ECLI:NL:RBLIM:2016:8237

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
C/03/225296 / KG ZA 16-454
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van parate executie door eisers tegen Rabobank

In deze zaak vorderen eisers, die gezamenlijk worden aangeduid als [eisers] c.s., schorsing van de executie van hun echtelijke woning door Rabobank. De achtergrond van de zaak betreft een aantal hypotheken en leningen die door eisers zijn verstrekt aan Rabobank, in het kader van hun bedrijfsmatige activiteiten. Rabobank heeft de leningen opgezegd en is voornemens over te gaan tot executie van de echtelijke woning, omdat de opbrengst van eerder verkochte zakelijke panden niet voldoende was om de schulden te dekken. Eisers stellen dat de opzegging van de leningen door Rabobank onaanvaardbaar is en dat de executie misbruik van recht zou zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat eisers een spoedeisend belang hebben bij hun vordering, maar dat de argumenten van eisers niet voldoende zijn onderbouwd. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eisers af, omdat Rabobank gerechtigd is om over te gaan tot executie van de woning. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van Rabobank bij de executie zwaarder wegen dan die van eisers, die vooral vrezen voor de verkoop van hun woning tegen een te lage prijs. De vordering van eisers wordt afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/225296 / KG ZA 16-454
Vonnis in kort geding van 19 september 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

en

2.[eiseres sub 2] ,

beiden wonend te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. A.F.G. Bergmans-Jeurissen;
tegen:
1. de naamloze vennootschap
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden,
advocaat mr. H.L.M. Houben.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] c.s. worden genoemd en gedaagden gezamenlijk in enkelvoud Rabobank.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de akte indiening producties van Rabobank van 7 september 2016;
  • de akte indiening producties van Rabobank van 9 september 2016;
  • de door [eisers] c.s. op 9 september 2016 overgelegde producties;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [eisers] c.s.;
  • de pleitnota van Rabobank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] c.s. hebben op een groot aantal panden, waaronder hun echtelijke woning, een recht van hypotheek verstrekt aan Rabobank, tot zekerheid van diverse door deze aan [eisers] c.s. verstrekte geldleningen. Die geldleningen zijn verstrekt in het kader van bedrijfsmatige activiteiten van [eisers] c.s., bestaande in de koop, bouw en verhuur van onroerend goed. Daarnaast hebben [eisers] c.s. een contragarantie verstrekt voor een aan hen verstrekte bankgarantie en houden zij een rekening-courantrekening alsmede een betaalrekening aan bij Rabobank. Ten slotte heeft Rabobank ook een tweetal, aan [eisers] c.s. gelieerde vennootschappen gefinancierd, te weten Neba Beheer B.V. en Neba B.V.
2.2.
Neba B.V. is in maart 2011 in staat van faillissement verklaard. Bij brief van 25 juni 2015 heeft Rabobank alle verstrekte financieringen met een opzegtermijn van drie maanden opgezegd wegens betalingsachterstanden ten aanzien van diverse leningen en aangezegd dat zij zal overgaan tot uitwinning van de verhypothekeerde panden, indien [eisers] c.s. niet tijdig zouden overgaan tot betaling van de achterstanden. De totale achterstand bedroeg toen € 1.651.863,04. Daarna en daarnaast heeft Rabobank ook de mogelijkheid voor [eisers] c.s. om via internet te bankieren en gebruik te maken van hun bankpassen geblokkeerd. In een eerder kortgeding hebben [eisers] c.s. gevorderd dat Rabobank zou worden verboden om over te gaan tot executoriale verkoop van de door hen aan Rabobank verhypothekeerde panden, waaronder toen niet was begrepen de echtelijke woning van [eisers] c.s.. Deze vordering is door de kortgedingrechter van deze rechtbank bij vonnis van 15 juni 2016 afgewezen. Vervolgens zijn de bedoelde panden verkocht. De opbrengst van de verkoop was € 830.762,64. Na de inning van dat bedrag resteert een schuld van € 935.699,65.
2.3.
