ECLI:NL:RBLIM:2016:8175

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
21 september 2016
Zaaknummer
03/659158-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak met meerdere tenlasteleggingen, waaronder diefstal met geweld en bedreiging

In deze jeugdstrafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 20 september 2016, stonden twee parketnummers centraal: 03/659158-14 en 03/700172-15. De verdachte, een minderjarige, werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging. De rechtbank constateerde dat de zaak lange tijd had stilgelegen, deels door het uitblijven van een tuchtrechtelijke uitspraak over de voormalige advocaat van de verdachte. Dit had invloed op de verdachte, die in onzekerheid verkeerde over zijn rechtspositie. De rechtbank besloot de straf, zoals door de officier van justitie voorgesteld, te matigen, omdat het handelen van de voormalige advocaat de verdachte niet kon worden aangerekend.

De tenlastelegging in de eerste zaak betrof een woningoverval waarbij de verdachte samen met anderen een geldkistje en portemonnee had weggenomen, terwijl geweld en bedreiging met geweld tegen de slachtoffers was gepleegd. In de tweede zaak ging het om diefstal van gereedschap uit een bedrijfsbus, waarbij ook geweld was gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de eerste zaak wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal, maar sprak hem vrij van het geweld. In de tweede zaak werd de verdachte vrijgesproken van het geweld, maar wel schuldig bevonden aan de diefstal.

De rechtbank legde een jeugddetentie op van 150 dagen, waarvan 65 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, met een schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank benadrukte de impact van de feiten op de slachtoffers en de samenleving, en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte, gezien zijn zwakbegaafdheid en eerdere contacten met justitie.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Parketnummer : 03/659158-14
Parketnummer : 03/700172-15 (ttz.gev.)
Datum uitspraak : 20 september 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken,
in de zaak van de minderjarige:
[de verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedag verdachte] 1996,
wonende te [woonplaats verdachte] , [adres verdachte] .
Raadsman is mr. J.J. Baltus, advocaat te Landgraaf.

1.Het onderzoek van de zaak

De rechtbank heeft de zaak met parketnummer 03/659158-14 eerder inhoudelijk behandeld op 24 februari 2015. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter terechtzitting geschorst, omdat de toenmalige raadsman van verdachte, mr. P.M.J. Graus ter terechtzitting heeft verzocht om de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als getuigen te horen. De rechtbank heeft daarop het onderzoek geschorst tot de terechtzitting van 24 maart 2015 onder oproeping van voornoemde getuigen.
Op 24 maart 2015 heeft de rechtbank het onderzoek hervat. De raadsman is toen niet ter terechtzitting verschenen. De verschenen getuige [medeverdachte 1] voornoemd kon niet gehoord worden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en de zaak verwezen naar de rechter-commissaris om voornoemde getuigen te horen.
Het onderzoek van de zaak is vervolgens voortgezet op 24 november 2015.
Ter terechtzitting van 24 november 2015 heeft de rechtbank de zaak van verdachte, als meerderjarige verdachte, parketnummer 03/700171-15 aangevangen. De zaken zijn toen niet gevoegd. Gelet op het gedrag van mr. Graus voornoemd zijn beide zaken toen aangehouden, teneinde een klacht tegen de raadsman te overwegen.
De rechtbank heeft vervolgens op 6 september 2016 het onderzoek in beide zaken opnieuw aangevangen. De raadsman van verdachte mr. P.M.J. Graus was vervangen door de huidige raadsman van verdachte, mr. J.J. Baltus.
De rechtbank heeft met instemming van de officier van justitie en de raadsman de zaak van verdachte als minderjarige en de zaak van verdachte als meerderjarige gevoegd en in het openbaar behandeld.
De rechtbank heeft op 6 september 2016 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.
Tevens zijn gehoord de getuige [medeverdachte 2] en een vertegenwoordiger van de Reclassering Nederland.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
In de zaak met parketnummer 03/659158-14:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2013 te Wessem, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldkistje met als inhoud enig bedrag aan geld en/of een portemonnee inhoudende een identiteitskaart en/of een rijbewijs ten name van [A] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B] en/of [A] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geldkistje en/of die portemonnee onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [B] en/of [A] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan, dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met een breekijzer, in elk geval met een hard voorwerp, door het raam van de keukendeur hebben/heeft geslagen en/of
- deze [B] hebben/heeft vastgepakt en (vervolgens) tegen het keukenblok hebben/heeft gedrukt en/of
- genoemde [B] een mes, in elk geval een scherp voorwerp in haar buik hebben/heeft gedrukt, althans een mes, in elk geval een scherp voorwerp, hebben/heeft getoond en/of
- ( op dreigende toon) tegen voornoemde [B] en/of [A] hebben/heeft gezegd: "Ik moet dat geldkistje nu hebben." en/of "Ik wil nu geld zien. Wij weten dat er geld in een kistje zit." en/of "Als je me dat kistje niet geeft dan slaan we jou de hersens in en dan steken we je moeder neer." en/of "Jij zegt mij waar het kistje staat." en/of "Als je niet zegt waar het kistje staat, sla ik je de hersens in." en/of "Als je mij die sleutel niet geeft dan sla ik je hersens in." en/of "Nu moet je mij die sleutel geven." en/of "We komen nog terug want hier zit nog meer geld.";
In de zaak met parketnummer: 03/700172-15
1.
hij op of omstreeks 03 april 2015 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid gereedschap, te weten o.a. een kabelhaspel, een Hilti accuboor, een Hilti klopboor en een betonschaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [C] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [D] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-die [D] heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of
-met een puntbektang stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [D] en daarbij op dreigende toon tegen die [D] heeft gezegd: "Laat hem los of ik steek je neer, ik steek je neer" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, de Surinamestraat;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte al snel en volledig over zijn aandeel in beide tenlastegelegde feiten heeft verklaard. In de zaak met parketnummer 03/700172-15 dient verdachte te worden vrijgesproken van het gepleegde geweld. Toen aangever naar buiten kwam heeft verdachte het hazenpad gekozen met medeneming van een betonschaar en een Hilti-koffer. Verdachte was niet aanwezig toen zijn mededaders geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer. Hij had zich verstopt achter een kliko. Dit geweld kan verdachte dan ook niet worden aangerekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 659158-14 [1] ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- De aangifte van [B] [2] ;
- Het verhoor van [B] [3] ;
- De aangifte van [A] [4] :
- De bekennende verklaring van verdachte bij de politie [5] en ter terechtzitting [6] .
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 700172-15 [7] ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen (met uitzondering van het geweld.), gelet op:
- De aangifte van [D] [8] ;
- De bekennende verklaring van verdachte bij de politie [9] .
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat verdachte in deze zaak van het tenlastegelegde geweld dient te worden vrijgesproken.
Aangever heeft verklaard dat hij na het tegen hem gepleegde geweld twee personen heeft zien wegrennen, waarvan een persoon een rode koffer in zijn handen hield. Aangever verklaart dat hij die koffer herkent als afkomstig uit zijn bus. Aangever herkent voorts de door de politie aangehouden persoon ( = verdachte) als zijnde de persoon die hem heeft geslagen. In de brandgang ziet hij de rode Hiltikoffer en een betonschaar, die uit zijn busje zijn weggenomen, staan.
Verdachte verklaart dat hij met een van de andere twee daders van de bus is weggelopen, omdat het hem allemaal te lang duurde. Hij verklaart dat er twee rode Hilti koffers uit de bus zijn gepakt, en dat hij er daarvan één heeft meegenomen die bij zijn aanhouding in zijn buurt is aangetroffen. De betonschaar is ook daar aangetroffen waar hij zegt hem te hebben neergegooid. Hij heeft zich verstopt achter een prullenbak en de andere persoon is op het hulpgeroep van de derde persoon teruggelopen. Verdachte is later door de politie aangetroffen met een rode koffer en een betonschaar die hij vanuit de bus had meegenomen. Verdachte ontkent dat hij betrokken is bij het gepleegde geweld.
De rechtbank is van oordeel dat de lezing van verdachte, dat hij niet betrokken is bij het geweld, niet kan worden uitgesloten.
Uit de stukken blijkt dat er twee Hilti koffers zijn weggenomen waarvan verdachte er één had.
