3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 2 mei 2016 kreeg de politie de melding dat er een steekpartij had plaatsgevonden op het adres [adres] te Roermond.Op dat adres woont de aangever, [slachtoffer] , die verklaarde dat hij die nacht samen met zijn moeder televisie aan het kijken was toen hij tussen 01:20 uur en 01:30 uur de deurbel hoorde. De aangever opende de voordeur en zag dat er een man stond in de schaduw van de bomenkooi. De aangever herkende deze man als [verdachte] . Hij zag dat [verdachte] in zijn richting liep en tegen hem zei: “He klootzak, je weet dat je mij die ring nog moet betalen.” De aangever zei daarop tegen hem: “Als je begint met de waarheid te vertellen, wil ik best iets regelen.” Vervolgens zei [verdachte] : “Ik steek je kapot”. De aangever zag vervolgens dat [verdachte] een mes in zijn rechterhand vasthield. Hij zag dat [verdachte] een paar passen in zijn richting liep en met zijn rechterhand opzettelijk een stekende beweging maakte richting zijn buik. De aangever voelde op dat moment een doffe pijn. Hij zag en voelde dat hij in zijn buik was gestoken. Hij zag dat het lemmet ongeveer tien tot vijftien centimeter lang was. De aangever duwde [verdachte] weg en sloot de deur.De verbalisanten die vervolgens ter plaatse komen, relateren dat aangever [slachtoffer] een diepe wond had, die enkele centimeters rechts van de navel zat. De verbalisanten konden verschillende lagen weefsel in de wond zien.
Uit de medische verklaring van de GGD Limburg-Noord blijkt dat aangever [slachtoffer] diezelfde dag is opgenomen in het ziekenhuis en dat de steekwond in zijn rechterbovenbuik een doorsnede van 4 centimeter had. De pink van de behandelend arts kon volledig naar binnen zonder een bodem of stop van de wond te voelen. Het uitwendig bloedverlies werd fors genoemd. Ook na het hechten en opstoppen van de wond met bloedstelpend materiaal, heeft de wond nog fors nagelekt. Er was tevens sprake van niet uitwendig waarneembaar letsel.
Het signalement van de verdachte
Volgens de aangever droeg [verdachte] die avond:
- een blauwkleurige spijkerbroek;
- een leren jas, vermoedelijk in de kleur roodbruin;
- een lichtkleurig overhemd met V-hals;
- een bril met een lichtgrijs stalen rond montuur;
- zijn grijskleurige haar in een staart;
- een grijskleurig gemêleerde snor.
In het dossier bevinden zich camerabeelden, die zijn opgenomen in de [naam flat] flat te Roermond op 1 mei 2016, de dag van het steekincident. Verdachte is woonachtig in een appartement in deze flat. De camerabeelden tonen dat er omstreeks 21.59 uur een man uit de lift van de [naam flat] flat loopt met een half lange donkerkleurige jas, een wit overhemd, een spijkerbroek en witte sportschoenen. De man is ongeveer zestig jaar oud en heeft half lang grijs haar dat hij draagt in een staartje. Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat hij de man op de camerabeelden herkent als [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te Venlo.
De rechtbank concludeert dat de omschrijving die aangever [slachtoffer] heeft gegeven over zowel het uiterlijk van verdachte als de door verdachte gedragen kleding die avond volledig overeenkomt met het uiterlijk en de kleding van verdachte op die camerabeelden.
Het café
Getuige [getuige 1] is verdachte vervolgens tussen 22.00 en 22.30 uur op 1 mei 2016 tegengekomen in het café [naam café] en heeft samen met hem en met mevrouw [getuige 2] aan de bar gestaan. Verdachte zou volgens [getuige 1] zeker drie flesjes Karmeliet hebben gedronken, hetgeen Belgisch bier is met tenminste 8% alcohol. Vervolgens zijn getuige [getuige 1] , mevrouw [getuige 2] en verdachte iets na 01.00 uur op 2 mei 2016 vertrokken uit het café. [getuige 1] en [getuige 2] hebben aan de verdachte aangeboden om samen met hem richting de [naam flat] flat te lopen. De verdachte heeft dat echter afgeslagen. De getuige [getuige 1] verklaarde dat verdachte die avond zijn grijze haren in een staartje droeg en dat hij een bruin leren jack aan had met daaronder een blouse.
De camerabeelden
Aan het pand [adres] [X] te Roermond hangt een bewakingscamera die tussen 01.15 uur en 01.24 uur beelden heeft opgenomen van de overzijde van de straat. De beelden tonen een man, die uit de richting van de Roerkade over de Maria Teresia brug aan komt lopen. Hij had beide handen in zijn jaszak. Daarnaast had hij een half lange donkerkleurige jas aan en droeg hij een spijkerbroek en witte sportschoenen. De man vervolgde zijn weg over de [adres] , in de richting van De Ster en verdween uit het zicht. Na ongeveer 2 minuten en 15 seconden kwam diezelfde man weer in beeld. Hij rende de andere kant op van waar hij zojuist vandaan kwam. Op dat moment heeft hij alleen zijn linkerhand in zijn jaszak. Ook hier relateerde de verbalisant [verbalisant] dat hij de man herkende als [verdachte] .
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat [slachtoffer] op de [adres] woonde. Ook verklaarde hij dat hij altijd zijn handen in zijn zakken heeft wegens atrose. Aan zijn linkerhand heeft hij het meeste pijn.
Om 01.33 uur kwam verdachte volgens de camerabeelden van de [naam flat] flat weer de entreehal in lopen. Hij leegt een brievenbus, wacht tot de lift komt en stapt dan de lift in. Hij was op dat moment nog steeds gekleed in een half lange donkerkleurige jas, een wit overhemd, een spijkerbroek en witte sportschoenen. Ook droeg hij zijn grijze haren in een staartje.
Het aantreffen van de kleding
Na het steekincident gingen verbalisanten, omstreeks 01.58 uur, naar de woning van de verdachte. De verbalisanten relateren dat verdachte als hij de deur open doet qua uiterlijk voldeed aan het eerder opgegeven signalement.In de woning zagen de verbalisanten een donkere lederen jas aan de kapstok hangen en een gedragen jeansbroek en wit overhemd op een wasmand liggen in de slaapkamer. In de achterzak van de jeansbroek zat de portemonnee van de verdachte.De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte die kleding nog kort daarvoor heeft aangehad.
De verdachte stelt zich op het standpunt dat hij een black-out heeft gehad en zich niets meer kan herinneren vanaf het moment in het café totdat hij wakker werd in een politiecel. Ook stelt hij voorts dat hij geen reden had om een persoon of de heer [slachtoffer] neer te steken. Het procesdossier laat echter wel zien dat de verdachte en [slachtoffer] in 2012 ruzie hebben gehaden dat de verdachte drie weken vóór het steekincident aan de getuige [getuige 1] had gevraagd of hij [slachtoffer] nog had gezien, omdat [slachtoffer] nog iets te goed had. Ook op de avond van het steekincident zelf, zou de verdachte ditzelfde nogmaals hebben gevraagd aan [getuige 1] . [getuige 1] heeft toen gevraagd wat hij met die [slachtoffer] moest, waarop de verdachte de blik van [getuige 1] ontweek en zei: “Daar kom je nog weleens achter, hij heeft nog wat tegoed.”
Tussenconclusie
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die in de nacht van 2 mei 2016 na cafébezoek naar de woning van [slachtoffer] is gegaan en die [slachtoffer] in zijn buik heeft gestoken.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de aangever verklaarde dat hij door de hem bekende [verdachte] , zijnde verdachte, is gestoken. De steekwond is kort daarna door verbalisanten en een arts op de spoedeisende hulp waargenomen. Een verbalisant herkent verdachte ook op de camerabeelden van de [naam flat] flat én van de [adres] . Vervolgens komt het door de aangever die avond gegeven signalement van de verdachte overeen met het signalement van [verdachte] , zoals die beschreven wordt door getuige [getuige 1] , met de beelden van [verdachte] in de hal van zijn flat en met de kleding van [verdachte] die bij [verdachte] thuis gevonden wordt. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte deze kleding die dag nog heeft aangehad, nu deze op de wasmand liggen en de portemonnee nog in de broekzak van de jeansbroek zit.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat het verdachte is geweest die na een avond in het café om 01.00 uur niet direct naar huis is gegaan, maar naar de woning van aangever [slachtoffer] is gelopen. Hij is de persoon die op de camerabeelden van [adres] omstreeks 01.15 uur te zien is. Vervolgens heeft er voor de woning van [slachtoffer] een korte woordenwisseling plaatsgevonden en heeft verdachte aangever [slachtoffer] in zijn buiksteek gestoken met een mes nadat de verdachte had gezegd “Ik steek je kapot”. Direct daarna is de verdachte weggerend via dezelfde route als die hij op de heenweg had genomen.
