3.3Het oordeel van de rechtbank
Ten laste is gelegd dat verdachte opzettelijk professioneel vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
De raadsman heeft betoogd dat meer specifiek onderzoek aan het vuurwerk had moeten plaatsvinden waarbij had moeten worden onderzocht wat de pyrotechnische samenstelling is.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Gelet op de definitie van professioneel vuurwerk zoals hieronder nader zal worden toegelicht – is niet op voorhand vereist dat (destructief) onderzoek door het NFI of een vergelijkbare instelling aan het vuurwerk plaatsvindt. De enkele stelling dat het mogelijk geen vuurwerk betreft, is daarvoor onvoldoende aanleiding. Aangenomen kan ook worden dat vuurwerk van een zelfde fabrikant dat onder een bepaalde merknaam en bepaalde typeaanduiding en in massaproductie vervaardigd is en op de markt wordt gebracht, in beginsel steeds dezelfde samenstelling heeft.
In deze zaak is het aangetroffen vuurwerk door ter zake deskundige politieambtenaren onderzocht op uiterlijke kenmerken. Het betreft hier vuurwerk dat fabrieksmatig is geproduceerd. Dát het vuurwerk betreft, acht de rechtbank, gelet op hetgeen ze hiervoor heeft overwogen, daarmee voldoende vast komen te staan.
De verbalisanten hebben aangegeven of het vuurwerk is ingedeeld in een categorie, en zo ja in welke, dan wel dat het vuurwerk niet in een categorie is ingedeeld. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de vaststellingen van de politieambtenaren omtrent de hoeveelheid en de aard en indeling van het vuurwerk. De bevindingen worden ook door het fotomateriaal in het dossier bevestigd. Zoals hierna zal blijken is de exacte samenstelling van het vuurwerk voor een bewezenverklaring onder de geldende regelgeving niet (meer) bepalend.
Het verweer van de verdediging dienaangaande wordt dan ook door de rechtbank verworpen.
Professioneel vuurwerkAan verdachte is primair overtreding van artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit ten laste gelegd. In dat artikel is, kort gezegd, strafbaar gesteld om professioneel vuurwerk, dat bestemd is voor particulier gebruik, binnen het grondgebied van Nederland te brengen, op te slaan, voorhanden te hebben en/of aan een ander ter beschikking te stellen.
Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat verdachte het in de dagvaarding omschreven vuurwerk (gedeeltelijk) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, het heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad. Gelet op de tenlastelegging dient de rechtbank vervolgens de vraag te beantwoorden of dit vuurwerk als professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit moet worden aangemerkt, en zo ja, of dat vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik.
Professioneel vuurwerk in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, is vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 (thans F4) of dat is ingedeeld in categorie 2 of 3 (thans F2 of F3) en dat niet bij of krachtens voornoemd besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Uit de hierna weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat vuurwerk is aangetroffen, dat is ingedeeld in categorie 4, te weten de 300 stuks Super Cobra 6 en de 102 stuks Super Cobra 7. Dit vuurwerk is derhalve zonder meer professioneel vuurwerk.
Verder blijkt dat er ook vuurwerk is aangetroffen, dat niet is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, namelijk de 242 Shells en de 83 vuurpijlen en 10 zwarte pijlen.
Met betrekking tot het vuurwerk dat niet in een categorie is ingedeeld kan de vraag worden gesteld of het invoeren in Nederland en/of het bezit en/of het opslaan daarvan wel strafbaar is gesteld in de artikelen 1.2.2, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.
Er ontbreekt een wettelijke bepaling waarin is bepaald dat vuurwerk dat niet in een categorie is ingedeeld per definitie onder een strafbaar gestelde categorie valt.
Het antwoord op deze vraag kan echter in het midden blijven. In het Vuurwerkbesluit is in artikel 5.3.5 een overgangsbepaling opgenomen, waarin een omschrijving wordt gegeven wat mede onder professioneel vuurwerk wordt verstaan. Meer specifiek is in artikel 5.3.5, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vuurwerkbesluit het volgende bepaald:
“
Tot en met 3 juli 2017 wordt onder professioneel vuurwerk mede verstaan vuurwerk dat niet behoort tot categorie 1, 2 of 3 en wel behoort tot:
a. (…),
b. vuurwerk bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in artikel 1.2.2, zevende lid of”.
Artikel 1.2.2, zevende lid, aanhef en onder b van het Vuurwerkbesluit luidt als volgt:
“Van bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake indien – voor zover hier relevant -:“a. het tot ontbranding wordt gebracht door een particulier,b. het te koop wordt aangeboden of ter beschikking wordt gesteld aan, gekocht of besteld door een particulier,c. het aangetroffen wordt bij een particulier,”.
Uit de hierna weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat het volgende vuurwerk is aangetroffen, te weten:
- 242 stuks shells / mortierbommen, dit vuurwerk was niet ingedeeld in een categorie,
- 300 stuks Cobra’s, merk Super Cobra 6, dit vuurwerk was ingedeeld in categorie 4,
- 102 stuks Cobra’s, merk Super Cobra 7, dit vuurwerk was ingedeeld in categorie 4,
- 83 stuks vuurpijlen / signaalraketten / lawinepijlen, dit vuurwerk was niet ingedeeld in een categorie,
- 10 stuks zwarte vuurpijlen / signaalraketten / lawinepijlen, dit vuurwerk was niet ingedeeld in een categorie.
Hieruit volgt dat al het aangetroffen vuurwerk te kwalificeren is als professioneel vuurwerk. Dit vuurwerk is bovendien bij particulieren aangetroffen en was bestemd voor particulier gebruik, waarmee voldoende vast is komen te staan dat verdachte dit professioneel vuurwerk niet voorhanden mocht hebben.
Verdachte heeft verklaard dat hij, tezamen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , de Cobra’s en de mortieren in België heeft aangeschaft, naar Nederland heeft vervoerd en heeft opgeslagen bij zijn oma, in een schuur op de [adres] te Hoensbroek en dat hij het in de garagebox 7 aan de [adres] te Hoensbroek aangetroffen vuurwerk tezamen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] in Nederland heeft gekocht en in de garagebox heeft opgeslagen. Hij heeft het vuurwerk aangeschaft en voorhanden gehad voor zichzelf en voor enkele vrienden.
Over het aangetroffen vuurwerk heeft medeverdachte [naam medeverdachte 1] gelijkluidend verklaard.
Hierbij neemt de rechtbank verder in aanmerking dat het vuurwerk ook anderszins niet op grond van het overgangsrecht als consumentenvuurwerk dient te worden aangemerkt, nu het vuurwerk ook niet aan de uiterlijke kenmerken voldoet om te kunnen voldoen aan de eisen van de hiervoor geldende regelgeving, immers is er bij vorengenoemd vuurwerk niet voldaan aan het vereiste van een opschrift en de aanwezigheid van een gebruiksaanwijzing in de Nederlandse taal.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onderdeel aan een ander ter beschikking te stellen. Verdachte zal van dat onderdeel dan ook worden vrijgesproken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank dan ook het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] ;
- het proces-verbaal van bevindingen (aantreffen vuurwerk [adres] te Hoensbroek);
- de bijbehorende kennisgeving van inbeslagname;
- het proces-verbaal van bevindingen (aantreffen vuurwerk [adres] te Hoensbroek);
- de bijbehorende kennisgeving van inbeslagname;
- het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk.