ECLI:NL:RBLIM:2016:7516

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
5288762 cv expl 16-7356
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte op basis van vervalste loonstrookjes en buitengerechtelijke vernietiging van huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen woningstichting Servatius en een gedaagde huurder. Servatius vorderde de ontruiming van een woning die aan de gedaagde was verhuurd, op basis van vervalste loonstrookjes die de gedaagde had overgelegd om in aanmerking te komen voor de huur. De huurovereenkomst was op 29 juli 2016 buitengerechtelijk vernietigd door Servatius, omdat de gedaagde onjuiste informatie had verstrekt over haar inkomen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde, door het verstrekken van vervalste loonstrookjes, in strijd had gehandeld met de huurovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat de vordering van Servatius toewijsbaar was, omdat er voldoende bewijs was dat de gedaagde niet in aanmerking zou zijn gekomen voor de woning als zij de juiste informatie had verstrekt. De gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van een maandelijkse vergoeding aan Servatius, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 5288762 CV EXPL 16-7356
Vonnis van 30 augustus 2016
in het kort geding van
de stichting
woningstichting servatius,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij, hierna: Servatius,
gemachtigde mr. N. Kooistra
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] aan de [adres] ,
gedaagde partij,
in persoon procederend.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 16 augustus 2016
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 29 augustus 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 13 mei 2016 heeft Servatius de woning aan de [adres] te [woonplaats] (verder te noemen: het gehuurde) aan [gedaagde] verhuurd.
2.2.
Artikel 10 van de huurovereenkomst luidt:
10.1
Huurder verklaart dat de door hem aan Verhuurder voor aanvang van de huurovereenkomst verstrekte gegevens met betrekking tot zijn huishoudinkomen en gezinssamenstelling juist en volledig zijn.
10.2
Indien Huurder onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt en hij bij verstrekking van de juiste gegevens niet in aanmerking zou zijn gekomen voor het Gehuurde, moet Huurder het Gehuurde op eerste verzoek van Verhuurder ontruimen. Indien Huurder het Gehuurde niet op eerste verzoek van Verhuurder ontruimt zal Verhuurder in een juridische procedure ontruiming van het Gehuurde vorderen.
2.3.
Vóór de totstandkoming van de huurovereenkomst heeft [gedaagde] loonstrookjes van haar voormalige werkgever Hendriks Hoteldiensten B.V. aan Servatius overgelegd, op grond waarvan Servatius is uitgegaan van een verzamelinkomen van [gedaagde] van € 32.133,04 per jaar. Op basis van die gegevens was Servatius bevoegd om het gehuurde tegen een huurprijs van € 710,67 per maand te verhuren, hetgeen zij ook gedaan heeft.
2.4.
Uit latere informatie van Hendriks Hoteldiensten B.V. is Servatius gebleken dat [gedaagde] bij die werkgever een verzamelinkomen van minder dan € 3.000,00 per jaar genoot.
2.5.
Bij deurwaardersexploot van 29 juli 2016 heeft Servatius de huurovereenkomst vernietigd op grond van bedrog (primair) en dwaling (subsidiair). Servatius stelt daarin dat indien [gedaagde] haar correct had ingelicht over haar inkomen en over de reden van haar verhuizing uit Berg en Terblijt, Servatius het gehuurde niet aan [gedaagde] had verhuurd. Daarbij is [gedaagde] verzocht om het gehuurde binnen veertien dagen te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels aan Servatius op te leveren.

3.De vordering

3.1.
Servatius vordert - na de vermindering van eis ter zitting (de huurachterstand was toen ingelopen) - kort gezegd de veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis en tot betaling van een vergoeding van € 712,07 per maand vanaf 1 augustus 2016 tot aan de dag van ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere maand tot aan de dag van voldoening en onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft ter zitting verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang is op zichzelf niet door [gedaagde] betwist en is ook overigens voldoende vast komen te staan.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze - of een vergelijkbare - vordering zal slagen. Bij deze beoordeling kan dus slechts een voorlopig oordeel worden gegeven en die beoordeling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat zij Servatius vervalste loonstrookjes heeft verschaft teneinde in aanmerking te kunnen komen voor het gehuurde. Dat Servatius bij een juiste voorstelling van zaken het gehuurde - op grond van de (dwingendrechtelijke) regels met betrekking tot de toewijzing van niet-geliberaliseerde (sociale) huurwoningen - niet aan [gedaagde] zou hebben verhuurd, is door [gedaagde] niet betwist en staat daarmee vast. Als het zo is, zoals [gedaagde] stelt, dat zij de valsheid in geschrifte pleegde omdat zij in een noodtoestand verkeerde, doet dat aan het voorgaande niet af. Reeds daarom kan met een redelijke mate van zekerheid worden aangenomen dat de buitengerechtelijke vernietiging van de huurovereenkomst wegens bedrog dan wel dwaling in een eventuele bodemprocedure in rechte stand zal houden. De vordering is reeds daarom toewijsbaar.
4.4.
Het andere verwijt dat Servatius [gedaagde] maakt, namelijk dat zij heeft verzwegen dat de vorige woning waarin zij woonde op 31 maart 2016 voor drie maanden is gesloten door de burgemeester van Valkenburg aan de Geul op grond van art. 13b van de Opiumwet, behoeft dus geen bespreking.
4.5.
De mede gevorderde machtiging om de ontruiming voor zover nodig zelf te doen uitvoeren op kosten van gedaagde, zal worden afgewezen, omdat de bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming reeds voortvloeit uit de artikelen 555 e.v. juncto artikel 444 Rv en ten aanzien van de kosten niet op voorhand met zekerheid te beoordelen is of zij worden gemaakt en of zij in redelijkheid worden gema|akt.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Servatius tot de datum van dit vonnis begroot op
€ 1.167,05, bestaande uit € 600,00 aan salaris gemachtigde, € 471,00 aan griffierecht en
€ 96,05 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] met al het hare en de haren te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Servatius te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Servatius te betalen € 712,07 per maand vanaf 1 augustus 2016 tot aan de dag van ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere maand tot aan de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Servatius tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.167,05,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard en is in het openbaar uitgesproken.
RK