ECLI:NL:RBLIM:2016:7464

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
03/704641-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op supermarkt met vuurwapen, DNA-onderzoek leidt tot verdachte

Op 5 juni 2014 vond er een gewapende overval plaats in een supermarkt in Maastricht, waarbij de verdachte dreigend een vuurwapen op de kassières richtte en geld eiste. De rechtbank Limburg heeft de zaak op 30 augustus 2016 behandeld. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. N.T.G. Keulers, werd beschuldigd van afpersing. Tijdens de zitting op 16 augustus 2016 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was, gebaseerd op DNA-onderzoek dat celmateriaal van de verdachte op de kleding en tas van de dader aantoonde. De verdediging betwistte de bewijsvoering en stelde dat de verdachte niet de dader kon zijn, omdat hij niet voldeed aan het signalement van de overvaller. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte en de dader dezelfde persoon waren, gezien het DNA-materiaal en de overeenkomsten in uiterlijke kenmerken. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de overval en legde een gevangenisstraf van vier jaar op, rekening houdend met de impact van de overval op de slachtoffers. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de eigenaar van de supermarkt en de kassières, voor de geleden schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/704641-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 augustus 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. N.T.G. Keulers, advocaat, kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 augustus 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte een overval heeft gepleegd op [naam supermarkt] , waarbij hij dreigend een vuurwapen heeft gericht op de kassières, en daarbij geld heeft buitgemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich hierbij op het aangetroffen celmateriaal van de verdachte op de door de overvaller gebruikte kleding en tas. Ook voert hij aan dat de verdachte voldoet aan het signalement van de overvaller dat omschreven is door de getuigen. Tevens hebben de getuigen verklaard over een klein wapen dat op hen werd gericht tijdens de overval. Een soortgelijk wapen is aangetroffen bij de verdachte. Ook heeft hij met dit wapen eerder gewelds- en vermogensdelicten gepleegd. De verklaringen van de getuigen bevatten volgens de officier van justitie geen grote verschillen.
De officier van justitie voert aan dat er geen bewijs is dat verdachte uitsluit als dader van de overval. Volgens hem had verdachte met een ontlastende verklaring moeten komen voor het belastende bewijs.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat de verdachte zodoende vrijgesproken dient te worden. Hij stelt zich op het standpunt dat – hoewel het DNA-materiaal van de verdachte wordt aangetroffen op de attributen die gebruikt zijn bij de overval en de verdachte bekent dat de kleding van hem is – dit geen bewijs vormt voor het feit dat de verdachte daadwerkelijk de overval heeft gepleegd. Voorts voldoet de verdachte niet aan het signalement van de overvaller. De getuigenverklaringen die met elkaar overeenkomen, sluiten uit dat verdachte en de overvaller één en dezelfde persoon zijn. Door de getuigen wordt daarnaast wisselend verklaard over de lengte van de overvaller waardoor niet zonder twijfel kan worden aangenomen, dat verdachte op grond van zijn lengte de overvaller kan zijn. Daarnaast komt de huidskleur van verdachte niet overeen met de door de getuigen opgegeven huidskleur van de overvaller. Ook het alarmpistool dat is aangetroffen bij verdachte voldoet op unieke kenmerken niet aan de beschrijving gegeven door de getuigen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De aangiftes
Op 5 juni 2014 omstreeks 15:10 uur vond er een gewapende overval plaats in de supermarkt van [naam eigenaar supermarkt] , genaamd [naam supermarkt] aan de [adres 1] te Maastricht. [2] Aangeefster [slachtoffer 1] zat op dat moment achter kassanummer twee. Zij zag dat er ineens een man voor haar stond en tegen haar riep: “geld, geld, geld.” Zij zag dat hij een klein zwart pistool in zijn rechterhand had. Hij hield een nepleren tas van 60 bij 60 cm open en gebaarde dat zij het papiergeld in de tas moest. Er zat nog niet veel geld in de kassa en zij hoorde dat de man riep: “meer, meer.” Hij hield daarbij zijn pistool op haar gericht. Het pistool bevond zich op korte afstand van haar gezicht, op ongeveer twintig centimeter. Het kwam zeer dreigend op haar over. Hij zette de dreiging kracht bij door: “snel, snel, snel” te roepen. Zij heeft omschreven dat deze persoon een bivakmuts met twee gaten voor de ogen had en dat dit in feite een wollen muts was met horizontale donkerblauwe of zwart met donkergroene strepen. Daarnaast droeg hij een donkerblauw jack tot op de heupen. Ook droeg hij een donkerblauwe spijkerbroek en had hij witte sportschoenen met oranje zolen aan. Nadat zij aangaf geen geld meer in de kassa te hebben, draaide de overvaller zich om naar [slachtoffer 2] , die achter kassanummer drie zat. [3]
Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart dat er plots een persoon voor haar stond met een vuurwapen in zijn rechterhand. Zij zag dat hij dit vuurwapen in haar richting hield. Zij hoorde dat deze persoon zei: “geef me al je geld.” Zij raakte in paniek en kreeg de kassalade niet open. Ze zag dat de persoon op dat moment het vuurwapen op korte afstand op haar richtte. Toen de kassalade openging, pakte zij al het geld eruit. Hij zei dat zij het geld in de tas, een klein model weekendtas, moest stoppen. Zij stopte het geld én de gehele inhoud van de kassalade in de tas. Zij hoorde hem zeggen dat zij niets mocht achter houden. Zij verklaarde dat hij een zwarte jas droeg en een lichtblauw met grijze bivakmuts op had. Vervolgens zag zij dat de man richting een andere kassa liep. [4]
Achter die kassa zat aangeefster [slachtoffer 3] . Zij had al gezien dat een jongeman bij kassanummer twee iets uit de kassa van de kassière kreeg en dacht meteen dat er een overval plaatsvond. Toen de jongeman vervolgens bij kassanummer drie stond zag zij dat hij een klein zwart pistool had. Ook had hij een zwarte sporttas bij zich van een soort leer of skai. Zij is zich vervolgens gaan concentreren op haar eigen kassa. Zij had het papiergeld al uit de kassa gepakt toen hij zeer snel naar haar toe kwam en de zwarte tas voor haar op de band gooide. Zij gooide eerst dat papiergeld in de tas en hoorde dat hij zei “alles”. Daarop pakte zij de zwarte bakjes uit de kassalade waarin muntgeld zat en gaf dit aan hem. Hij pakte de bakjes en gooide die in zijn tas. Vervolgens rende hij de winkel uit. Zij kan zich alleen nog herinneren dat hij stoffen lichte handschoenen droeg. [5]
[naam eigenaar supermarkt] heeft verklaard dat de overvaller uit de kassa’s de zwarte plastic bakken waarin het muntgeld zit heeft meegenomen. Ook ontbrak er een zegelrol van de Plusmarkt. Hij gaf aan dat er ongeveer € 3.500,00 is weggenomen, bestaande uit muntgeld en briefgeld. [6]
De aangetroffen kleding en tas
Diezelfde dag omstreeks 16:00 uur vond mevrouw [getuige] in de brandgang achter haar woning aan de [adres 2] te Maastricht, een bruinkleurige tas met daarin plastic bakjes van een kassa, kleingeld, een rol spaarzegels en een emballagebonnetje van de Plusmarkt. Deze woning is, blijkens de in het dossier opgenomen plattegrond, gelegen in de nabijheid van [naam supermarkt] . Mevrouw [getuige] heeft toen contact opgenomen met de Plusmarkt. Vervolgens zijn verbalisanten naar de desbetreffende brandgang gegaan. In de brandgang werden, verdekt onder klimopplanten, kledingstukken en een tas aangetroffen. Door [naam medewerker forensische opsporing] , medewerker van de Forensische Opsporing, werd in de tas inderdaad de inrichting van een kassa aangetroffen. [7] De spaarzegels en bonnetjes waren afkomstig van de Plusmarkt. Daarnaast werden de twee kassalades herkend door [naam eigenaar supermarkt] als de lades uit de kassa’s van zijn supermarkt. De kleding die is aangetroffen, bestond uit een wit T-shirt, een meerkleurige bivakmuts met uitgeknipte ooggaten, een zwarte jas met capuchon en een paar zwarte handschoenen met een geelrandje bij de pols. [8]
De kleding en de tas die door de aangeefsters waren omschreven als die van de dader, komen overeen met de aangetroffen spullen in de brandgang. De rechtbank concludeert dan ook dat dit de kleding is en de tas waarvan de dader gebruikmaakte tijdens de overval.
Over deze kleding heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat het zijn kleding is. [9] Hij heeft daaraan toegevoegd dat die kleding toen door iemand anders moet zijn gedragen, omdat hij zelf niet de dader is. De stelling dat een ander dan de verdachte de dader is, verwerpt de rechtbank als niet juist op grond van de volgende overwegingen.
