Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding;
- de op 22 september 2016 ingediende incidentele conclusie van de gemeente Vaals;
- de op 22 september 2016 ingediende incidentele conclusie van de gemeente Maastricht;
- de op 23 september 2016 door de gemeente Maastricht overgelegde productie;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [eiser in hoofdzaak, verweerder in incident] ;
- de pleitnota van de gemeente Vaals.
2.De feiten
5 december 2014 ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – overwogen dat bij de beoordeling of er nog ruimte is om aanvullend krediet te verstrekken, gelet op het kredietmaximum volgens het BBZ 2004, ook rekening moet worden gehouden met de achterstallige rente over het eerdere krediet. Omdat het openstaande saldo van het reeds verstrekte krediet (inclusief achterstallige rente) meer bedraagt dan het maximaal te verstrekken krediet op grond van het BBZ 2004, dient volgens Pentasz Mergelland het omstreden besluit te worden gehandhaafd, onder wijziging van de gronden, in die zin dat de aanvraag van
wordt afgewezen om reden dat de kredietbehoefte uitstijgt boven wat in het kader van het BBZ 2004 mogelijk is ten aanzien van het verstrekken van bedrijfskrediet.
Pentasz Mergelland op 3 september 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Hierin is besloten het bezwaar van [eiser in hoofdzaak, verweerder in incident] , voor zover dit betrekking heeft op het wettelijk maximum van de kredietverlening, gegrond te verklaren, het bezwaar van [eiser in hoofdzaak, verweerder in incident] voor zover dit betrekking heeft op de levensvatbaarheid van zijn onderneming ongegrond te verklaren en de beslissing op bezwaar van 5 december 2014 in te trekken.
3.Het geschil
5 september 2015, met veroordeling van de gemeente Vaals en de gemeente Maastricht in de kosten van het geding.
4.De beoordeling
In het incident
de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd is(cursivering door de voorzieningenrechter) .
bij uitsluiting(cursivering door de voorzieningenrechter) bevoegd is. Uit het in lid 2 van dat artikel bepaalde volgt dat dit slechts in de
overige(cursivering door de voorzieningenrechter) gevallen, dus als de Centrale Raad van Beroep of de Hoge Raad niét in enige of hoogste instantie oordelen, van toepassing is. Lid 3 bepaalt dat de bestuursrechter in de gevallen, bedoeld in het tweede lid niet bevoegd is, indien de belanghebbende het verzoek heeft ingediend nadat hij terzake van de schade een geding bij de burgerlijke rechter aanhangig heeft gemaakt. Nu de Centrale Raad van Beroep echter in dit geval wél in hoogste instantie
oordeelt, is lid 2 van artikel 8:89 Awb niet van toepassing en bijgevolg is ook lid 3 van de artikel niet van toepassing.
816,00;