Het is zeer wel mogelijk dat de aangever de verdachte waarbij de rode koffer is aangetroffen associeert met de geweldshandelingen. Vast staat echter dat er nog een andere persoon moet zijn geweest die met een rode koffer is weggelopen, deze is immers nog steeds vermist. Niet kan worden uitgesloten dat het deze persoon is geweest die de geweldshandelingen heeft verricht.
Gelet hierop kan de rechtbank niet bewezen verklaren dat verdachte de geweldshandelingen heeft verricht en zal zij hem daarvan vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
In de zaak met parketnummer 03/659158-14:
1.
op 26 november 2013 te Wessem, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldkistje met als inhoud enig bedrag aan geld en een portemonnee inhoudende een identiteitskaart en een rijbewijs ten name van [A] , toebehorende aan [B] en/of [A] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat geldkistje en die portemonnee onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [B] en [A] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan,
dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen,
- met een breekijzer door het raam van de keukendeur hebben geslagen en
- [B] hebben vastgepakt en vervolgens tegen het keukenblok hebben gedrukt en
- genoemde [B] een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in haar buik hebben gedrukt, en
- op dreigende toon tegen voornoemde [B] en/of [A] hebben gezegd: "Ik moet dat geldkistje nu hebben." en "Ik wil nu geld zien. Wij weten dat er geld in een kistje zit." en "Als je me dat kistje niet geeft dan slaan we jou de hersens in en dan steken we je moeder neer." en "Jij zegt mij waar het kistje staat." en "Als je niet zegt waar het kistje staat, sla ik je de hersens in." en "Als je mij die sleutel niet geeft dan sla ik je hersens in." en "Nu moet je mij die sleutel geven." en "We komen nog terug want hier zit nog meer geld.".
In de zaak met parketnummer: 03/700172-15
1.
op 03 april 2015 te Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid gereedschap, te weten een kabelhaspel, een Hilti accuboor, een Hilti klopboor en een betonschaar, toebehorende aan [C] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
In de zaak met parketnummer 03/659158-14:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
In de zaak met parketnummer 03/700172-15:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen, met toepassing van het adolescentenstrafrecht in de zaak met parketnummer 03/700172-15, een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 95 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarde dient verdachte zich te houden aan de aanwijzingen aan hem gegeven door Reclassering Nederland en de Triade zorggroep.
De officier van justitie vordert voorts een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie. De Reclassering Nederland dient zorg te dragen voor de uitvoering van de taakstraf.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich voor wat betreft het toepassen van het adolescentenstrafrecht, aan bij het standpunt van de officier van justitie. De raadsman vindt, gelet op de impact van de feiten, de vordering van de officier van justitie niet onredelijk.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval, waarbij jegens de slachtoffers geweld is gebruikt en is gedreigd met geweld.
Door het plegen van dit feit hebben verdachte en zijn mededaders de persoonlijke levenssfeer van de twee slachtoffers ernstig geschonden en daarmee tevens een grote inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat men in de eigen woning behoort te hebben. De eigen woning is immers bij uitstek een plek waar men zich veilig en beschermd moet kunnen voelen.
Bovendien leiden woningovervallen tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. De verdachte en zijn mededaders zijn geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan en hebben alleen oog gehad voor hun eigen financieel gewin.
Naast voornoemd feit heeft de verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal uit een bedrijfsbus. Zij hebben daaruit een aantal goederen weggenomen, terwijl zij hadden moeten weten dat door hun toedoen aan een ander schade werd toegebracht. Uit het handelen van verdachte spreekt minachting voor andermans eigendom en blijkt dat hij slechts uit puur financieel gewin heeft gehandeld. Deze diefstal vond notabene plaats korte tijd nadat de in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis in de andere zaak geplaatste enkelband, bij hem was verwijderd,
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 augustus 2016, waaruit blijkt dat hij reeds eerder politie en justitie contacten heeft gehad.
Reclassering Nederland heeft omtrent verdachte gerapporteerd en heeft de rechtbank geadviseerd, gelet op zijn zwakbegaafdheid, om het adolescentenstrafrecht op verdachte toe te passen. Naast een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie adviseert de reclassering als bijzondere voorwaarde, de als schorsingsvoorwaarde opgelegde begeleiding door de volwassenreclassering, voort te zetten, alsmede een meldplicht.
De vertegenwoordiger van Reclassering Nederland heeft ter terechtzitting nog aangevoerd dat verdachte op maatschappelijk gebied praktische ondersteuning krijgt van Triade zorggroep. Het is belangrijk dat hij die ondersteuning ook zelf vraagt.
Verdachte leidde tot voor kort een redelijk stabiel leven. Hij had een vriendin, een kind, woonruimte en een baan. Zijn vriendin heeft inmiddels de relatie beëindigd, hetgeen de nodige problemen met zich brengt. Het is belangrijk dat verdachte ondersteuning krijgt om dit in goede banen te leiden.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat, gelet op de zwakbegaafdheid van verdachte, in de zaak met parketnummer 03/700172-15 het adolescentenstrafrecht dient te worden toegepast.
Het vonnis in deze zaken heeft lang op zich laten wachten. Dat is niet geheel aan verdachte toe te rekenen. Ook de rechtbank heeft op een gegeven moment de zaak, zogezegd, op de plank laten liggen tot er een tuchtrechtelijke uitspraak was omtrent het optreden van de voormalig advocaat van verdachte. Dit heeft ongetwijfeld ook impact gehad op verdachte die lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd omtrent zijn zaken. Nu het handelen van de voormalige advocaat de verdachte niet aangerekend kan worden betekent dit dat de rechtbank de straf zoals door de officier van justitie voorgesteld, enigszins zal matigen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op al het voorgaande een vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest een passende bestraffing vormt. De rechtbank zal aan verdachte een jeugddetentie van 150 dagen opleggen, waarvan 65 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de begeleiding van verdachte wordt voortgezet door de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte de contacten met de Triade zorggroep dient te continueren. Verdachte zal zich daartoe dienen te melden bij de Reclassering Nederland.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 150 dagen, subsidiair 75 dagen jeugddetentie.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