Thans wil Rabobank ook overgaan tot executoriale verkoop van de echtelijke woning van [eisers] c.s., omdat de executoriale verkoop van de zakelijke panden onvoldoende heeft opgebracht om de ontstane schulden daaruit te kunnen voldoen. Met de opbrengst van de verkopen zijn diverse leningen afgelost. De executoriale verkoop is voorzien voor 22 september 2016.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] c.s. stellen dat de opzegging van de diverse leningen door Rabobank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en de geplande executoriale verkoop van de echtelijke woning moet worden geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis zal zijn beslist dat Rabobank tot opzegging van de leningen mocht overgaan. De voorzieningenrechter begrijpt, gelet op de feitelijke onderbouwing door [eisers] c.s., dat zij daarnaast en in hoofdzaak stellen dat Rabobank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan overgaan tot de executoriale verkoop van de echtelijke woning, omdat een dergelijke executie misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Ter onderbouwing van beide stellingen voeren [eisers] c.s. het volgende aan.
3.2.
Volgens hen heeft Rabobank de verkochte panden tegen een te lage prijs verkocht waardoor zij schade hebben geleden. Gelet op de waarde van de panden volgens WOZ-taxaties en in 2011 in opdracht van [eisers] c.s. uitgevoerde taxaties, had volgens [eisers] c.s. van Rabobank verwacht mogen worden dat zij nader onderzoek zou doen naar de door [eisers] c.s. opgevoerde waardes van de panden.
3.3.
[eisers] c.s. stellen zich verder op het standpunt dat de schade voor partijen door de executoriale verkoop vele malen groter is dan bij voortzetting van de verhuursituatie van de (reeds verkochte) panden, waarbij in ieder geval op de achterstanden ingelopen werd. Van Rabobank had volgens [eisers] c.s. mogen worden verwacht dat zij niet tot executie zou zijn overgaan. Gevolg van de executie is dat zij nooit meer in staat zullen zijn de restschuld aan de Rabobank te voldoen. Zij leefden immers van de huuropbrengsten van de verkochte panden. De opbrengsten waren voldoende om de (oorspronkelijke) maandelijkse lasten te voldoen.
3.4.
[eisers] c.s. stellen verder dat afschrijvingen van de lening met nummer 1199.900.001, die op naam van Neba B.V. stond, en welke in verband met het faillissement van deze vennootschap niet meer van deze rekening hebben kunnen plaatsvinden, door Rabobank niet zomaar mochten worden afgeboekt van een rekening-courantrekening zonder kredietfaciliteit. Deze rekening werd volgens hen al zeven jaar niet meer gebruikt en is ook niet gekoppeld aan internetbankieren, zodat [eisers] c.s. niet hebben kunnen zien dat deze rekening door de Rabobank is gebruikt voor de bedoelde afschrijvingen en dat een negatief saldo op deze rekening is ontstaan. Als gevolg daarvan betaalden [eisers] c.s. niet alleen 5,2% hypotheekrente, maar daarnaast ook 14,2% debetrente op de bedoelde rekening-courantrekening. De op deze rekening ontstane schuld wordt volgens [eisers] c.s. dan ook ten onrechte meegewogen als privéschuld van hen.
3.5.
Verder stellen [eisers] c.s. zich op het standpunt dat Rabobank ten aanzien van de borgstelling door de heer [eiser sub 1] voor Neba B.V. tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens hen. Gelet op hun lange relatie met Rabobank had Rabobank moeten weten en overzien dat de borgstelling tot gevolg zou hebben dat het privévermogen van [eisers] c.s. zou (moeten) worden aangesproken voor de schulden van Neba B.V. en dat dit voor [eisers] c.s. ernstige gevolgen zou hebben. Rabobank heeft [eisers] c.s., naar zij stellen, op geen enkele wijze gewezen op de risico’s dat hun vermogen liep. [eisers] c.s. stellen gedwaald te hebben bij het sluiten van de overeenkomst van borgtocht.
3.6.
[eisers] c.s. stellen verder dat Rabobank misbruik van recht maakt door tot executie over te gaan, omdat de achterstanden die Rabobank hebben doen besluiten over te gaan tot executie van de verhypothekeerde panden door Rabobank zelf zijn veroorzaakt. Ten tijde van het faillissement van Neba B.V., voor wier schulden [eisers] c.s. hoofdelijk aansprakelijk waren, hadden [eisers] c.s., naar zij stellen, een verwaarloosbare achterstand bij Rabobank van € 27,--.
