ECLI:NL:RBLIM:2016:8318

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
04/860348-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van internationale drugshandel door bewijsuitsluiting van onrechtmatige telefoontaps

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, stond de verdachte terecht op verdenking van internationale drugshandel. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 21 oktober 2015 en 9 september 2016. De verdachte was op de eerste zitting aanwezig, maar op de tweede zitting niet. De officier van justitie stelde dat de verdachte bij gebrek aan bewijs vrijgesproken moest worden van het derde feit, terwijl hij meende dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdediging voerde aan dat de telefoontaps onrechtmatig waren en dat er geen verdenking bestond die een nieuwe tap rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat de telefoontaps, die waren uitgevoerd op basis van machtigingen van de rechter-commissaris, niet rechtmatig waren. Dit leidde tot de conclusie dat het wettig bewijs ontbrak om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de wettelijke eisen. De uitspraak vond plaats op 23 september 2016.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 04/860348-12
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. D.P.J. Cain, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 21 oktober 2015 en 9 september 2016. Op 21 oktober 2015 is verdachte ter terechtzitting verschenen, waarna de rechtbank op 4 november 2015 het onderzoek ter terechtzitting heeft heropend. Op 9 september 2016 is verdachte niet ter terechtzitting verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 22 mei 2012 al dan niet samen met een ander in het bezit was van 710 gram hennep;
Feit 2:op 22 mei 2012 al dan niet samen met een ander 9700 gram hennep naar het buitenland heeft gebracht;
Feit 3:in de periode van 1 april 2012 tot en met 21 mei 2012 al dan niet samen met een ander hoeveelheden hennep naar het buitenland heeft gebracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij gebrek aan bewijs dient te worden vrijgesproken van het onder feit 3 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de feiten onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van de rechtmatigheid van de telefoontaps heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat er een toetsing door de rechter-commissaris aan vooraf is gegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de aan hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft in dit kader naar voren gebracht dat medeverdachte [medeverdachte 1] in 2011 medeverdachte [medeverdachte 2] als opdrachtgever voor het verdovende middelentransport heeft aangewezen, waarna eind 2011 de telefoon van verdachte is getapt teneinde het telefoonnummer van [medeverdachte 2] , zijnde de zoon van verdachte, te achterhalen. Het telefoonnummer van [medeverdachte 2] werd op deze wijze achterhaald, waarna de telefoontap werd beëindigd. De telefoontaps in deze eerste periode hebben volgens de raadsvrouw voor verdachte geen belastend materiaal opgeleverd. In maart 2012 is de telefoon van verdachte echter opnieuw getapt. Artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering vereist dat er een verdenking moet bestaan van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en dat er een noodzaak moet bestaan om een vordering tot tappen te kunnen doen. Naar de mening van de raadsvrouw bestond er in maart 2012 geen verdenking tegen verdachte en was er ook geen noodzaak om opnieuw te gaan tappen, met als gevolg dat sprake is van een vormverzuim in het vooronderzoek en al het bewijsmateriaal dat als gevolg van deze tap is vergaard moet worden uitgesloten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De telefoontaps
Ingevolge artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan de officier van justitie, na een schriftelijke machtiging daartoe van de rechter-commissaris, bevelen dat telefoongesprekken worden opgenomen indien sprake is van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en indien het onderzoek het opnemen van telefoongesprekken dringend vordert.
Het staat derhalve in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 126m Sv. De rechter-commissaris dient vervolgens bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Uit het feit dat de rechter-commissaris in onderhavige zaak meermalen een dergelijke machtiging heeft verstrekt kan worden afgeleid dat de
rechter-commissaris deze vraag bevestigend heeft beantwoord. Aan de rechtbank ligt thans de vraag voor of de rechter-commissaris in redelijkheid tot het oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen.
De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
De taps op de lijnen 1, 2, 3, 4 en 5
In de aanvraag 126m Sv d.d. 16 november 2011 (lijn 1) wordt als aanleiding voor de aanvraag beschreven de omstandigheid dat op 9 mei 2011 te Straelen (Duitsland) ter zake de invoer en het voorhanden hebben van ongeveer 16 kilogram amfetamine [medeverdachte 1] (hierna te noemen: [medeverdachte 1] ) werd aangehouden. Uit het Duitse opsporingsonderzoek bleek vervolgens dat de opdrachtgever van dit verdovende middelentransport een persoon betrof met de naam ‘ [medeverdachte 2] ’ en dat deze persoon gebruik maakte van een tweetal Nederlandse mobiele telefoonnummers. Uit de Basis Voorziening Handhaving van de Regiopolitie Limburg Noord bleek vervolgens dat een van de twee Nederlandse mobiele nummers aan [medeverdachte 2] toebehoorde. Uit het Duitse rechtshulpverzoek bleek verder dat [medeverdachte 1] middels een fotoconfrontatie [medeverdachte 2] herkende als zijnde de opdrachtgever van het betreffende verdovende middelentransport. Op bevel van de officier van justitie werden vervolgens de historische verkeersgegevens van de twee Nederlandse mobiele telefoonnummers opgevraagd, waaruit bleek dat deze telefoonnummers niet meer in gebruik waren. Deze eerste tap had dan ook als doel het huidige telefoonnummer van [medeverdachte 2] te achterhalen en wel door het mobiele telefoonnummer van verdachte, zijnde de vader van [medeverdachte 2] , te tappen. De rechter-commissaris heeft op 17 november 2011 in dezen een machtiging verstrekt.
Uit onderzoek bleek vervolgens dat het getapte telefoonnummer op lijn 1 niet meer in gebruik was en dat verdachte van een ander mobiel telefoonnummer gebruik maakte. Dit andere mobiele telefoonnummer van verdachte is vervolgens op lijn 2 getapt, na een machtiging van de rechter-commissaris op 24 november 2011.
Uit de gesprekken, gevoerd met het getapte mobiele telefoonnummer op lijn 2, kwamen twee mobiele telefoonnummers van [medeverdachte 2] naar voren. De tap op lijn 2 werd daarom met ingang van 2 december 2011 beëindigd.
Op de lijnen 3, 4 en 5 werden vervolgens de twee telefoonnummers van [medeverdachte 2] alsmede een telefoon met een IMEI-nummer die vermoedelijk aan [medeverdachte 2] zou toebehoren, getapt, steeds na een machtiging van de rechter-commissaris.
Vanwege capaciteitsproblemen in het onderzoeksteam zijn de taps op de bovengenoemde lijnen per 15 december 2011 stop gezet.
Verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv
De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen uit het Duitse opsporingsonderzoek zoals beschreven in de aanvraag 126m Sv een redelijk vermoeden van schuld opleveren ten aanzien van [medeverdachte 2] met betrekking tot de export van drugs, hetgeen een feit betreft als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv.
Ernstige inbreuk op de rechtsorde
In de memorie van toelichting die mede ten grondslag heeft gelegen aan de invoering van artikel 126m Sv wordt ten aanzien van het vereiste dat er sprake moet zijn van een ernstige inbreuk op de rechtsorde het volgende opgemerkt:
“Het vereiste dat misdrijven worden beraamd of gepleegd als omschreven in artikel 67, eerste lid, die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, is ook onderdeel van de voorwaarden voor de infiltratie, de telefoontap en het opnemen van communicatie, in het kader van de traditionele opsporing, geregeld in titel IVa. De woorden “aard van het misdrijf” duiden niet slechts op de delictsomschrijving in de wet, maar tevens op de ernst van de feiten en omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd of wordt beraamd. De concrete feiten en omstandigheden dienen meegewogen te worden bij de beoordeling of sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het kan gaan om misdrijven als moord,
handel in drugs, mensenhandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel maar ook ernstige financiële misdrijven, zoals omvangrijke ernstige fraude, bijvoorbeeld een BTW carrousel. Dergelijke misdrijven schokken de rechtsorde ernstig door hun gewelddadige karakter of door hun omvang en gevolgen voor de samenleving.” [1]
Naar het oordeel van de rechtbank vormt de export van ongeveer 16 kilogram amfetamine een ernstige inbreuk op de rechtsorde als bedoeld in artikel 126m Sv, mede gelet op de grote hoeveelheid van dit middel.
Onderzoek vordert het dringend
Bij de beoordeling van de vraag of het onderzoek het opnemen van telefoongesprekken dringend vordert, spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. Nu niet is gebleken dat met een minder ingrijpend middel had kunnen worden volstaan, kan ook gelet op de overige inhoud van de aanvraag naar het oordeel van de rechtbank de conclusie worden getrokken dat het onderzoek het opnemen van de telefoongesprekken om het telefoonnummer van [medeverdachte 2] te achterhalen en vervolgens de telefoongesprekken van [medeverdachte 2] op te nemen dringend vorderde. De enkele omstandigheid dat het onderliggende feit dateert van 9 mei 2011 en de eerste lijn is getapt vanaf 17 november 2011 maakt dat niet anders. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot het oordeel omtrent de in geding zijnde machtigingen heeft kunnen komen.
De taps op de lijnen 6, 7, 8, 9, 10 en 11
Uit de aanvraag 126m Sv d.d. 2 april 2012 blijkt dat het onderzoek naar [medeverdachte 2] op
19 maart 2012 weer is opgestart. In de aanvraag wordt voorts dezelfde aanleiding voor de aanvraag beschreven als in de aanvraag voor de eerste tap op 16 november 2011, te weten de omstandigheid dat op 9 mei 2011 te Straelen (Duitsland) ter zake de invoer en het voorhanden hebben van ongeveer 16 kilogram amfetamine [medeverdachte 1] werd aangehouden en verdachte in dat verband heeft aangewezen als de opdrachtgever voor dat verdovende middelentransport. Uit onderzoek bleek voorts dat de eerder getapte mobiele telefoonnummers van [medeverdachte 2] niet meer in gebruik waren. Om deze reden werd opnieuw een aanvraag gedaan het mobiele telefoonnummer van verdachte op lijn 6 te tappen, teneinde het huidige telefoonnummer van [medeverdachte 2] te achterhalen. De rechter-commissaris heeft op 3 april 2012 in dezen een machtiging verstrekt.
Naar aanleiding van de tap op lijn 6 is vervolgens op de lijnen 7, 8, 9, 10 en 11 getapt, telkens na een machtiging van de rechter-commissaris. Uit de tapgesprekken op deze lijnen is voorts de verdenking ontstaan dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv
De rechtbank is van oordeel dat bij de hervatting van de telefoontaps in april 2012, bijna een jaar na het delict dat aan de grondslag lag van de verdenking, de rechter-commissaris zich meer rekenschap had moeten geven van de inhoud van de verdenking en de hierop gebaseerde hervatting van de tap, welke naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere motivering niet verleend had moeten worden. De rechtbank overweegt in dit verband dat de telefoontaps in de periode van 17 november 2011 tot 15 december 2011 naar alle waarschijnlijkheid geen relevante informatie met betrekking tot de verdenking van [medeverdachte 2] óf verdachte hebben opgeleverd, nu deze tapgesprekken niet zijn opgenomen in het procesdossier en geen informatie uit deze tapgesprekken is toegevoegd in de aanvraag op 2 april 2012. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de telefoontaps vanaf 3 april 2012 niet rechtmatig zijn, met als gevolg dat in dezen geen andere sanctie geboden is dan het bewijsmateriaal wat op basis van de telefoontaps is verkregen uit te sluiten van het bewijs.
Dit betekent dat de rechtbank zich genoodzaakt ziet verdachte vrij te spreken van het onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde, nu het wettig bewijs ontbreekt.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten;
-
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. W.A.M. de Loo en
mr. J.M.G. Gunsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2016.
Buiten staat
Mr. J.M.G. Gunsing is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2012 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 710 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2012 in de gemeente Venlo, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 9700
gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met 21 mei 2012 in de
gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht hoeveelheden
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 1996-1997, 25403, nr. 3, p. 24-25.