Het DNA-onderzoek
Op de kleding en de tas is DNA-onderzoek verricht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Uit de resultaten wordt geconcludeerd dat op de jas, het T-shirt [10] , de tas en de handschoenen [11] telkens een DNA-mengprofiel is aangetroffen bestaande uit het celmateriaal van meerdere personen. Uit het onderzoek volgt dat [verdachte] telkens één van de donoren van het mengprofiel kan zijn geweest en dat de bevindingen, kort gezegd, minimaal 10.000 keer waarschijnlijker zijn als de bemonstering celmateriaal van verdachte en twee of drie willekeurige personen bevat dan wanneer de bemonstering celmateriaal van drie of vier willekeurige personen bevat. [12] De rechtbank leidt uit de bevindingen van het NFI af dat [verdachte] , de verdachte, alle aangetroffen kledingstukken heeft aan gehad en de tas bij de hengsels heeft vasthouden. Weliswaar is er ook celmateriaal van andere donoren aangetroffen, maar uit het onderzoek is gebleken dat er geen andere persoon kan worden aangewezen, die eveneens donor is van celmateriaal op
allekledingstukken en de tas.
Het signalement
De rechtbank is van oordeel dat de persoonskenmerken van de verdachte eveneens overeenkomen met het door de aangeefsters omschreven signalement van de dader. De dader zou ongeveer 1.70 meter lang zijn [13] en een getinte huidskleur hebben [14] . De verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat de lengte van verdachte 1.67 meter is. [15] Daarnaast heeft de rechtbank ter terechtzitting waargenomen dat de verdachte een donkere huidskleur heeft. [16]
Voorts is in 2015 op het verblijfsadres van de verdachte een vuurwapen aangetroffen dat hij zou hebben gebruikt bij een straatroof. [17] De kenmerken van dit wapen komen overeen met de beschrijvingen die de aangeefsters geven over het wapen dat gebruikt werd bij de overval. [18] Het betreft immers een klein model, zwartkleurig vuurwapen, te weten: een alarmpistool van het merk Emge 6. [19]
De aangeefsters verklaren in hoofdlijnen hetzelfde over het signalement van de dader en de kenmerken van het wapen. Dat de verklaringen op sommige punten nét iets afwijken of uitvoeriger zijn, maakt niet dat deze verklaringen op punten tegenstrijdig voorkomen en laat onverlet dat de verklaringen belastend zijn voor de verdachte.
Conclusie
Kortom, van de verdachte is niet alleen celmateriaal aanwezig op alle kleding en de tas die de dader ten tijde van de overval heeft gedragen en gebruikt, maar ook zijn uiterlijke kenmerken komen overeen met die van de dader. Als een ander dan verdachte de dader van de overval zou zijn geweest, dan had er van deze éne persoon op de kleding en op de tas DNA achtergebleven moeten zijn. Uit het DNA-onderzoek blijkt echter dat buiten verdachte er niet één dezelfde persoon is die op alle kleding en op de tas DNA heeft achtergelaten. Gelet op al het vorenstaande in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en de dader één en dezelfde persoon zijn. De rechtbank acht het dan ook wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die op 5 juni 2014 de Plusmarkt in Maastricht heeft overvallen en kassières heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
hij op 5 juni 2014 in de gemeente Maastricht met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (totaal ongeveer 3500 euro), toebehorende aan [naam eigenaar supermarkt] en/of [naam supermarkt] , welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan dat hij, verdachte,
- dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gericht en
- daarbij op dreigende toon tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geef me al je geld" en op dreigende toon tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Geld, geld, geld" en "Meer, meer" en op dreigende toon tegen voornoemde [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Alles".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
afpersing.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. De officier houdt daarbij in het voordeel van de verdachte rekening met artikel 63 Wetboek van strafrecht. Daarnaast stelt de officier dat de verdachte een lang strafblad heeft en niet lijkt te leren van eerder opgelegde straffen. Hij is op grond daarvan ook ongewenst vreemdeling verklaard. De verdachte heeft met het plegen van de gewapende overval een ernstig feit gepleegd waarbij hij geen rekening heeft gehouden met de impact die een overval heeft op de slachtoffers.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit
.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt. Het plegen van een overval houdt meer in dan het verwerven van waardevolle goederen. In dit geval werden de kassières onder druk gezet doordat er een op vuurwapen gelijkend voorwerp op hen werd gericht en er dreigend tegen hen werd gepraat.
De rechtbank vindt het zorgwekkend dat verdachte, ondanks zijn nog relatief jonge leeftijd, een dergelijk ernstig feit heeft gepleegd. De verdachte heeft bij het plegen daarvan kennelijk enkel zijn eigen belang, te weten geldelijk gewin, voor ogen gehad. De verdachte heeft zich er verder niets gelegen aan laten liggen dat het op het moment van de overval, omstreeks 15.10 uur, erg druk was in de winkel omdat de basisschool in de buurt net was uitgegaan en veel ouders met hun kinderen boodschappen aan het doen waren. Er stonden dan ook veel klanten bij de kassa’s toen de verdachte deze overviel. Dat de ouders en de zeer jonge kinderen en de kassières, waarvan er bovendien één zwanger was, zeer angstige momenten hebben doorgemaakt, was voor verdachte blijkbaar van totaal ondergeschikt belang. De kassières geven dan ook aan in hun slachtofferverklaringen dat zij de overval als traumatiserend hebben ervaren en dat dit ook negatieve gevolgen heeft gehad voor hun dagelijks functioneren. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is voor de bestraffing van een gewapende overval op een supermarkt een gevangenisstraf van drie jaren onvoorwaardelijk vastgesteld, gelijk de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank houdt er echter in het nadeel van verdachte rekening mee dat het een ernstig strafbaar feit betreft, dat verdachte de overval heeft gepleegd terwijl de winkel vol was met ouders en zeer jonge kinderen die de overval hebben meegekregen en dat verdachte – ondanks zijn relatief jonge leeftijd – al diverse veroordelingen op zijn naam heeft staan voor zowel gewelds- als vermogensdelicten. Gelet op vorenstaande en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, langer dan de officier van justitie heeft geëist, volgens de rechtbank de enige passende strafmodaliteit.
Alles overwegend zal de rechtbank dan ook een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar opleggen. Het voorarrest zal in mindering worden gebracht op de gevangenisstraf.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
De heer Knols
De benadeelde partij [naam eigenaar supermarkt] is de eigenaar van de [naam supermarkt] . Hij vordert een schadevergoeding van € 1.783,40 ter zake van het tenlastegelegde feit. Dit bedrag bestaat volledig uit vergoeding voor geleden materiële schade.
Daarnaast vordert hij de wettelijke rente en verzoekt zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Mevrouw [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.000,00 ter zake van het tenlastegelegde feit. Dit bedrag bestaat volledig uit smartengeld.
Tevens vordert zij de wettelijke rente en verzoekt zij om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Mevrouw [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.750,00 ter zake van het tenlastegelegde feit. Dit bedrag bestaat volledig uit smartengeld.
Tevens vordert zij de wettelijke rente en verzoekt zij om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Mevrouw [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 1.000,00 ter zake van het tenlastegelegde feit. Dit bedrag bestaat volledig uit smartengeld.
Tevens vordert zij de wettelijke rente en verzoekt zij om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de heer [naam eigenaar supermarkt]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [naam eigenaar supermarkt] voldoende is onderbouwd en voor toewijzing gereed ligt. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van mevrouw [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] voldoende onderbouwd zijn en voor toewijzing gereed liggen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De vordering van de heer [naam eigenaar supermarkt]
De raadsman van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu hij verzocht heeft om vrijspraak. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het bedrag dat de heer Knols opgeeft het kennelijke verschil is tussen op de kassa’s aangeslagen contante betalingen en feitelijk getelde contanten in de gehele week no. 23 van 2014. De raadsman is van mening dat dit niet kan gelden als voldoende bewijs voor de omvang van hetgeen is ontvreemd. Hij is van mening dat de kassa’s direct na de overval opgemaakt hadden moeten worden, hetgeen volgens hem niet is gebeurd, gelet op de bankstortingen na 5 juni 2014.
De vordering van mevrouw [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]
De raadsman van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu hij verzocht heeft om vrijspraak. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] hun vordering hebben onderbouwd met jurisprudentie die niet vergelijkbaar is met onderhavige zaak.
Voorts voert de raadsman aan dat de angstgevoelens van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet zijn onderbouwd en dat de vordering op grond daarvan niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Tevens is de raadsman van mening dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] reeds angstgevoelens had vóór de overval, waardoor hij het niet passend acht om deze schade op de verdachte te verhalen. Daarnaast acht hij de vordering niet eenvoudig en stelt hij dat de vordering onevenredig belastend is voor behandeling in het strafgeding.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de heer [naam eigenaar supermarkt]
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam eigenaar supermarkt] door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en wel tot het door hem gevorderde bedrag van € 1.783,40, welk bedrag door de verdediging onvoldoende is betwist, en nu aan verdachte onder andere ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen. Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 5 juni 2014 tot aan de dag van volledige voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Mevrouw [slachtoffer 2]
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en wel tot het door haar gevorderde bedrag van € 1.000,00, welk bedrag door de verdediging onvoldoende is betwist, en nu aan verdachte onder andere ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen. Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 5 juni 2014 tot aan de dag van volledige voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Mevrouw [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht. Nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf wordt opgelegd, kan [slachtoffer 1] ook worden ontvangen in haar vordering. De verdediging heeft het gevorderde bedrag onvoldoende betwist.
De rechtbank zal gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid en stelt de immateriële schade naar redelijkheid vast op een bedrag van € 1.000,00. Uit haar vordering valt niet op te maken dat zij ernstiger immateriële schade heeft opgelopen dan haar twee collega-kassières, zodat de rechtbank haar vordering tot een bedrag van € 1.000,00 zal toewijzen. Zij zal [slachtoffer 1] in het meerdere van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. Ten aanzien van dit gedeelte bepaalt de rechtbank dat [slachtoffer 1] dit deel van haar vordering desgewenst aan de burgerlijke rechter kan voorleggen.
Aldus wijst de rechtbank een bedrag van € 1.000,00 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2014.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Mevrouw [slachtoffer 3]
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en wel tot het door haar gevorderde bedrag van € 1.000,00, welk bedrag door de verdediging onvoldoende is betwist, en nu aan verdachte onder andere ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen. Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 5 juni 2014 tot aan de dag van volledige voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam eigenaar supermarkt] , wonende te [woonplaats 1] , van € 1.783,40 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
5 juni 2014 tot aan de dag van volledige voldoening;
- veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam eigenaar supermarkt] , € 1.783,40 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 27 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 juni 2014 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , wonende te [woonplaats 1] , van € 1.000,00 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 juni 2014 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , € 1.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 juni 2014 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te [woonplaats 2] , van € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 juni 2014 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij ten aanzien van het meerdere van het gevorderde smartengeld niet-ontvankelijk en bepaalt dat dat gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , € 1.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 juni 2014 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , wonende te [woonplaats 1] , van € 1.000,00 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 juni 2014 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , € 1.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 juni 2014 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. L.P. Bosma en mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 augustus 2016.
Buiten staat
Mr. M.B. Bax is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 05 juni 2014 in de gemeente Maastricht met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (totaal ongeveer 3500 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam eigenaar supermarkt] en/of [naam supermarkt] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
- dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft gericht, althans aan dreigend aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft getoond, en/of
- ( daarbij) op dreigende toon tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geef me al je geld" en/of op dreigende toon tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Geld, geld, geld" en/of "Meer, meer" en/of op dreigende took tegen voornoemde [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Alles".

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, High Impact Crime Team, proces-verbaalnummer 2014061757, gesloten d.d. 20 april 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 149.
2.Proces-verbaal van aangifte [naam eigenaar supermarkt] , d.d. 5 juni 2014, p. 36 en 37.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , d.d. 5 juni 2014, p. 39 en 40.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , d.d. 5 juni 2014, p. 41 en 42.
5.Proces-verbaal van aangever [slachtoffer 3] , d.d. 5 juni 2014, p. 43 t/m 46.
6.Proces-verbaal van aangifte [naam eigenaar supermarkt] , d.d. 5 juni 2014, p. 36 en 37.
7.Proces-verbaal bevindingen aantreffen goederen, d.d. 29 maart 2016, p. 50. Proces-verbaal d.d. 20 april 2016, p. 7 (plattegrond).
8.Proces-verbaal fotomap, d.d. 5 juni 2014, p. 51-54.
9.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2016.
10.Rapport DNA-onderzoek, d.d. 29 juli 2014, p. 109 t/m 112.
11.Rapport DNA-onderzoek, d.d. 29 juli 2014, p. 125 t/m 128.
12.Proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen inzake NVC-Cluster 29302, 11 september 2015, p. 114. Rapport DNA-onderzoek, d.d. 29 juli 2014, p. 109 t/m 112. Rapport DNA-onderzoek, d.d. 29 juli 2014, p. 125 t/m 128.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , d.d. 5 juni 2014, p. 39.
14.Proces-verbaal van aangever [slachtoffer 3] , d.d. 5 juni 2014, p. 43 t/m 47.
15.Proces-verbaal nummer 27 d.d. 30 juni 2016, p. 1.
16.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 16 augustus 2016.
17.Eind proces-verbaal, d.d. 20 april 2016, p. 11.
18.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , d.d. 5 juni 2014, p. 41. Proces-verbaal van aangever [slachtoffer 3] , d.d. 5 juni 2014, p. 44.
19.Eind proces-verbaal, d.d. 20 april 2016, p. 11.