ECLI:NL:RBLIM:2016:6746

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juni 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
03/700472-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval en diefstal met geweld met gasdrukpistool

In deze strafzaak heeft de rechtbank Limburg op 27 juni 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 10 september 2015 een poging heeft gedaan om een winkel in Gronsveld te overvallen met een gasdrukpistool. De verdachte richtte het wapen op de eigenaar van de winkel en eiste geld door dreigend te zeggen: 'money, money, money'. De volgende dag heeft hij in Maastricht een blikje frisdrank gestolen uit een supermarkt en daarbij opnieuw gedreigd met het gasdrukpistool toen hij werd betrapt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan poging tot afpersing, diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een gasdrukpistool. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan de voorwaardelijke straf is de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbonden, inclusief de verplichting tot klinische behandeling voor zijn drugsverslaving. De benadeelde partij, de eigenaar van de winkel, heeft een schadevergoeding van € 1.671,73 toegewezen gekregen, ter compensatie van materiële en immateriële schade die hij heeft geleden door de overval.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700472-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 juni 2016,
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Grave - Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juni 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 :(primair) een blikje frisdrank heeft gestolen, waarbij geweld is gebruikt of is
gedreigd met geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] dan wel (subsidiair) [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met de dood of met zware mishandeling heeft bedreigd én/of een blikje frisdrank heeft gestolen.
Feit 2: door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft proberen te
dwingen tot afgifte van een geldbedrag en/of heeft geprobeerd een geldbedrag te stelen van die [slachtoffer 5] , waarbij geweld is gebruikt of is gedreigd met geweld.
Feit 3: een gasdrukpistool voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde, wettig en overtuigend bewezen. Ook het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde acht hij bewezen. Hiertoe heeft de officier van justitie telkens verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en naar (ter zake de feiten 2 en 3) de bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte met het oogmerk om aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, heeft gedreigd met geweld. Evenmin kan het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde worden bewezen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk een vuurwapen aan de in de tenlastelegging genoemde personen heeft getoond. Verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De raadsman heeft geen opmerkingen wat betreft de bewezenverklaring van het onder feit 1 meer subsidiair en het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Met betrekking tot feit 2:
[slachtoffer 5] , eigenaar van levensmiddelenwinkel [naam supermarkt 1] in Gronsveld heeft aangifte gedaan. Hij verklaarde dat op 10 september 2015 een man, die een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn rechterhand vasthield, de winkel binnen kwam en meteen in zijn richting liep. Deze man kwam direct voor [slachtoffer 5] staan en richtte de loop van het pistool met gestrekte arm op zijn gezicht. De man hield zijn wijsvinger op de trekker van het pistool en zei vervolgens zeer beheerst in de Engelse taal “money, money, money”. Nadat [slachtoffer 5] zei “ik heb geen money”, zei de man opnieuw “money, money” tegen [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] riep vervolgens met luide stem op zijn vader om de man duidelijk te maken dat hij niet alleen in de winkel was. De man verliet de winkel vervolgens. [slachtoffer 5] zag dat de man met versnelde pas weg liep. [2]
De beelden die met de bewakingscamera’s van de winkel waren gemaakt, zijn veiliggesteld. De politie heeft deze beelden bekeken en gerelateerd dat daarop te zien is dat een man - die later als [verdachte] , verdachte, werd herkend - de winkel binnenging. Op het moment dat de winkelbediende naar de toonbank liep, liep verdachte ook naar de toonbank en richtte hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de winkelbediende. Verdachte maakte vervolgens een beweging die lijkt op het doorladen van een pistool. De winkelbediende vluchtte vervolgens weg van verdachte, terwijl deze het op een vuurwapen gelijkende voorwerp op hem bleef richten. Daarna rende verdachte de winkel uit. [3]
Verdachte heeft, nadat hij met de hiervoor genoemde camerabeelden werd geconfronteerd, verklaard dat hij de winkel in Gronsveld naar binnen is gelopen. Hij had op dat moment een wapen bij zich en heeft daarmee gezwaaid. Het was verdachtes bedoeling om de man bang te maken. Ook heeft verdachte wat geroepen. [4]
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 september 2015 in Gronsveld heeft geprobeerd om [slachtoffer 5] af te persen. Ook acht zij bewezen dat verdachte toen heeft geprobeerd een geldbedrag van [slachtoffer 5] te stelen, waarbij verdachte heeft gedreigd met geweld door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 5] te richten en dreigend “money, money, money” tegen hem te zeggen. Deze strafbare feiten zijn in eendaadse samenloop gepleegd, omdat zij zien op dezelfde feitelijke handelingen.
Met betrekking tot de feiten 1 en 3:
[slachtoffer 2] , assistent bedrijfsleider bij [naam supermarkt 2] in Maastricht, heeft aangifte gedaan. Hij verklaarde dat hij op 11 september 2015 zag dat een man een blikje bacardi-cola uit een schap pakte en in zijn tasje stopte dat over zijn schouder hing. De man liep vervolgens weg in de richting van de uitgang van de winkel en liep tussen de kassa’s door en passeerde de kassa zonder het blikje afgerekend te hebben. De man werd vervolgens door een collega van [slachtoffer 2] tegengehouden en zei “oh, ik ben wat vergeten te betalen?” [slachtoffer 2] zei daarna tegen de man dat hij even mee naar achteren moest komen om de zaak te regelen. Hij zag dat de man het blikje dat hij uit het schap had gepakt, wilde teruggeven. Vervolgens liepen de man, [slachtoffer 2] en enkele collega’s naar de kantine. In de kantine bleef de man heel druk doen en heen en weer lopen en met zijn armen zwaaien. [slachtoffer 2] hoorde hem zeggen dat hij moest gaan omdat hij anders straks 6 maanden moest zitten en dat zijn moeder in het ziekenhuis lag. Toen een van [slachtoffer 2] ’s collega’s zei dat de politie gebeld was zag [slachtoffer 2] dat de man verbaal nog agressiever werd. [slachtoffer 2] hoorde de man schelden en zeggen: “geen politie”. De man werd helemaal gek en riep: “wacht maar, wacht maar”, vervolgens trok hij een pistool vanaf heuphoogte. [slachtoffer 2] sprong vervolgens boven op de man en er volgde een gevecht. [5]
[slachtoffer 1] , de eigenaar van de [naam supermarkt 2] , zag dat zijn medewerkers [slachtoffer 2] , [betrokkene] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] samen met een man richting de kantine van de supermarkt liepen. Hij kreeg de indruk dat de man een diefstal had gepleegd. [slachtoffer 1] liep vervolgens ook naar de kantine. Daar hoorde hij dat de man zei dat hij het niet kon gebruiken dat de politie kwam, dan moest hij een half jaar zitten. De man zei ook dat zijn moeder op sterven lag. [slachtoffer 1] zei vervolgens tegen de man dat hij de politie had gebeld. Zijn vrouw probeerde de man te kalmeren, maar dat lukte niet. [slachtoffer 1] had het gevoel dat de man alleen maar weg wilde komen voordat de politie kwam. Het gedrag van de man veranderde van onrustig naar agressief. De man begon zichzelf “op te pompen”.
De vrouw van [slachtoffer 1] wilde de kantine vervolgens verlaten en opende de deur. Op dat moment zag zij dat de man achter haar wilde aanlopen, maar dat hij door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd tegengehouden. De man pakte ineens een wapen dat bij zijn broeksband zat. Vervolgens zette de man een kleine stap achteruit. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] pakten de man vervolgens vast. Deze bleef het wapen vasthouden en liet het niet los, ook nadat [slachtoffer 1] de man bij zijn arm vastpakte waarin hij het wapen vasthield. [slachtoffer 1] heeft de man vervolgens geslagen zodat deze het wapen los zou laten. Op een gegeven moment viel het wapen op de grond. De man probeerde het wapen weer te pakken, maar [slachtoffer 3] heeft dat vervolgens het magazijn in geschopt. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben de man vervolgens naar de grond gewerkt en hem daar onder bedwang gehouden. [6] De ter plaatse gekomen politie heeft de man, naar later bleek: [verdachte] , verdachte, van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] overgenomen. [7]
Het op een vuurwapen gelijkend voorwerp werd door de politie in beslag genomen [8] en onderzocht. Het bleek een gasdrukpistool te zijn dat qua vorm en afmeting lijkt op een vuurwapen van het merk STI en het model Tactical 4.15. Het gasdrukpistool is een wapen van categorie I, sub 7 van de Wet wapens en munitie. [9]
Gelet op de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - zoals onder feit 3 ten laste is gelegd - op 11 september 2015 in de gemeente Maastricht een gasdrukpistool, een wapen van categorie I, sub 7, voorhanden heeft gehad.
Oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken?
De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte met het oogmerk om aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, heeft gedreigd met geweld. Hij heeft gesteld dat verdachte enkel het wapen uit zijn broeksband heeft genomen om te voorkomen dat de politie hem bij zijn aanhouding zou aantreffen met het wapen nog in zijn broeksband, omdat hij bang was dat de politie dit mogelijk - zo begrijpt de rechtbank - als bedreigend zou kunnen ervaren en dan geweld jegens hem zou gebruiken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte - zoals onder feit 2 ten laste is gelegd - op 11 september 2015 een blikje Bacardi heeft gestolen bij [naam supermarkt 2] in Maastricht. Nadat verdachte met het blikje in zijn tas de kassa had gepasseerd zonder te betalen en staande werd gehouden, zei hij “oh, ik ben wat vergeten te betalen”. Toen de supermarktmedewerkers daarna tegen verdachte zeiden dat hij mee naar achteren moest lopen om de zaak te regelen, wilde verdachte het blikje teruggeven. Kennelijk probeerde verdachte op dat moment al te voorkomen dat de politie ter plaatse zou komen. Dat beeld wordt bevestigd door de opmerking die verdachte later, eenmaal in de kantine, maakt. Daar zei verdachte namelijk tegen de supermarktmedewerkers dat hij het niet kon gebruiken dat de politie kwam, omdat hij dan een half jaar moest zitten. Ook probeerde verdachte op het gemoed van de supermarktmedewerkers te werken door (overigens in strijd met de waarheid) te zeggen dat zijn moeder op sterven lag. Verdachte was er blijkbaar alles aan gelegen te voorkomen dat de politie zou komen. Op het moment dat verdachte hoorde dat de politie was gebeld en ter plaatse zou komen, werd hij (verbaal) agressiever en probeerde hij de kantine te verlaten toen de vrouw van [slachtoffer 1] deze verliet. Toen dat niet lukte, zei verdachte “wacht maar, wacht maar”, pakte het - naar later bleek - gasdrukpistool uit zijn broekband en zette een stap achteruit. Verdachte hield dit wapen vervolgens, ook nadat hij (aan zijn arm) werd vastgepakt, vast. Ook probeerde verdachte het wapen weer te pakken toen dat eenmaal op de grond lag.
De rechtbank is van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen kan worden afgeleid dat verdachte het oogmerk had om, op het moment dat hij op heterdaad werd betrapt, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken door het gasdrukpistool aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] te laten zien. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het gasdrukpistool ook dreigend aan [slachtoffer 3] heeft laten zien. Zij heeft namelijk verklaard dat zij het wapen pas zag op het moment dat dit op de grond viel (pagina 90). Verdachte wordt daar dan ook partieel van vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
Met betrekking tot feit 1 primair:
op 11 september 2015 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een blikje drank, bacardi-cola, toebehorende aan [naam supermarkt 2] , welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het dreigend tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] .
Met betrekking tot feit 2:
op 10 september 2015 te Gronsveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om
a.
met het oogmerk om zich te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [naam supermarkt 1]
en/of
b.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag, toebehorend aan [slachtoffer 5] en/of [naam supermarkt 1] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op [slachtoffer 5] heeft gericht en daarbij op dreigende toon heeft gezegd: “Money, money, money”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Met betrekking tot feit 3:
op 11 september 2015 in de gemeente Maastricht een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool, STI Tactical 4.15, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Met betrekking tot feit 1 primair:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Met betrekking tot feit 2:
poging tot afpersing
in eendaadse samenloop gepleegd met:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Met betrekking tot feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Door de psycholoog, drs. [naam] , is op 27 januari 2016 een rapportage uitgebracht over de geestvermogens van verdachte. De gedragsdeskundige heeft geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis. De verdachte is namelijk verslaafd aan cocaïne en cannabis. Deze verslaving is op dit moment minder, omdat hij gedetineerd is. Daarnaast kan de psycholoog niet uitsluiten dat verdachte lijdt aan een posttraumatische stress stoornis en aan een aandachtstekortstoornis. Het gedrag van verdachte werd volgens de psycholoog in enige mate beïnvloed door de persoonlijkheidspathologie en verdachtes verslaving. Hij adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over. Kort samengevat is verdachte al jaren verslaafd aan het gebruik van cocaïne en cannabis. Aannemelijk is dat hij de bewezenverklaarde feiten onder invloed van zijn verslaving en mogelijke persoonlijkheidsstoornissen heeft gepleegd. Zij acht de verdachte dus voor alle bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid volledig uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren waarvan 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf moet de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden verbonden, ook als dat inhoudt dat verdachte zich klinisch moet laten behandelen voor zijn verslaving.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren moet worden opgelegd. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf moet de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden verbonden met de verplichting voor verdachte zich klinisch te laten behandelen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft op 10 september 2015 geprobeerd om de winkel van [slachtoffer 5] in Gronsveld te overvallen. Hij is die winkel bewapend met een gasdrukpistool naar binnen gegaan en heeft - eenmaal binnen - dat wapen op [slachtoffer 5] gericht en dreigend “money, money, money” tegen hem gezegd. Nadat [slachtoffer 5] om zijn vader riep, vluchtte verdachte de winkel uit.
De dag erna, op 11 september 2015, is verdachte naar [naam supermarkt 2] in Maastricht gegaan. Daar heeft hij een blikje bacardi-cola in zijn tas gestopt en is hij langs de kassa gelopen zonder te betalen. Nadat verdachte staande werd gehouden, deed hij er alles aan om ervoor te zorgen dat de politie niet ter plaatse kwam. Aanvankelijk deed verdachte het voorkomen dat het een vergissing was dat hij niet had betaald en gaf hij aan het blikje te willen teruggeven en alsnog te willen betalen. De supermarktmedewerkers weigerden dat echter en namen verdachte mee naar achter. Daar zei verdachte dat hij het niet kon gebruiken dat de politie zou komen, want dan moest hij een half jaar gaan zitten. Ook probeerde verdachte op het gemoed van de supermarktmedewerkers te werken door te zeggen dat zijn moeder, die nota bene enkele jaren daarvoor was overleden, op sterven lag. Toen dat allemaal niet werkte en verdachte hoorde dat de politie was ingeschakeld, werd hij agressiever en probeerde hij uit de kantine, waar hij zich op dat moment bevond en samen met de supermarktmedewerkers de komst van de politie afwachtte, te vluchten. Ook dat lukte niet, waarna verdachte een gasdrukpistool, dat hij onder zijn broekband had geklemd, pakte en dat dreigend aan de supermarktmedewerkers die zich in de kantine bevonden, heeft getoond. Ondanks het tegen hem uitgeoefende geweld, liet verdachte het gasdrukpistool aanvankelijk niet los. Zelfs nadat het gasdrukpistool op de grond was gevallen, probeerde verdachte dat weer te pakken. Hij deed er dus alles aan om ervoor te zorgen dat hij kon vluchten voor de politie ter plaatse kwam.
Verdachte werd door de ter plaatse gekomen politie aangehouden in de supermarkt. Het wapen dat verdachte toen bij zich had, een gasdrukpistool en dus een wapen van categorie I, werd toen in beslag genomen door de politie. Dit was ook het wapen waarmee verdachte een dag eerder [slachtoffer 5] had bedreigd in Gronsveld.
Dit gasdrukpistool is niet te onderscheiden van een echt vuurwapen en het is daarom verboden dit wapen voorhanden te hebben.
Hoewel verdachte geen goederen of geld heeft buitgemaakt, heeft zijn handelen wel verstrekkende gevolgen gehad voor de mensen die hier ongewild bij betrokken zijn geraakt. [slachtoffer 5] wordt nog steeds geconfronteerd met de gevolgen. Deels betreft dit materiële schade, zoals reiskosten en kosten voor medicijnen. Maar het allerbelangrijkste is dat [slachtoffer 5] ontzettend geschrokken is van wat er op 10 september 2015is gebeurd. Niet in de laatste plaats omdat hij 4 jaar geleden ook al slachtoffer is geworden van een winkeloverval. Al met al is het voor [slachtoffer 5] een traumatische gebeurtenis geweest. Hij vroeg zich op het moment dat verdachte de winkel binnenkwam en het wapen op hem richtte af of hij het zou overleven. Hij is lange tijd en soms nu nog, bang geweest als iemand zijn winkel komt binnenlopen. Hij vreest dan dat hij opnieuw wordt overvallen. Ook ter terechtzitting werd duidelijk dat [slachtoffer 5] tot op de dag van vandaag zeer veel moeite heeft met wat hem is overkomen en dat het voorval hem nog steeds emotioneel aangrijpt.
Naar het oordeel van de rechtbank is de ernst van het bewezenverklaarde en de angst en onrust die hierdoor bij de slachtoffers is veroorzaakt, dermate groot, dat zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet volgen. Over de vraag hoe hoog die straf moet zijn, overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor een overval in een winkel bij een zogenoemde first offender doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren opgelegd. Nu het hier echter gaat om een poging tot overval op een winkel en een diefstal in een winkel gevolgd door bedreiging met geweld én verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, is een lagere straf op zijn plaats.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van zijn strafblad, waaruit blijkt dat hij weliswaar eerder, maar niet voor geweld, diefstal of overvallen met politie of justitie in aanraking is geweest. Verdachte is op 4 april 2016 door de rechtbank Limburg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor onder meer de export en verkoop van harddrugs. Dit betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank zal daar bij de op te leggen straf rekening mee houden.
Uit de psychologische rapportage die over verdachte is opgemaakt blijkt dat verdachte verslaafd is aan cocaïne en cannabis. De verslaving is op dit moment minder, omdat verdachte gedetineerd is. De psycholoog kan niet uitsluiten dat verdachte ook lijdt aan een posttraumatische stress stoornis en een aandachtstekortstoornis. Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten waarschijnlijk gepleegd, omdat hij geld wilde hebben om harddrugs te kopen. Door het drugsgebruik is zijn gewetensfunctie verzwakt, waardoor de drempel voor verdachte lager werd om strafbare feiten te plegen. Om de kans te verkleinen dat verdachte in de toekomst weer strafbare feiten pleegt, is het volgens de psycholoog van belang dat verdachte zich in een verslavingskliniek laat behandelen. Als dit niet gebeurt, is het risico te hoog dat verdachte opnieuw terugvalt in drugsgebruik. Kortom: verdachte heeft nog een lange weg te gaan voor hij abstinent is van het gebruik van drugs. Een behandeling zou als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf verplicht gesteld kunnen worden.
Ook heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies d.d. 8 december 2015 dat over verdachte is opgemaakt. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte geen stabiele basis in zijn leven heeft. Het is onduidelijk waar verdachte kan gaan wonen en verblijven op het moment dat hij in vrijheid wordt gesteld. Zijn vriendin heeft de relatie met verdachte beëindigd. Daarnaast kampt verdachte met schulden en is het moeilijk voor hem om geschikt werk te vinden, omdat hij geen diploma’s heeft. Verdachte heeft een negatief sociaal netwerk; hij heeft contact gehad met een criminele groep uit Limburg waarvoor hij harddrugs koerierde. Verdachte is ook zelf verslaafd aan harddrugs, namelijk aan speed en XTC. Net als de psycholoog adviseert de reclassering aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Tegen de hiervoor geschetste achtergrond is de rechtbank dan ook van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van aanzienlijke duur moet worden opgelegd. De rechtbank wil met de op te leggen straf ook bereiken dat het risico op herhaling ingeperkt wordt. Zij zal daarom een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Voor het inperken van het recidiverisico is het allerbelangrijkste dat verdachte wordt behandeld voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank zal aan de deels voorwaardelijke gevangenisstraf dan ook de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden, met de verplichting dat verdachte zich klinisch moet laten behandelen in een door het NIFP geschikt geachte kliniek, voor de duur zoals hierna vermeld.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

7.Het beslag

Tijdens het onderzoek is bij verdachte een gsm in beslag genomen. Deze telefoon zal worden teruggegeven aan verdachte, nu er geen strafvorderlijk belang is dat zich daar tegen verzet.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 1.671,73 ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde. Dit betreft € 71,73 materiële schade en
€ 1.600,- immateriële schade.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij van [slachtoffer 5] is als volgt opgebouwd:
1) Reiskosten € 3,92
2) Reiskosten € 4,76
3) Medicijnen € 65,05
4) Immateriële schade € 1.600,00
Totaal € 1.671,73
Nu het bedrag dat aan reiskosten en medicijnen van de zijde van verdachte niet is betwist, zal de rechtbank het verzoek om die schade te vergoeden toewijzen. De rechtbank wijst dus een bedrag van € 71,73 aan materiële schade toe.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gevorderde immateriële schade (smartengeld) dat het recht daarop slechts bestaat voor zover de wet hierop een aanspraak geeft. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) somt limitatief op:
  • opzet om immateriële schade toe te brengen;
  • aantasting in de persoon door lichamelijk letsel, schade aan de eer en goede naam of op een andere wijze (zoals inbreuk op de persoonlijke levenssfeer);
  • bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
Gelet op de feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier naar voren komen, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 5] immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 2 bewezenverklaarde. Hiertoe overweegt de rechtbank in het bijzonder dat uit het dossier blijkt dat de woning van [slachtoffer 5] verbonden is met de winkel. De winkel is dus voor [slachtoffer 5] al jarenlang als een woning waarin hij zich veilig zou mogen voelen. Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 5] .
Het bedrag dat aan immateriële schade is gevorderd, is namens verdachte niet betwist. De rechtbank zal het verzoek om die schade te vergoeden dan ook toewijzen. Zij wijst dus een bedrag van € 1.600,- aan vergoeding ter zake geleden immateriële schade toe.
In totaal wijst de rechtbank dus een bedrag van € 1.671,73 aan schadevergoeding toe. Dit bedrag zal vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf 10 september 2015 tot de dag der algehele voldoening.
Nu verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57, 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
- veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstrafvan
30 maanden, waarvan
15 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd:
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook indien dat inhoudt dat veroordeelde verplicht wordt om zich op basis van een door het NIFP af te geven indicatiestelling klinisch te laten behandelen voor zijn drugsverslaving, een en ander gedurende maximaal de periode van de proeftijd;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 1.671,73, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 10 september 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 5] van € 1.671,73 bij niet betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 10 september 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil.
Beslag
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan verdachte:
1
STK GSM
SAMSUNG Gt-S7262
666943
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 september 2015 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een blikje drank (Bacardi-Cola), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam supermarkt 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft/hebben bestaan uit het dreigend tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 11 september 2015 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,
en/of
hij op of omstreeks 11 september 2015 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een blikje drank (Bacardi-Cola), in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [naam supermarkt 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 10 september 2015 te Gronsveld, in elk geval in de gemeente Eijsden-Margraten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
a.
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [naam supermarkt 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of
b.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 5] en/of [naam supermarkt 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 5] heeft gericht, althans aan voornoemde [slachtoffer 5] heeft getoond en/of (daarbij) op dreigende toon heeft gezegd: “Money, money, money”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 11 september 2015 in de gemeente Maastricht een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool (STI Tactical 4.15), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2015170545, gesloten d.d. 4 oktober 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 188.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] d.d. 10 september 2015, pagina’s 163 en 164.
3.Proces-verbaal bevindingen beelden [slachtoffer 5] d.d. 13 september 2015, pagina’s 103 tot en met 123.
4.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 13 september 2015, pagina’s 37 en 39.
5.Proces-verbaal aangifte d.d. 11 september 2015, pagina’s 83 en 84.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 11 september 2015, pagina’s 80 en 81, proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 11 september 2015, pagina’s 83 en 84, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , pagina’s 86 en 87, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] d.d. 11 september 2015, pagina’s 89 en 90, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 11 september 2015, pagina’s 91 en 92.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2015, pagina 64.
8.Kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering, pagina 58.
9.Proces-verbaal d.d. 25 september 2015, pagina’s 77 en 78.