3.7.
[eisers] c.s. verwijten Rabobank verder dat deze de verkoopopbrengst van een perceel zonder overleg heeft verrekend met het debetsaldo van de rekening-courantrekening van het failliete Neba B.V. Daardoor hebben zij de achterstand op hun privérekening niet kunnen inlossen. Vanwege de op die rekening geldende hoge rentes, loopt de schuld op die rekening als gevolg daarvan op.
3.8.
Verder verwijten [eisers] c.s. Rabobank dat deze de rentetarieven op een aantal leningen heeft verhoogd tot 8,85% in verband met het aanpassen van het risicoprofiel van [eisers] c.s. Dat maakt het volgens hen onmogelijk om in te lossen op de schulden aan Rabobank. Het rentepercentage van een andere rekening is volgens [eisers] c.s. eveneens verhoogd. Verzoeken om het rentepercentage te verlagen zijn door Rabobank volgens [eisers] c.s. genegeerd. Volgens [eisers] c.s. hanteert Rabobank ook verkeerde rente-opslagpercentages.
3.9.
Rabobank heeft volgens [eisers] c.s. geen coulance getoond. In plaats daarvan creëert Rabobank een voor hen onmogelijke situatie. Op grond van de met Rabobank afgesloten financieringen zijn zij per jaar € 42.499,80 aan aflossingen verschuldigd. Door de verhoogde rentetarieven zijn zij daarnaast maar liefst € 84.711,60 aan rente, en € 7.946,10 aan extra rente verschuldigd.
3.10.
[eisers] c.s. stellen dat zij gegronde vrees hebben dat hun woning voor een veel lagere prijs zal worden verkocht dan de waarde van dat pand. De verkoop van het pand leidt er volgens hen ook niet toe dat hun schulden (deels) zullen worden afgelost. Het ligt volgens hen voorts niet voor de hand dat zij in staat zullen zijn rentebetalingen te blijven doen wanneer zij elders woonruimte moeten betrekken. Dat de vordering van Rabobank toeneemt betekent volgens [eisers] c.s. niet dat zij om die reden belang heeft bij een executoriale verkoop, nu niet aannemelijk is dat na die verkoop de vordering niet zal toenemen. De positie van Rabobank zal niet verslechteren indien de executie wordt opgeschort: zij behoudt ook in die situatie haar recht van hypotheek op de woning.
3.11.
In tegenstelling tot de belangen van Rabobank, zijn volgens [eisers] c.s. hun belangen wél evident: zij hebben er belang bij dat zij hun woning niet hoeven te ontruimen. Zij hebben er ook belang bij dat hun woning niet in de huidige periode van malaise op de woningmarkt executoriaal wordt verkocht. De belangen van Rabobank bij voortzetting van de executie vallen volgens [eisers] c.s. in het niet bij de zwaarwegende belangen van hen bij schorsing van de executie.
3.12.
[eisers] c.s. vorderen op grond van het vorenstaande dat – de voorzieningenrechter leest de vordering verbeterd – de voorzieningenrechter bij vonnis:
de voorgenomen executie van het onroerend goed (het appartement aan de [adres] te [woonplaats] ) verbiedt, totdat bij vonnis in kracht van gewijsde is beslist dat Rabobank op juiste gronden tot opzegging en opeising van alle financieringen is overgegaan;
Rabobank veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.13.
Rabobank voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Anders dan Rabobank stelt, hebben [eisers] c.s. een spoedeisend belang bij hun vordering, welke belang voortvloeit uit de aard der zaak.
4.2.
De voorzieningenrechter constateert op basis van het verhandelde ter zitting dat, anders dan [eisers] c.s. in de inleidende dagvaarding stellen, [eisers] c.s. niet de rechtsgeldigheid van de titel (het recht van hypotheek), op basis waarvan Rabobank wil overgaan tot de omstreden executie, betwisten. In het kader van de beoordeling van het recht van Rabobank om tot de omstreden executie over te gaan, is slechts van belang of Rabobank het recht van executie uitoefent met geen ander doel dan om [eisers] c.s. te schaden, of met een ander doel dan waarvoor het is verleend, of indien Rabobank – mede gelet op de belangen aan de zijde van [eisers] c.s. – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot executie over te gaan.
4.3.
Getoetst aan die criteria komt de voorzieningenrechter tot de volgende oordelen.
4.4.
De stelling van [eisers] c.s., dat Rabobank de zakelijke panden, die na het eerdere kortgedingvonnis zijn verkocht, tegen een te lage prijs heeft verkocht, gelet op de WOZ-waardes daarvan en de door [eisers] c.s. opgevoerde waardes van taxaties, uitgevoerd in 2011, en dat Rabobank gelet op die waardes nader onderzoek daarnaar had moeten doen, moet als niet relevant worden verworpen. [eisers] c.s. hebben immers niet onderbouwd waarom die beweerdelijke tekortkomingen ten aanzien van de eerdere executoriale verkopen van belang zijn bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de thans voorgenomen executoriale verkoop van het resterende verhypothekeerde pand van [eisers] c.s., te weten hun echtelijke woning.
4.5.
De stelling van [eisers] c.s., dat de schade voor partijen door de executoriale verkoop vele malen groter is dan bij voortzetting van de verhuursituatie van de panden, waarbij in ieder geval op de achterstanden ingelopen werd, moet eveneens als niet relevant worden gepasseerd. Deze stelling is alleen relevant ten aanzien van de zakelijke panden, die immers waren verhuurd en inmiddels zijn verkocht. De echtelijke woning van [eisers] c.s. is niet verhuurd, zodat het argument van het inlopen van achterstanden door middel van de ontvangst van huurpenningen niet opgaat. Ook hier geldt dat [eisers] c.s. niet hebben onderbouwd in welk opzicht de beweerdelijke tekortkomingen ten aanzien van de eerdere executoriale verkopen van belang is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de thans voorgenomen executoriale verkoop van de echtelijke woning.
4.6.
Dat [eisers] c.s. als gevolg van de executie nooit meer in staat zullen zijn de restschuld aan de Rabobank te voldoen, is onvoldoende om te oordelen dat Rabobank niet mag overgaan tot de executoriale verkoop. Zoals de voorzieningenrechter hierna nog zal overwegen, kan van Rabobank niet worden verlangd dat zij nog langer accepteert dat de achterstanden blijven bestaan en zelfs oplopen. [eisers] c.s. hebben ook niet, dan wel onvoldoende, onderbouwd dat zij zonder de executoriale verkopen de achterstanden zouden (hebben kunnen) inlopen. Rabobank heeft daarentegen gesteld dat bij het uitblijven van die verkopen de achterstanden zullen toenemen. Dat onderstreept het belang van Rabobank om tot verkoop over te gaan.
4.7.
Dat [eisers] c.s. leefden van de huuropbrengsten van de verkochte panden en dat die voldoende waren om de oorspronkelijke lasten te voldoen, is, zeker thans, evenmin een relevante stelling. Ook deze stelling heeft weer betrekking op de reeds verkochte zakelijke panden, terwijl het in deze procedure gaat om de executoriale verkoop van de echtelijke woning die niet is verhuurd. Ook in dit verband geldt dat [eisers] c.s. niet hebben onderbouwd in welk opzicht de beweerdelijke tekortkomingen ten aanzien van de eerdere executoriale verkopen van belang zijn bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de thans voorgenomen executoriale verkoop van de echtelijke woning.
4.8.
[eisers] c.s. stellen dat Rabobank onzorgvuldig jegens hen heeft gehandeld door met betrekking tot de lening met nummer 1199.900.001, die op naam van Neba B.V. stond en ten laste waarvan in verband met het faillissement van deze vennootschap geen afschrijvingen meer konden plaatsvinden, gelden af te boeken van een rekening-courantrekening zonder kredietfaciliteit. [eisers] c.s. stellen enkel dat het onzorgvuldig was van Rabobank om de afschrijvingen van díe rekening te doen, omdat het volgens hen een slapende rekening was die zij al ruim zeven jaar niet meer gebruikten en waarvan zij geen rekeningafschriften ontvingen en waarin zij evenmin via internetbankieren inzicht hadden, omdat deze rekening niet was gekoppeld aan internetbankieren. De voorzieningenrechter begrijpt dat [eisers] c.s. stellen dat deze wijze van handelen van Rabobank temeer onzorgvuldig is, omdat op die rekening-courantrekening een negatief saldo is ontstaan en zij als gevolg daarvan niet alleen 5,2% hypotheekrente moeten betalen, maar daarnaast ook 14,2% debetrente op de bedoelde rekening-courantrekening. [eisers] c.s. verwijten Rabobank verder dat deze de verkoopopbrengst van een perceel zonder overleg heeft verrekend met het debetsaldo van de rekening-courantrekening van het failliete Neba B.V. Daardoor hebben zij de achterstand op hun privérekening niet kunnen inlossen. Vanwege de op die rekening geldende hoge rentes, loopt de schuld op die rekening als gevolg daarvan op.
4.9.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [eisers] c.s. niet aanvoeren dat Rabobank niet gerechtigd was om ten laste van de bedoelde rekening-courantrekening afschrijvingen te doen betreffende de lening van Neba B.V. Ten aanzien van de in 4.8. bedoelde verwijten overweegt de voorzieningenrechter het volgende. [eisers] c.s. hebben niet onderbouwd ten laste van welke rekeningen Rabobank de aan haar verschuldigde bedragen had moeten boeken, welke bedragen dat waren en dat, in geval de boekingen zouden zijn geschied ten laste van de rekeningen die daartoe naar de mening van [eisers] c.s. in aanmerking kwamen, zij aan hun verplichtingen zouden hebben voldaan en er voor Rabobank geen rechtsgrond zou zijn ontstaan die beëindiging van de diverse geldleningsovereenkomsten rechtvaardigde en bijgevolg Rabobank het recht gaf om tot parate executie over te gaan. Ook hebben [eisers] c.s. niet onderbouwd dat indien de bedoelde verkoopopbrengst van het bedoelde perceel zou zijn gestort op de privérekening, zij geen schuld zouden hebben gehad aan Rabobank en deze bijgevolg niet gerechtigd zou zijn over te gaan tot executoriale verkoop van de echtelijke woning. Van belang is op te merken dat het in deze procedure niet gaat om de vaststelling van de hoogte van de vordering van Rabobank, doch slechts om de vraag of Rabobank gerechtigd is om over te gaan tot parate executie van de echtelijke woning. Daargelaten of Rabobank afschrijvingen van het aan haar verschuldigde ten laste van andere rekeningen had moeten doen, respectievelijk een verkoopopbrengst op een andere rekening had moeten storten, staat dat beweerdelijk onzorgvuldige handelen op zich niet in de weg aan het recht van Rabobank om over te gaan tot parate executie van de echtelijke woning.
4.10.
Uit de hypotheekakte betreffende de echtelijke woning blijkt tot slot dat deze hypotheek een zogenaamde bankhypotheek betreft, inhoudende dat die woning dient als onderpand voor de betaling van al hetgeen de Rabobank volgens haar administratie van [eisers] c.s. te vorderen blijkt te hebben uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen, dan wel uit welke andere hoofde ook.
4.11.
Het verwijt van [eisers] c.s., dat Rabobank ook bij het sluiten van de borgstellingstellingovereenkomst met de heer [eisers] , die zich borg stelde ten behoeve van Neba B.V., tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens hen, moet eveneens worden verworpen. Rabobank heeft ten verwere aangevoerd, welk verweer vervolgens niet door [eisers] c.s. is weersproken, dat Rabobank geen beroep heeft gedaan op de borgtochtovereenkomst, zodat het verwijt van [eisers] c.s. in zoverre niet relevant is.
4.12.
