ECLI:NL:RBLIM:2016:7122

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 augustus 2016
Publicatiedatum
12 augustus 2016
Zaaknummer
C/03/224379 / KG ZA 16-409
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op eigendomsrecht door plaatsing van een bord ter kennisgeving van sluiting op grond van de Opiumwet

In deze zaak hebben eisers, eigenaren van een woning met bijbehorende loodsen, een kort geding aangespannen tegen de gemeente Landgraaf. De gemeente was voornemens om in de voortuin van de woning een bord te plaatsen dat melding maakt van de sluiting van de kelder van een van de loodsen op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Eisers vorderden dat de gemeente zou worden verboden om dit bord te plaatsen, omdat zij meenden dat dit een ontoelaatbare inbreuk op hun eigendomsrecht en hun persoonlijke levenssfeer zou opleveren, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente Landgraaf inderdaad voornemens was om het bord te plaatsen, maar dat dit geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. De rechter oordeelde dat de plaatsing van het bord een feitelijke handeling was en dat de gemeente niet voldoende had onderbouwd waarom het bord in de voortuin geplaatst moest worden. De rechter concludeerde dat de plaatsing van het bord in de voortuin een inbreuk zou maken op de rechten van de eisers, en dat er alternatieven waren die minder ingrijpend zouden zijn.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van de eisers toegewezen en de gemeente Landgraaf verboden om buiten een straal van drie meter vanaf de toegangsdeur van de kelder een bord te plaatsen. De gemeente werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die tot dat moment op € 1.205,57 waren begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 12 augustus 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/224379 / KG ZA 16-409
Vonnis in kort geding van 12 augustus 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J.L.E. Marchal,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE LANDGRAAF,
zetelend te Landgraaf,
gedaagde,
vertegenwoordigd door mr. J.H.M. Bloebaum.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de twee door de gemeente Landgraaf ingezonden producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota’s van beide partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De eisers zijn eigenaar van een woning en loodsen aan het adres [adres] te [woonplaats] . [eiser sub 1] exploiteert aldaar een eenmanszaak onder de naam “ [handelsnaam] ”. [handelsnaam] verzorgt en produceert in één van de loodsen uitzendingen voor de lokale radio en televisie. In de kelder onder die loods is op 8 april 2015 bij een politie-inval een hennepplantage aangetroffen met 369 hennepplanten.
2.2.
De hennepplantage is zonder dat de eisers daarvan wisten in de kelder aangebracht en geëxploiteerd door een elektricien die voor de eenmanszaak van [eiser sub 1] elektrotechnisch en ondersteunend werk had verricht en van [eiser sub 1] toegang tot de kelder had gekregen.
2.3.
De kelder heeft aan de buitenzijde een eigen toegangsdeur.
2.4.
Bij brief van 22 juni 2015 heeft de burgemeester van de gemeente Landgraaf aan de eisers het voornemen kenbaar gemaakt om bedoelde loods en kelder te sluiten voor zes maanden. Nadat zij tegen dit voornemen hun zienswijze hebben ingebracht, heeft de burgemeester bij besluit van 23 juli 2015 op grond van artikel 13b van de Opiumwet besloten tot sluiting en gesloten houden van de loods en de kelder gedurende zes maanden. Het daartegen door de eisers ingediende bezwaarschrift is door de burgemeester ongegrond verklaard bij besluit van 13 november 2015.
2.5
Het tegen dat besluit door de eisers ingediende beroep is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank ongegrond verklaard bij uitspraak van 18 december 2015. Daartegen zijn de eisers in beroep gegaan. Bij uitspraak van 27 juli 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
- het hoger beroep gegrond verklaard,
- de uitspraak van de voorzieningenrechter vernietigd,
- het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard,
- het besluit van 13 november 2015 vernietigd,
- het besluit van 23 juli 2015 herroepen voor zover de burgemeester heeft gelast meer dan de kelder te sluiten en gesloten te houden, en
- bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.6
De burgemeester van de gemeente Landgraaf is tot op heden niet overgegaan tot sluiting van de betreffende loods.
2.8
Pagina 7 van de Beleidsregels van de burgemeester van Landgraaf voor de toepassing van art. 13b Opiumwet en 174a Gemeentewet (vastgesteld op 12 mei 2014, bekendgemaakt op 11 juni 2014 en in werking getreden op 12 juni 2014, hierna: de Beleidsregels) vermeldt, voor zover hier relevant, het volgende:
Indien feitelijk tot sluiting wordt overgegaan dan moet woning of lokaal ontoegankelijk worden gemaakt (bijvoorbeeld door het dichttimmeren, het aanbrengen van (nieuwe) sloten, waarbij de sleutels in bewaring van de gemeente worden gegeven en/of verzegelen. Betreft het een omsloten erf/terrein dan kan dit worden afgesloten. Het onderliggende besluit wordt in verkorte vorm aan de voorgevel van het pand of hekwerk kenbaar gemaakt. Het betreden van een gesloten woning, lokaal of erf is een strafbaar feit volgens de Algemeen Plaatselijke Verordening.

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen:
  • de gemeente Landgraaf te verbieden, althans te bevelen om haar burgemeester te verbieden, om voor of aan de woning van de eisers een bord te plaatsen vermeldende de sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet van een kelder of kelderruimte van de loods op het terrein van de eisers, dan wel op andere wijze publiekelijk die sluiting en de reden daarvan bekend te maken,
  • de gemeente Landgraaf te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Ter onderbouwing van hun vordering voeren de eisers (samengevat) het volgende aan. Uit een gesprek met een ambtenaar blijkt dat de gemeente Landgraaf voornemens is de sluiting van de kelder bekend te maken door plaatsing van een bord in de voortuin van de woning van de eisers. Zo’n plaatsing van het bord is onrechtmatig jegens hen omdat er dan sprake is van inbreuk op art. 8 EVRM. Het bord is “een publieke schandpaal” waarvoor geen rechtvaardiging bestaat. Het bord zal tot schade lijden omdat door de Rabobank een hypothecaire geldlening is verstrekt van € 750.000,- en de Rabobank deze hypotheekverlening ter discussie gaat stellen zodra bij haar enige relatie met drugs bekend wordt. Voorts zullen maatschappelijke organisaties en bestuurders die normaliter naar de loods komen in verband met uitzendingen voor de lokale omroep, deze locatie mijden zodra het bord geplaatst wordt. Ook dreigt negatieve media-aandacht en het afhaken van adverteerders en subsidieverstrekkers. Een en ander zal de doodsteek zijn voor [handelsnaam] .
3.3.
De gemeente Landgraaf voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting is gebleken dat de gemeente Landgraaf, zoals de eisers vreesden, voornemens is op korte termijn, waarbij zij wel heeft toegezegd te wachten totdat in deze zaak vonnis is gewezen, het bord in de voortuin van de woning (en loodsen) van de eisers te plaatsen teneinde de sluiting van de kelder bekend te maken. Het spoedeisend belang van de eisers bij de gevorderde voorziening staat hiermee in voldoende mate vast.
4.2.
De plaatsing van het bord is geen besluit in de zin van de Awb. Evenmin kan die plaatsing aangemerkt worden als een (wettelijk) voorgeschreven wijze van bekendmaking van het bestuursrechtelijk besluit tot sluiting van de kelder. Het besluit daartoe is immers reeds op de voorgeschreven wijze aan de belanghebbenden - de eisers - bekendgemaakt. De plaatsing van het bord is een feitelijke handeling ter uitvoering van het besluit tot sluiting van de kelder.
De gemeente Landgraaf stelt dat zij het bord in de voortuin zal plaatsen op grond van de Beleidsregels. Zij heeft daarbij verwezen naar pagina 11 daarvan, maar heeft vermoedelijk beoogd te verwijzen naar pagina 7 van de Beleidsregels, aangezien daar nader beleid wordt geformuleerd ten aanzien van de uitvoering van besluiten tot bestuursdwang ingevolge art 13b van de Opiumwet. Pagina 11 ziet op besluiten ingevolge art. 174a Gemeentewet, terwijl de sluiting van de loods niet op die wetsbepaling is gebaseerd. Feitelijk is het verschil niet van belang omdat op beide pagina’s in wezen hetzelfde beleid wordt geformuleerd.
4.3.
Niet ter discussie staat dat het besluit tot tijdelijke sluiting van de kelder, onder meer vanwege de strafsanctie, zó dient te worden bekendgemaakt dat ieder die het aangaat, ervan op de hoogte is. Dat de gemeente Landgraaf dat wil doen via plaatsing van een bord in de directe omgeving van de kelder, stuit ook niet op bezwaren van de eisers: zij hebben ter zitting verklaard er geen probleem mee te hebben als de gemeente het bord bij de toegangsdeur tot de kelder plaatst. De gemeente heeft echter volhard in haar stelling dat het bord in de voortuin geplaatst dient te worden, omdat zodoende voor eenieder kenbaar zal zijn dat de kelderruimte gesloten en uit het criminele circuit gehaald is en dat zo de rust in de omgeving zal terugkeren.
4.4
