ECLI:NL:RBLIM:2016:8319

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
04/860276-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van internationale drugshandel door onrechtmatige telefoontaps

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, stond de verdachte terecht op verdenking van internationale drugshandel. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 9700 gram hennep op 22 mei 2012, en het in de periode van 1 april 2012 tot en met 21 mei 2012 meermalen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden hennep. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 21 oktober 2015 en 9 september 2016. Tijdens de zitting op 9 september 2016 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn gemachtigde raadsman was wel aanwezig om de verdediging te voeren.

De rechtbank oordeelde dat de telefoontaps, die als bewijs waren gebruikt, onrechtmatig waren verkregen. De verdediging stelde dat de aanleiding voor de telefoontaps niet meer relevant was, aangezien de verdenking op de medeverdachte in 2011 was ontstaan en er sindsdien geen nieuwe verdenkingen waren. De rechtbank concludeerde dat de rechter-commissaris niet in redelijkheid tot de machtigingen voor de telefoontaps had kunnen komen, waardoor het bewijs dat uit deze taps was verkregen, niet kon worden gebruikt. Dit leidde tot de vrijspraak van de verdachte, omdat het wettig bewijs ontbrak.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, waarbij werd opgemerkt dat de beslissing werd genomen in aanwezigheid van de rechters en de griffier. Het vonnis werd uitgesproken op 23 september 2016.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 04/860276-12
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 september 2016
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.C.J. Lina, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 21 oktober 2015 en 9 september 2016. Op 21 oktober 2015 is verdachte ter terechtzitting verschenen, waarna de rechtbank op 4 november 2015 het onderzoek ter terechtzitting heeft heropend. Op 9 september 2016 is verdachte niet ter terechtzitting verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 22 mei 2012 al dan niet samen met een ander 9700 gram hennep naar het buitenland heeft gebracht;
Feit 2:in de periode van 1 april 2012 tot en met 21 mei 2012 al dan niet samen met een ander hoeveelheden hennep naar het buitenland heeft gebracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij gebrek aan bewijs dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van de rechtmatigheid van de telefoontaps heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat er een toetsing door de rechter-commissaris aan vooraf is gegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft in dit verband naar voren gebracht dat de aanleiding voor de telefoontaps de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 2] in 2011 betreft. De vervolging van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in september 2011 zijn aanvang genomen. Vanaf dat moment is niet meer getapt en was dus geen sprake meer van enige verdenking. De raadsman is dan ook van oordeel dat hetgeen is aangetroffen in de telefoontaps vanaf april 2012 niet meer in verband kan worden gebracht met de oorspronkelijke telefoontaps. De telefoontaps voorafgaand aan 22 mei 2012 kennen geen reden of noodzaak en zijn daarom onrechtmatig en niet bruikbaar voor het bewijs. Er is sprake van schending van een vormvoorschrift en daarmee is de privacy van verdachte geschonden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De telefoontaps
Ingevolge artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan de officier van justitie, na een schriftelijke machtiging daartoe van de rechter-commissaris, bevelen dat telefoongesprekken worden opgenomen indien sprake is van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en indien het onderzoek het opnemen van telefoongesprekken dringend vordert.
Het staat derhalve in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 126m Sv. De rechter-commissaris dient vervolgens bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Uit het feit dat de rechter-commissaris in onderhavige zaak meermalen een dergelijke machtiging heeft verstrekt kan worden afgeleid dat de rechter-commissaris deze vraag bevestigend heeft beantwoord. Aan de rechtbank ligt thans de vraag voor of de rechter-commissaris in redelijkheid tot het oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen.
De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
De taps op de lijnen 1, 2, 3, 4 en 5
In de aanvraag 126m Sv d.d. 16 november 2011 (lijn 1) wordt als aanleiding voor de aanvraag beschreven de omstandigheid dat op 9 mei 2011 te Straelen (Duitsland) ter zake de invoer en het voorhanden hebben van ongeveer 16 kilogram amfetamine [medeverdachte 2] (hierna te noemen: [medeverdachte 2] ) werd aangehouden. Uit het Duitse opsporingsonderzoek bleek vervolgens dat de opdrachtgever van dit verdovende middelentransport een persoon betrof met de naam ‘ [medeverdachte 1] ’ en dat deze persoon gebruik maakte van een tweetal Nederlandse mobiele telefoonnummers. Uit de Basis Voorziening Handhaving van de Regiopolitie Limburg Noord bleek vervolgens dat een van de twee Nederlandse mobiele nummers aan [medeverdachte 1] toebehoorde. Uit het Duitse rechtshulpverzoek bleek verder dat [medeverdachte 2] middels een fotoconfrontatie [medeverdachte 1] herkende als zijnde de opdrachtgever van het betreffende verdovende middelentransport. Op bevel van de officier van justitie werden vervolgens de historische verkeersgegevens van de twee Nederlandse mobiele telefoonnummers opgevraagd, waaruit bleek dat deze telefoonnummers niet meer in gebruik waren. Deze eerste tap had dan ook als doel het huidige telefoonnummer van [medeverdachte 1] te achterhalen en wel door het mobiele telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 3] te tappen. De rechter-commissaris heeft op 17 november 2011 in dezen een machtiging verstrekt.
Naar aanleiding van deze eerste tap is vervolgens op de lijnen 2, 3, 4 en 5 getapt, telkens na een machtiging van de rechter-commissaris.
Vanwege capaciteitsproblemen in het onderzoeksteam zijn de taps op de bovengenoemde lijnen per 15 december 2011 gestopt.
Verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv
De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen uit het Duitse opsporingsonderzoek zoals beschreven in de aanvraag 126m Sv een redelijk vermoeden van schuld opleveren ten aanzien van [medeverdachte 1] met betrekking tot de export van drugs, hetgeen een feit betreft als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv.
Ernstige inbreuk op de rechtsorde
In de memorie van toelichting die mede ten grondslag heeft gelegen aan de invoering van artikel 126m Sv wordt ten aanzien van het vereiste dat er sprake moet zijn van een ernstige inbreuk op de rechtsorde het volgende opgemerkt:
“Het vereiste dat misdrijven worden beraamd of gepleegd als omschreven in artikel 67, eerste lid, die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, is ook onderdeel van de voorwaarden voor de infiltratie, de telefoontap en het opnemen van communicatie, in het kader van de traditionele opsporing, geregeld in titel IVa. De woorden “aard van het misdrijf” duiden niet slechts op de delictsomschrijving in de wet, maar tevens op de ernst van de feiten en omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd of wordt beraamd. De concrete feiten en omstandigheden dienen meegewogen te worden bij de beoordeling of sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het kan gaan om misdrijven als moord,
handel in drugs, mensenhandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel maar ook ernstige financiële misdrijven, zoals omvangrijke ernstige fraude, bijvoorbeeld een BTW carrousel. Dergelijke misdrijven schokken de rechtsorde ernstig door hun gewelddadige karakter of door hun omvang en gevolgen voor de samenleving.” [1]
Naar het oordeel van de rechtbank vormt de export van ongeveer 16 kilogram amfetamine een ernstige inbreuk op de rechtsorde als bedoeld in artikel 126m Sv, mede gelet op de grote hoeveelheid van dit middel.
Onderzoek vordert het dringend
Bij de beoordeling van de vraag of het onderzoek het opnemen van telefoongesprekken dringend vordert, spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. Nu niet is gebleken dat met een minder ingrijpend middel had kunnen worden volstaan, kan ook gelet op de overige inhoud van de aanvraag naar het oordeel van de rechtbank de conclusie worden getrokken dat het onderzoek het opnemen van de telefoongesprekken om het telefoonnummer van [medeverdachte 1] te achterhalen en vervolgens de telefoongesprekken van [medeverdachte 1] op te nemen dringend vorderde. De enkele omstandigheid dat het onderliggende feit dateert van 9 mei 2011 en de eerste lijn is getapt vanaf 17 november 2011 maakt dat niet anders. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot het oordeel omtrent de machtigingen heeft kunnen komen.
De taps op de lijnen 6, 7, 8, 9, 10 en 11
Uit de aanvraag 126m Sv d.d. 2 april 2012 blijkt dat het onderzoek naar [medeverdachte 1] op 19 maart 2012 weer is opgestart. In de aanvraag wordt voorts dezelfde aanleiding voor de aanvraag beschreven als in de aanvraag voor de eerste tap op 16 november 2011, te weten de omstandigheid dat op 9 mei 2011 te Straelen (Duitsland) ter zake de invoer en het voorhanden hebben van ongeveer 16 kilogram amfetamine [medeverdachte 2] werd aangehouden en verdachte in dat verband heeft aangewezen als de opdrachtgever voor dat verdovende middelentransport. Uit onderzoek bleek voorts dat de eerder getapte mobiele telefoonnummers van [medeverdachte 1] niet meer in gebruik waren. Om deze reden werd opnieuw een aanvraag gedaan het mobiele telefoonnummer van [medeverdachte 3] op lijn 6 te tappen, teneinde het huidige telefoonnummer van [medeverdachte 1] te achterhalen. De rechter-commissaris heeft op 3 april 2012 in dezen een machtiging verstrekt.
Naar aanleiding van de tap op lijn 6 is vervolgens op de lijnen 7, 8, 9, 10 en 11 getapt, telkens na een machtiging van de rechter-commissaris. Uit de tapgesprekken op deze lijnen is voorts de verdenking ontstaan dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv
De rechtbank is van oordeel dat bij de hervatting van de telefoontaps in april 2012, bijna een jaar na het delict dat aan de grondslag lag van de verdenking, de rechter-commissaris zich meer rekenschap had moeten geven van de inhoud van de verdenking en de hierop gebaseerde hervatting van de tap, welke naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere motivering niet verleend had moeten worden. De rechtbank overweegt in dit verband dat de telefoontaps in de periode van 17 november 2011 tot 15 december 2011 naar alle waarschijnlijkheid geen relevante informatie met betrekking tot de verdenking van [medeverdachte 1] óf verdachte hebben opgeleverd, nu deze tapgesprekken niet zijn opgenomen in het procesdossier en geen informatie uit deze tapgesprekken is toegevoegd in de aanvraag op 2 april 2012. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de telefoontaps vanaf 3 april 2012 niet rechtmatig zijn, met als gevolg dat in dezen geen andere sanctie geboden is dan het bewijsmateriaal wat op basis van de telefoontaps is verkregen uit te sluiten van het bewijs.
Dit betekent dat de rechtbank zich genoodzaakt ziet verdachte vrij te spreken van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, nu het wettig bewijs ontbreekt.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrijvan het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. W.A.M. de Loo en
mr. J.M.G. Gunsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2016.
Buiten staat
Mr. J.M.G. Gunsing is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2012 in de gemeente Venlo, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 9700
gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met 21 mei 2012 in de
gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht hoeveelheden
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 1996-1997, 25403, nr. 3, p. 24-25.