Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
816,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel de verwijdering van een hekwerk dat volgens haar op haar perceel is geplaatst. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat zij niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over de exacte locatie van de erfgrens tussen haar perceel en dat van gedaagde. Eiseres heeft gesteld dat gedaagde het hekwerk onrechtmatig op haar perceel heeft geplaatst, maar heeft niet kunnen aantonen dat het hekwerk zich daadwerkelijk op haar grond bevindt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het in kort geding niet mogelijk is om bewijs te leveren, en dat eiseres de bewijslast heeft om aan te tonen dat het hekwerk op haar perceel staat. Ondanks het feit dat eiseres een grensreconstructie door het Kadaster heeft laten uitvoeren, heeft zij geen eenduidig standpunt ingenomen over de erfgrens. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat zonder duidelijke bewijsvoering van eiseres, de vordering niet kan worden toegewezen. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter opgemerkt dat het raadzaam zou zijn voor beide partijen om het Kadaster uit te nodigen om de erfgrens in hun aanwezigheid aan te wijzen, om verdere geschillen te voorkomen. Eiseres is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.104,00.