Deze door de gemeente Landgraaf voor plaatsing in de voortuin gegeven motieven zijn in de Beleidsregels niet terug te vinden bij het onderdeel dat ziet op de wijze van uitvoering van het sluitingsbesluit. Wel zijn deze motieven in de Beleidsregels opgenomen ter onderbouwing van een te nemen besluit tot sluiting. In de Beleidsregels ziet de voorzieningenrechter dan ook strikt genomen geen onderbouwing van de stelling van de gemeente dat het bord in de voortuin geplaatst dient te worden. Voorts is ook niet aannemelijk dat plaatsing van het bord nodig is om de rust in de omgeving te laten terugkeren.
4.5
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt met plaatsing van het bord niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eisers, maar ook, zoals door de eisers gesteld, op hun – door art. 8 EVRM beschermde - persoonlijke levenssfeer.
Het bord zal immers op die plek - in de voortuin - stellig tot op zekere hoogte het door hen geschetste effect van een schandpaal hebben. Voorbijgangers, klanten van de eenmanszaak van [eiser sub 1] en ander bezoekers zullen via het bord in de voortuin kennis nemen van de sluiting van de kelder in verband met een drugsdelict waar de eisers, zo staat in deze procedure als niet betwist vast, part noch deel aan hebben gehad. Onvermijdelijk zal dit (ook) ertoe leiden dat een relatie wordt gelegd tussen de eisers en de voorheen in de kelder geëxploiteerde hennepplantage. Dat dit tot enige schade voor de onderneming van [eiser sub 1] kan leiden, acht de voorzieningenrechter aannemelijk. Ook valt niet uit te sluiten dat door plaatsing van het bord in de voortuin de Rabobank als hypotheekverstrekker op de hoogte zal geraken van de voormalige hennepplantage en dat dit gevolgen zal hebben voor de (voorwaarden van de) hypothecaire lening. Dat, zoals de gemeente betoogt, de Rabobank ook via andere kanalen geïnformeerd zou kunnen worden over de hennepplantage doet daar verder niet aan af.
4.6
De door de gemeente Landgraaf beoogde effecten van het plaatsen van een bord in de voortuin kunnen bovendien ook worden gerealiseerd indien het bord niet in de voortuin, maar in de directe nabijheid van de keldertoegang geplaatst wordt. Ook dan zal het voor eenieder aldaar kenbaar zijn dat de kelderruimte gesloten en dus uit het criminele circuit gehaald is. De door de gemeente gestelde belangen kunnen dus ook worden gediend op een wijze die minder inbreuk op de rechten van de eisers maakt. Reeds op grond hiervan moet het ervoor gehouden worden dat er geen redelijke grond bestaat voor een verdergaande inbreuk door het plaatsen van het bord in de voortuin.
4.7
De vordering zal derhalve in zoverre toegewezen worden dat het de gemeente Landgraaf verboden zal worden (althans haar wordt bevolen om de burgemeester te verbieden) om buiten een straal van drie meter vanaf de toegangsdeur van de kelder een bord te plaatsen op welk bord zal zijn vermeld dat de kelder is gesloten op grond van art. 13b van de Opiumwet. Binnen die straal zullen de eisers zo’n bord moeten tolereren.
4.1
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de gemeente worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van de eisers tot op heden begroot op
- dagvaarding € 101,57
- griffierecht 288,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.205,57

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de gemeente Landgraaf, althans beveelt de gemeente Landgraaf om de burgemeester van de gemeente Landgraaf te verbieden, om buiten een straal van drie meter vanaf de toegangsdeur van de te sluiten kelder een bord te plaatsen, vermeldende de sluiting van een kelder of kelderruimte van de loods op het terrein van de eisers, of op andere wijze buiten die straal publiekelijk die sluiting van de kelder en de reden daarvan bekend te maken,
5.2.
veroordeelt de gemeente Landgraaf in de proceskosten, aan de zijde van de eisers tot op heden begroot op € 1.205,57,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016. [1]

Voetnoten

1.type: RW