De voorzieningenrechter verwerpt de stelling van [eisers] c.s., dat de achterstanden, die voor Rabobank aanleiding zijn geweest om over te gaan tot de omstreden executoriale verkopen, zijn ontstaan door toedoen van Rabobank. [eisers] c.s. hebben deze stelling niet, dan wel, onvoldoende onderbouwd. Dat zij ten tijde van het faillissement van Neba B.V., voor wier schulden zij hoofdelijk aansprakelijk waren, in privé een verwaarloosbare achterstand bij Rabobank hadden van € 27,--, is niet relevant. De heer [eisers] is immers hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van Neba B.V. Mede tot zekerheid voor de betaling van de schulden van die vennootschap heeft hij een recht van hypotheek gevestigd op zijn woning. Dat hij privé slechts een schuld van € 27,-- zouden hebben gehad ten tijde van de faillering van Neba B.V., maakt dan ook niet dat Rabobank in strijd met de zorgplicht en de redelijkheid en billijkheid handelt indien zij overgaat tot executie van de woning, die ook tot zekerheid is gesteld voor de schulden van Neba B.V. aan Rabobank.
4.13.
Het verwijt dat Rabobank de rentetarieven van diverse leningen heeft verhoogd tot 8,85% en dat Rabobank ook verkeerde rente-opslagpercentages hanteert, moet worden verworpen. Rabobank was, hetgeen door [eisers] c.s. ook niet wordt betwist, contractueel gerechtigd die percentages te verhogen (in verband met het gewijzigde risicoprofiel van [eisers] c.s.). Dat het daardoor voor hen onmogelijk zou zijn af te lossen op hun schulden, maakt nog niet dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is dat Rabobank thans niet voldoet aan het verzoek van [eisers] c.s. om coulancehalve tot aanpassing van de rentepercentages over te gaan, maar in plaats daarvan vervolgens tot executoriale verkoop van de echtelijke woning over te gaan. Dat Rabobank de rente-opslagpercentages verkeerd zou hebben berekend, wordt door Rabobank betwist en door [eisers] c.s. niet onderbouwd. Aan die stelling moet derhalve voorbij worden gegaan. Daarnaast is nog van belang dat Rabobank heeft gesteld, hetgeen door [eisers] c.s. niet is betwist, dat reeds vóór de omstreden renteverhogingen grote achterstanden waren ontstaan, zodat ook op die grond Rabobank gerechtigd was de diverse leningen op te zeggen.
4.14.
Ten slotte is de voorzieningenrechter van oordeel dat Rabobank, anders dan [eisers] c.s. meer in het algemeen Rabobank verwijten, het recht van executie niet uitoefent met geen ander doel dan om [eisers] c.s. te schaden. [eisers] c.s. hebben over een langere periode een grote betalingsachterstand opgebouwd. Rabobank heeft het recht om te proberen die – na de eerdere executoriale verkopen – resterende achterstand (zoveel mogelijk) weg te werken door verkoop van de laatst resterende aan haar verhypothekeerde zekerheid, te weten de echtelijke woning. Dat [eisers] c.s. daardoor schade lijden, omdat zij op zoek moeten naar een andere woning, is juist, maar niet gebleken is dat Rabobank haar executierecht met geen ander doel uitoefent dan om [eisers] c.s. te schaden. Een executie als de onderhavige leidt inherent vaak tot schade voor degene ten laste van wie de executie wordt uitgevoerd. Indien de uitoefening van het recht van executie slechts zou mogen worden uitgeoefend indien daardoor geen schade voor de geëxecuteerde ontstaat, zou het recht van parate executie voor de hypotheekhouder vaak slechts illusoir zijn. Rabobank heeft ruime tijd (ruim één jaar) laten verstrijken alvorens zij heeft beslist daadwerkelijk tot executie over te gaan. Dat de executie geschiedt in een periode waarin de huizenmarkt nog herstellende is van een crisis, en de opbrengst wellicht lager is dan [eisers] c.s. voor de woning hebben betaald vóór het uitbreken van die crisis, betekent niet dat Rabobank niet zou mogen overgaan tot executie. Van Rabobank kan in het licht van het vorenstaande niet worden verwacht dat zij (nog langer) wacht met de executie totdat de woningmarkt verder is hersteld.
4.15.
Al het vorenstaande brengt met zich dat de vordering moet worden afgewezen en dat [eisers] c.s. als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten moeten worden veroordeeld.
4.16.
[eisers] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht € 619,00;
- salaris advocaat €
816,00;
Totaal € 1.435,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eisers] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 1.435,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT