderzoek, zoals DNA- en vingerafdrukken, mogelijk meer duidelijkheid had kunnen geven, maar dit was niet uitgevoerd. Hierdoor was er onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen voor het primair tenlastegelegde feit.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Ook de vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering, gezien de vrijspraak van de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters, en de griffier was aanwezig om het proces-verbaal op te stellen. De verdachte werd geïnformeerd over zijn recht om binnen 14 dagen hoger beroep aan te tekenen tegen de uitspraak.