In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een minderjarige eiseres, vertegenwoordigd door haar moeder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert. De zaak betreft de toekenning van een persoonsgebonden budget (Pgb) voor individuele begeleiding onder de Jeugdwet. Eiseres, geboren op 30 december 2001, heeft een diagnose van een vorm van autisme (MCDD) en is volledig afhankelijk van haar moeder voor zorg en begeleiding.
Het primaire besluit van 4 augustus 2015 kende eiseres een Pgb toe van € 9.500,25 voor de periode van 1 september 2015 tot en met 31 augustus 2016. Dit bedrag was bedoeld voor 25 uur individuele begeleiding per week tegen een uurtarief van € 7,17. De moeder van eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, omdat zij van mening was dat het toegekende uurtarief te laag was en niet voldeed aan de zorgbehoeften van haar dochter. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, waarna beroep werd ingesteld.
Tijdens de zitting op 12 juli 2016 werd duidelijk dat de moeder, die ook als ziekenverzorgende werkt, de meest geschikte persoon is om eiseres te begeleiden. De rechtbank oordeelde dat de zorg voor eiseres verder gaat dan gebruikelijke ouder-kind zorg en dat het toegekende uurtarief niet toereikend was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat verweerder een nieuw besluit moest nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de specifieke zorgbehoeften van eiseres. Tevens werd bepaald dat het betaalde griffierecht aan eiseres moest worden vergoed.
De rechtbank concludeerde dat de combinatie van het lage uurtarief en het aantal toegekende uren onvoldoende was om de benodigde begeleiding te bieden, vooral tijdens vakantieperiodes en schooluitval. De uitspraak benadrukt het belang van een adequate vergoeding voor zorg die verder gaat dan gebruikelijke zorg, en dat de specifieke omstandigheden van de zorgbehoevende in acht moeten worden genomen bij de toekenning van een Pgb.