ECLI:NL:RBLIM:2016:8324

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
04/860275-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in drugshandelzaak door onrechtmatige telefoontaps

Op 23 september 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd verdacht van internationale drugshandel. De zaak betrof de verdenking dat de verdachte op 22 mei 2012 ongeveer 9700 gram hennep naar het buitenland had gebracht en in de periode van 1 april 2012 tot en met 21 mei 2012 meerdere hoeveelheden hennep naar het buitenland had vervoerd. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij als vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist of moest vermoeden dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard.

De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 21 oktober 2015 en 9 september 2016. Tijdens deze zittingen is de verdachte niet verschenen, maar was zijn gemachtigde raadsman wel aanwezig. De officier van justitie stelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van het onder feit 2 tenlastegelegde, maar dat de feiten onder 1 en 3 wettig en overtuigend bewezen konden worden verklaard. De verdediging voerde aan dat de telefoontaps, die als bewijs waren gebruikt, onrechtmatig waren verkregen, omdat er geen geldige verdenking bestond op het moment dat de taps werden heropend.

De rechtbank oordeelde dat de telefoontaps niet rechtmatig waren, omdat de rechter-commissaris niet voldoende rekening had gehouden met de inhoud van de verdenking bij de hervatting van de taps. Hierdoor was er geen wettig bewijs voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het wettig bewijs ontbrak. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 04/860275-12
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 september 2016
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.B.M.A. Engelen, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 21 oktober 2015 en 9 september 2016. Op 21 oktober 2015 is verdachte niet ter terechtzitting verschenen, wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. Op 4 november 2015 heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting heropend. Op 9 september 2016 is verdachte wederom niet ter terechtzitting verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 22 mei 2012 al dan niet samen met een ander 9700 gram hennep naar het buitenland heeft gebracht;
Feit 2:in de periode van 1 april 2012 tot en met 21 mei 2012 al dan niet samen met een ander hoeveelheden hennep naar het buitenland heeft gebracht;
Feit 4:op 22 mei 2012 in Nederland als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of moest vermoeden dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij gebrek aan bewijs dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de feiten onder 1 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van de rechtmatigheid van de telefoontaps heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat er een toetsing door de rechter-commissaris aan vooraf is gegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de aan hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe naar voren gebracht dat de politie in november 2011 is begonnen met het tappen van de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Op 15 december 2011 zijn de taps beëindigd in verband met capaciteitsproblemen. In maart 2012 is het opsporingsonderzoek weer opgestart en met ingang van 3 april 2012 is weer getapt. Artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering vereist dat er een verdenking moet bestaan van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en dat er een noodzaak moet bestaan om een vordering tot tappen te kunnen doen. De verdediging is voorts van oordeel dat in het dossier niet is terug te vinden dat op 3 april 2012 nog enige verdenking bestond. Er bestond immers ook geen verdenking op basis van de eerdere taps in 2011, aldus de raadsman. Evenmin bestond er in april 2012 een dringende noodzaak om te tappen, met als gevolg dat sprake is van een vormverzuim en al hetgeen dat als gevolg van deze tap aan bewijsmateriaal is vergaard moet worden uitgesloten van het bewijs. De raadsman heeft in dit verband opgemerkt dat verdachte eveneens om deze reden dient te worden vrijgesproken voor het onder feit 3 tenlastegelegde, aangezien de aanhouding van verdachte een rechtstreeks gevolg is geweest van het beweerdelijk onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De telefoontaps
Ingevolge artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan de officier van justitie, na een schriftelijke machtiging daartoe van de rechter-commissaris, bevelen dat telefoongesprekken worden opgenomen indien sprake is van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en indien het onderzoek het opnemen van telefoongesprekken dringend vordert.
Het staat derhalve in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 126m Sv. De rechter-commissaris dient vervolgens bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Uit het feit dat de rechter-commissaris in onderhavige zaak meermalen een dergelijke machtiging heeft verstrekt kan worden afgeleid dat de rechter-commissaris deze vraag bevestigend heeft beantwoord. Aan de rechtbank ligt thans de vraag voor of de rechter-commissaris in redelijkheid tot het oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen.
De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
De taps op de lijnen 1, 2, 3, 4 en 5
In de aanvraag 126m Sv d.d. 16 november 2011 (lijn 1) wordt als aanleiding voor de aanvraag beschreven de omstandigheid dat op 9 mei 2011 te Straelen (Duitsland) ter zake de invoer en het voorhanden hebben van ongeveer 16 kilogram amfetamine [naam medeverdachte 2] (hierna te noemen: [naam medeverdachte 2] ) werd aangehouden. Uit het Duitse opsporingsonderzoek bleek vervolgens dat de opdrachtgever van dit verdovende middelentransport een persoon betrof met de naam ‘ [naam medeverdachte 3] ’ en dat deze persoon gebruik maakte van een tweetal Nederlandse mobiele telefoonnummers. Uit de Basis Voorziening Handhaving van de Regiopolitie Limburg Noord bleek vervolgens dat een van de twee Nederlandse mobiele nummers aan [naam medeverdachte 3] toebehoorde. Uit het Duitse rechtshulpverzoek bleek verder dat [naam medeverdachte 2] middels een fotoconfrontatie [naam medeverdachte 3] herkende als zijnde de opdrachtgever van het betreffende verdovende middelentransport. Op bevel van de officier van justitie werden vervolgens de historische verkeersgegevens van de twee Nederlandse mobiele telefoonnummers opgevraagd, waaruit bleek dat deze telefoonnummers niet meer in gebruik waren. Deze eerste tap had dan ook als doel het huidige telefoonnummer van [naam medeverdachte 3] te achterhalen en wel door het mobiele telefoonnummer van medeverdachte [naam medeverdachte 1] te tappen. De rechter-commissaris heeft op 17 november 2011 in dezen een machtiging verstrekt.
Naar aanleiding van deze eerste tap is vervolgens op de lijnen 2, 3, 4 en 5 getapt, telkens na een machtiging van de rechter-commissaris.
Vanwege capaciteitsproblemen in het onderzoeksteam zijn de taps op de bovengenoemde lijnen per 15 december 2011 gestopt.
Verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv
De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen uit het Duitse opsporingsonderzoek zoals beschreven in de aanvraag 126m Sv een redelijk vermoeden van schuld opleveren ten aanzien van [naam medeverdachte 3] met betrekking tot de export van drugs, hetgeen een feit betreft als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv.
Ernstige inbreuk op de rechtsorde
In de memorie van toelichting die mede ten grondslag heeft gelegen aan de invoering van artikel 126m Sv wordt ten aanzien van het vereiste dat er sprake moet zijn van een ernstige inbreuk op de rechtsorde het volgende opgemerkt:
“Het vereiste dat misdrijven worden beraamd of gepleegd als omschreven in artikel 67, eerste lid, die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, is ook onderdeel van de voorwaarden voor de infiltratie, de telefoontap en het opnemen van communicatie, in het kader van de traditionele opsporing, geregeld in titel IVa. De woorden “aard van het misdrijf” duiden niet slechts op de delictsomschrijving in de wet, maar tevens op de ernst van de feiten en omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd of wordt beraamd. De concrete feiten en omstandigheden dienen meegewogen te worden bij de beoordeling of sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het kan gaan om misdrijven als moord,
handel in drugs, mensenhandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel maar ook ernstige financiële misdrijven, zoals omvangrijke ernstige fraude, bijvoorbeeld een BTW carrousel. Dergelijke misdrijven schokken de rechtsorde ernstig door hun gewelddadige karakter of door hun omvang en gevolgen voor de samenleving.” [1]
Naar het oordeel van de rechtbank vormt de export van ongeveer 16 kilogram amfetamine een ernstige inbreuk op de rechtsorde als bedoeld in artikel 126m Sv, mede gelet op de grote hoeveelheid van dit middel.
Onderzoek vordert het dringend
Bij de beoordeling van de vraag of het onderzoek het opnemen van telefoongesprekken dringend vordert, spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. Nu niet is gebleken dat met een minder ingrijpend middel had kunnen worden volstaan, kan ook gelet op de overige inhoud van de aanvraag naar het oordeel van de rechtbank de conclusie worden getrokken dat het onderzoek het opnemen van de telefoongesprekken om het telefoonnummer van [naam medeverdachte 3] te achterhalen en vervolgens de telefoongesprekken van [naam medeverdachte 3] op te nemen dringend vorderde. De enkele omstandigheid dat het onderliggende feit dateert van 9 mei 2011 en de eerste lijn is getapt vanaf 17 november 2011 maakt dat niet anders. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot het oordeel omtrent de in geding zijnde machtiging heeft kunnen komen.
De taps op de lijnen 6, 7, 8, 9, 10 en 11
Uit de aanvraag 126m Sv d.d. 2 april 2012 blijkt dat het onderzoek naar [naam medeverdachte 3] op
19 maart 2012 weer is opgestart. In de aanvraag wordt voorts dezelfde aanleiding voor de aanvraag beschreven als in de aanvraag voor de eerste tap op 16 november 2011, te weten de omstandigheid dat op 9 mei 2011 te Straelen (Duitsland) ter zake de invoer en het voorhanden hebben van ongeveer 16 kilogram amfetamine [naam medeverdachte 2] werd aangehouden en verdachte in dat verband heeft aangewezen als de opdrachtgever voor dat verdovende middelentransport. Uit onderzoek bleek voorts dat de eerder getapte mobiele telefoonnummers van [naam medeverdachte 3] niet meer in gebruik waren. Om deze reden werd opnieuw een aanvraag gedaan het mobiele telefoonnummer van [naam medeverdachte 1] op lijn 6 te tappen, teneinde het huidige telefoonnummer van [naam medeverdachte 3] te achterhalen. De rechter-commissaris heeft op 3 april 2012 in dezen een machtiging verstrekt.
Naar aanleiding van de tap op lijn 6 is vervolgens op de lijnen 7, 8, 9, 10 en 11 getapt, telkens na een machtiging van de rechter-commissaris. Uit de tapgesprekken op deze lijnen is voorts de verdenking ontstaan dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv
De rechtbank is van oordeel dat bij de hervatting van de telefoontaps in april 2012, bijna een jaar na het delict dat aan de grondslag lag van de verdenking, de rechter-commissaris zich meer rekenschap had moeten geven van de inhoud van de verdenking en de hierop gebaseerde hervatting van de tap, welke naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere motivering niet verleend had moeten worden. De rechtbank overweegt in dit verband dat de telefoontaps in de periode van 17 november 2011 tot 15 december 2011 naar alle waarschijnlijkheid geen relevante informatie met betrekking tot de verdenking van [naam medeverdachte 3] óf verdachte hebben opgeleverd, nu deze tapgesprekken niet zijn opgenomen in het procesdossier en geen informatie uit deze tapgesprekken is toegevoegd in de aanvraag op 2 april 2012. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de telefoontaps vanaf 3 april 2012 niet rechtmatig zijn, met als gevolg dat in dezen geen andere sanctie geboden is dan het bewijsmateriaal wat op basis van de telefoontaps is verkregen uit te sluiten van het bewijs.
Dit betekent dat de rechtbank zich genoodzaakt ziet verdachte vrij te spreken van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, nu het wettig bewijs ontbreekt. Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat de aanhouding van verdachte een rechtstreeks gevolg is geweest van de bevindingen uit de telefoontaps, met als gevolg dat verdachte ook van dit feit zal worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. W.A.M. de Loo en
mr. J.M.G. Gunsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2016.
Buiten staat
Mr. J.M.G. Gunsing is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2012 in de gemeente Venlo, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 9700
gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met 21 mei 2012 in de
gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht hoeveelheden
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
3.
hij op of omstreeks 22 mei 2012 in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval
in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige
reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet
2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst
vreemdeling was verklaard.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 1996-1997, 25403, nr. 3, p. 24-25.