ECLI:NL:RBLIM:2016:774

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 februari 2016
Publicatiedatum
1 februari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3619
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het nemen van een zuiver schadebesluit in verband met gestelde aansprakelijkheid van de gemeente voor overstroming van het riool

In deze zaak heeft eiser op 25 augustus 2015 een verzoek ingediend bij de gemeente Venlo om een zuiver schadebesluit te nemen, omdat hij meent dat de gemeente aansprakelijk is voor de overstroming van het riool. Eiser stelt dat de gemeente niet tijdig op zijn verzoek heeft beslist en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank Limburg overweegt dat tot 1 juli 2013 het mogelijk was om beroep in te stellen tegen een zelfstandig schadebesluit, maar dat deze mogelijkheid na deze datum is geschrapt. De rechtbank concludeert dat het verzoek van eiser geen betrekking heeft op een schadeveroorzakend besluit, waardoor zij niet bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. Eiser kan zich desgewenst tot de civiele rechter wenden. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het door eiser betaalde griffierecht wordt aan hem teruggestort. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 februari 2016.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 15/3619

beslissing van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2016 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, verweerder

(gemachtigde: mr. B. de Smit).

Procesverloop

Eiser heeft op 25 augustus 2015 een verzoek tot het nemen van een zuiver schadebesluit ingediend bij verweerder. Bij brief van 22 september 2015 heeft eiser dit verzoek aangevuld. Samengevat is eiser van mening dat verweerders gemeente schadeplichtig is wegens het overstromen van het riool.
Bij schrijven van 17 november 2015 is eiser door verweerder over voornoemd verzoek geïnformeerd. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat, vanwege het ontbreken van zogeheten processuele en materiële connexiteit, de beslissing op het verzoek niet kan worden aangemerkt als besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat hiertegen geen bezwaar en beroep openstaat.
Eiser heeft verweerder op 18 november 2015 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. Vervolgens heeft eiser op 9 december 2015 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben ingezonden.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, onder de in dit artikel nader geduide omstandigheden het onderzoek sluiten als voortzetting van het onderzoek niet nodig is. Na kennis genomen te hebben van de stukken ziet de rechtbank in deze procedure aanleiding om met toepassing van deze bepaling uitspraak te doen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
2. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld.
3. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4. Ingevolge artikel 1:3. derde lid, van de Awb wordt onder een aanvraag verstaan een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen.
5. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb hebben ten doel een belanghebbende een rechtsmiddel te bieden om te doen vaststellen dat een bestuursorgaan ten onrechte heeft stilgezeten.
6. Het met toepassing van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb instellen van beroep tegen het uitblijven van een beslissing is primair te zien als een procedureel middel om een bestuursorgaan tot besluitvorming te bewegen. Gelet op deze beperkte strekking kan op grond van deze bepaling geen rechtsmiddel meer worden aangewend indien eenmaal een voor (bezwaar en) beroep vatbaar besluit is genomen.
7. De rechtbank overweegt allereerst dat tot 1 juli 2013 (de inwerkingtreding van de bepalingen over schadevergoeding bij onrechtmatig bestuurshandelen uit de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten,
Stb. 2013,50) het mogelijk was beroep in te stellen tegen een zogeheten zelfstandig of zuiver schadebesluit. Na 1 juli 2013 is deze mogelijkheid in artikel 8:4, eerste lid, onder f, van de Awb geschrapt vanwege de inwerkingtreding van titel 8.4 (Schadevergoeding) van de Awb.
Gelet hierop is op het verzoek van eiser uit 2015 de aangehaalde titel 8.4 van de Awb van toepassing.
Nu het verzoek van eiser geen betrekking heeft op de in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb genoemde schade als gevolg van, kortweg, onrechtmatige besluiten en onrechtmatige voorbereidingshandelingen van besluiten -het door eiser aangehaalde vrijstellingsbesluit van 30 maart 2007 is niet daartoe te rekenen-, kan dit artikel evenmin een grondslag vormen voor eisers verzoek.
De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat, nu geen sprake is van een schadeveroorzakend besluit waarop het verzoekschrift betrekking heeft, de rechtbank niet bevoegd is om van het beroep, gericht tegen het niet tijdig beslissen, kennis te nemen. Dit geldt tevens voor alle door eiser aan de orde gestelde vragen en toegezonden stukken.
Eiser kan zich desgewenst tot de civiele rechter wenden.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9. Redelijke toepassing van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb brengt met zich dat het door eiser voor het beroep betaalde griffierecht aan hem wordt teruggestort.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze beslissing is gedaan door mr.drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
J.B.J.C.L. Caelers-Sijbers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
1 februari 2016.
w.g. A. Caelers-Sijbers,
griffier
w.g. E.J. Govaers,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 1 februari 2016
AC

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.