De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld hoe het handelen van de verdachte juridisch gekwalificeerd moet worden.
Opzet op de dood
De rechtbank acht het op basis van de bewijsmiddelen bewezen dat deze steekwond in de buik van [slachtoffer] door toedoen van verdachte is ontstaan. De rechtbank is echter van oordeel dat er geen bewijs is voor de stelling dat de verdachte van meet af aan uit was op de dood van [slachtoffer] . Desondanks kunnen sommige handelingen toch dusdanig gevaarzettend zijn dat reeds in de aard van die handelingen het opzet op een bepaald gevolg schuilt. Het gevolg wordt dan zogezegd op de koop toe genomen. In juridische zin spreekt men dan van voorwaardelijk opzet: het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
De rechtbank ziet zich aldus voor de vraag gesteld of er bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] door hem met een mes in zijn buik te steken. Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank enerzijds vaststellen of er een aanmerkelijke kans was dat [slachtoffer] dodelijk getroffen of, in ieder geval, levensgevaarlijk gewond zou raken door de concrete handelingen van de verdachte en anderzijds de vraag of verdachte deze kans op de koop toe heeft genomen. De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank stelt allereerst vast dat bij aangever [slachtoffer] een steekwond is geconstateerd die dieper was dan de lengte van een pink en een doorsnede had van vier centimeter. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij een mes heeft gezien met een lemmet van 15 centimeter. Gelet op deze verklaring en vooral op de diepte en de doorsnede van de steekwond komt de rechtbank tot de conclusie dat [slachtoffer] gestoken is met een aanzienlijk mes, welk mes bij een steek fatale verwondingen kan toebrengen.
Het is verder een feit van algemene bekendheid dat de buik – door de zich daar bevindende vitale organen – een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is en dat het steken met een mes in de buik een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Door met een aanzienlijk mes in de buikstreek van aangever [slachtoffer] te steken, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat één of meer van deze vitale organen zou(den) worden geraakt en dat aangever [slachtoffer] aan deze verwondingen zou (kunnen) overlijden. Uit de aangifte van [slachtoffer] komen voorts omstandigheden naar voren die duiden op een doelbewust handelen van de zijde van de verdachte. Immers hadden de verdachte en aangever [slachtoffer] een woordenwisseling, waarna de verdachte heeft gezegd: “Ik steek je kapot.” Daaropvolgend heeft de verdachte aangever [slachtoffer] daadwerkelijk gestoken.
Hieruit leidt de rechtbank af dat de gedraging van de verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm als zo zeer gericht was op levensbedreigend handelen jegens het slachtoffer [slachtoffer] , dat het niet anders kan zijn dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . Dat de dood als gevolg van de alerte reactie van [slachtoffer] , die 112 heeft gebeld, niet is ingetreden, maakt dat hier sprake is van een poging tot doodslag en niet van een voltooide doodslag.
Voorbedachten rade?
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden kan niet worden bewezen dat de verdachte al vooraf een plan had beraamd om [slachtoffer] van het leven te beroven. Weliswaar had verdachte die dag een mes meegenomen naar de woning van [slachtoffer] en heeft hij met dat mes [slachtoffer] in zijn buik gestoken, maar daaruit volgt nog niet onomstotelijk dat hij vooraf had beraamd om [slachtoffer] ook daadwerkelijk met dit mes te
doden. Gelet daarop acht de rechtbank het niet bewezen dat er sprake was van voorbedachten rade, reden waarom zij de verdachte van de poging moord vrijspreekt.