In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 31 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een voormalig lid van de carnavalsvereniging De Baeker Pottentaote (DBP) en de vereniging zelf. Het lid, dat sinds 19 jaar bij DBP was aangesloten, was op 21 april 2015 tijdens een ledenvergadering, waar hij niet aanwezig was, uit zijn lidmaatschap gezet. De reden voor deze opzegging was een aantal incidenten waarbij het lid zich ongepast zou hebben gedragen, waaronder het opsteken van de middelvinger naar een bestuurslid en het uitdelen van een ijsbeentje aan de voorzitter. De vereniging stelde dat dit gedrag niet te tolereren viel, vooral gezien het overmatige alcoholgebruik van het lid.
Het lid heeft de opzegging van zijn lidmaatschap betwist en vorderde vernietiging van de opzegging, alsook teruggave van verenigingseigendommen die hij nog onder zich had. De rechtbank oordeelde dat de opzegging van het lidmaatschap nietig was, omdat de procedurele gang van zaken niet correct was verlopen. De ledenvergadering was niet het bevoegde orgaan om deze beslissing te nemen, en het lid had niet de kans gekregen om zijn standpunt te verdedigen.
In reconventie vorderde DBP de teruggave van verenigingseigendommen, waaronder medailles en een ceremoniestok. De rechtbank oordeelde dat het lid de medailles moest teruggeven, maar dat hij de steek en ceremoniestok niet hoefde te retourneren, omdat hij deze had gekocht. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk moesten worden nageleefd, ondanks mogelijke hoger beroep.