8.1.1 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [A] vordert een schadevergoeding van € 600,00 ter zake van het feit vermeld op de dagvaarding met parketnummer 03/659142-14, te vermeerderen met de wettelijke rente, veroordeling in de proceskosten, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat deze hoofdelijk kan worden toegewezen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.1.4 Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte de vordering van de benadeelde partijen niet heeft betwist, kan deze vordering worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van volledige voldoening. De rechtbank zal de vorderingen hoofdelijk toewijzen, nu is gebleken dat de aan deze vorderingen
ten grondslag liggende en door de rechtbank bewezenverklaarde feiten in vereniging zijn gepleegd met anderen.
Om te bevorderen dat de toegekende vorderingen door verdachte worden vergoed, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze.
De rechtbank zal de verdachte ten slotte veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partijen in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
8.2.1 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [B] vordert een schadevergoeding van € 17.515,65 ter zake van het feit vermeld op de dagvaarding met parketnummer 03/659142-14, te vermeerderen met de wettelijke rente, veroordeling in de proceskosten, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat deze hoofdelijk kan worden toegewezen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.4 Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte de vordering van de benadeelde partijen niet heeft betwist, kan deze vordering worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van volledige voldoening. De rechtbank zal de vorderingen hoofdelijk toewijzen, nu is gebleken dat de aan deze vorderingen
ten grondslag liggende en door de rechtbank bewezenverklaarde feiten in vereniging zijn gepleegd met anderen.
Om te bevorderen dat de toegekende vorderingen door verdachte worden vergoed, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze.
De rechtbank zal de verdachte ten slotte veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partijen in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
8.3.1 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [D] vordert een schadevergoeding van € 562,53 ter zake van het feit vermeld op de dagvaarding met parketnummer 03/70172-15, te vermeerderen met de wettelijke rente, veroordeling in de proceskosten, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat deze hoofdelijk kan worden toegewezen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
8.3.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat, nu zij verdachte partieel heeft vrijgesproken van het tegen de benadeelde partij gerichte geweld, het in het bestek van dit onderzoek niet is vast te stellen welke schade het gevolg is van het handelen van verdachte. Het zou een te grote belasting van het strafproces betekenen om dat te kunnen vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaring en de benadeelde partij verwijzen naar de Burgerlijke rechter.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14c, 14d, 27, 36f, 77c, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77gg, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht., zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat een gedeelte groot
  • stelt als algemene voorwaarde(n) dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat de verdachte
  • zich houdt aan de
  • zich uiterlijk op 23 september 2016 meldt bij Reclassering Nederland, regio Zuid (tel 088-8041502) te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, en zich daarna gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft, in de zaken met parketnummer 03/659158-14 en 03/700172-15, de (geschorste) voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [B] toe;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [B] , te betalen
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [B] van € 17.515,65, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 november 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [A] toe;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [A] te betalen
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [A] , van € 600,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 november 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • verklaart de
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.T.G. Steeghs, voorzitter, mr. C.M.J. van den Acker en mr. J.J.M. Wassenberg, kinderrechters, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 september 2016.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013106377 d.d.23 juli 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Pagina 12-13
3.Pagina 17-18
4.Pagina 25-28
5.Pagina 176-180
6.Proces-verbaal ter terechtzitting van 24 februari 2015
7.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2015061414 d.d.14 april 2015 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
8.Pagina 140-144
9.Pagina 176-180