ECLI:NL:RBLIM:2016:6623

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
03/659159-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van opzettelijk de blussing van brand verhinderen en poging tot zware mishandeling

Op 27 april 2014 te Vlodrop heeft de verdachte geprobeerd de blussing van een brand te verhinderen door een klinker in de richting van de aangever te gooien, terwijl deze bezig was met bluswerkzaamheden. De rechtbank heeft de zaak op 14 juli 2016 inhoudelijk behandeld, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangever in overweging genomen en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van beide feiten. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk de blussing van de brand heeft belemmerd en heeft geprobeerd de aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, zoals de panieksituatie en de beschonken toestand van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659169-14, 659170-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adres verdachte 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. Engwegen, advocaat kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juli 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:het blussen van een brand heeft belemmerd en/of verhinderd;
feit 2:heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat beide ten laste gelegde feiten worden bewezenverklaard.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs, nu de aangifte niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] kunnen daartoe niet dienen, nu de getuigen, gelet op de omstandigheden ter plaatse, niet hebben kunnen waarnemen dat verdachte degene was die heeft geduwd dan wel de steen heeft gegooid. Bovendien was verdachte niet in staat om een dergelijke steen op te tillen laat staan over de heg te gooien, aldus de raadsman.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde aangevoerde dat verdachte, gelet op alle omstandigheden, niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met het gooien van de steen zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] zou kunnen toebrengen.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Aangever [2] [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 27 april 2014 in zijn tuinhuis zat. Dit tuinhuis staat tegen de erfgrens van het perceel [adres verdachte 1] te Vlodrop. Op enig moment rook hij een sterke brand- of spirituslucht. Aangever zag vervolgens vuurvlammen in de aanbouw van perceel [huisnummer] . Hij klom op een ladder welke hij tegen de afrastering tussen zijn achtertuin en de achterzijde van perceel [huisnummer] had geplaats. Hij poogde vervolgens om vanaf de afrastering met een tuinslag via het geopende raam van perceel [huisnummer] water over het vuur te spuiten om zo de vlammen te doven. Vervolgens zag hij dat verdachte in zijn richting kwam lopen. Verdachte reikte met zijn handen richting aangever. Aangever spoot verdachte met een tuinslag in zijn gezicht. Vervolgens zag hij verdachte met een deel van een trottoirtegel (H-klinker) in zijn handen in zijn richting komen lopen. Verdachte gooide de klinker in de richting van het hoofd van aangever, die op dat moment nog op de ladder tegen de afrastering stond. Aangever kon de tegel ternauwernood ontwijken en zag dat deze vlak langs zijn hoofd voorbij vloog.
Getuige [getuige 1] [3] , zijnde de dochter van aangever, heeft verklaard dat zij op 27 april 2014 zag dat haar vader in de tuin met een tuinslag stond te sproeien. Zij haalde op zijn verzoek een trapladdertje en zette dat bij haar vader in de tuin. Zij hoorde dat er iemand kwam aanlopen en aan haar vader vroeg: “Waar ben je eigenlijk mee bezig”. Haar vader antwoordde: “Dit is niet normaal, ik probeer je alleen maar te helpen”. Zij zag vervolgens een klinker rakelings langs het gezicht van haar vader vliegen.
Ook getuige [getuige 4] heeft gezien dat aangever met de tuinslag aan het blussen was. Hij hoorde aangever zeggen: “Ik houd dit nat”. Hij hoorde later dat er onenigheid was ontstaan tussen verdachte en aangever. Hij heeft de buurvrouw nog horen roepen: “Gek, we willen alleen maar helpen”.
Getuige [getuige 3] [4] was die betreffende avond ook aanwezig bij de woning van aangever en heeft verklaard dat hij zag dat aangever doende was met bluswerkzaamheden door met behulp van een tuinslag water over de afrastering met perceel [huisnummer] te spuiten. Hij zag vervolgens de eigenaar van perceel [huisnummer] een (deel van een) klinker over de afrastering in de richting van aangever gooien. Dit voorwerp ging rakelings aan het hoofd van aangever voorbij.
De ter plaatse gekomen verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat hij met verdachte heeft gesproken. Hij heeft verdachte medegedeeld dat de brand redelijk onder controle was en dat deze niet was overgeslagen naar de bovenste verdieping van het pand. Verbalisant hoorde verdachte zeggen: “Wat mij betreft mag het helemaal af fikken. Ik heb liever dat het helemaal tegen de vlakte gaat dan maar een beetje schade. Iemand heeft mij ooit verteld dat het voor de verzekering beter is als het helemaal af fikt dan maar een beetje”.
De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 27 april 2014 te Vlodrop een klinker in de richting van [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl deze op een ladder stond en bezig was met bluswerkzaamheden.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 3] niet tot het bewijs kunnen bijdragen aangezien zij, gelet op de hoge en dichtbegroeide heg tussen de percelen van aangever en verdachte, niet hebben kunnen waarnemen door wie de steen werd gegooid. Immers uit de foto’s van de situatie ter plaatse (foto [bestandnaam 1] en [bestandnaam 2] , gevoegd bij het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 8 augustus 2014) blijkt dat de betreffende heg tussen de percelen van verdachte en aangever op 27 april 2014 niet zodanig dicht was begroeid dat deze waarnemingen van deze getuigen volledig heeft belemmerd.
Opzet van verdachte
De rechtbank leidt uit het feit dat verdachte een steen heeft gegooid naar aangever, terwijl deze stond te blussen, in combinatie met de opmerking van verdachte dat hij liever zag dat alles afbrandde, af dat verdachte met deze handelingen het opzet heeft gehad om het blussen van de brand te verhinderen.
De rechtbank acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich door het gooien met een dergelijke klinker richting het hoofd van een persoon die op dat moment op een ladder staat, willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer ernstig letsel zou oplopen en dat verdachte deze kans ook heeft aanvaard. Verdachte had immers het slachtoffer met deze steen niet alleen op zijn hoofd kunnen raken, hetgeen een kwetsbaar deel van het lichaam betreft, maar dit had ook tot gevolg kunnen hebben dat het slachtoffer van de trapladder was gevallen. Het enkele feit dat verdachte onder invloed van alcohol verkeerde, zoals door de raadsman aangevoerd, maakt dat niet anders.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Daarbij overweegt de rechtbank sprake is van een eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 27 april 2014 te Vlodrop de blussing van brand op enige wijze heeft verhinderd, immers heeft hij, verdachte, getracht de persoon, te weten [slachtoffer] , die bezig was, staande op een ladder, met het blussen van een brand in het pand [adres verdachte 1] , een klinker, in de richting van deze [slachtoffer] gegooid;
2.
op 27 april 2014 te Vlodrop, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een klinker in de richting van genoemde [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en feit 2:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk op enige wijze de blussing van brand verhinderen
en
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

5.De straf en/of de maatregel

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafoplegging gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn, de nadelige (financiële) gevolgen die de brand voor verdachte heeft gehad, de leeftijd en gezondheidstoestand van verdachte alsmede de omstandigheden ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Gelet op al deze omstandigheden heeft de raadsman verzocht de eis van de officier van justitie te matigen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft een steen gegooid naar zijn buurman, die probeerde een in de woning van verdachte ontstane brand te blussen. Daarmee heeft hij niet alleen het blussen belemmerd, maar heeft hij tevens geen enkel oog gehad voor de eventuele lichamelijke gevolgen die zijn handelen zou kunnen veroorzaken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheden ten tijde van het bewezenverklaarde, te weten: de panieksituatie rondom de brand en de beschonken toestand van verdachte, alsmede het feit dat verdachte blijkens zijn strafblad niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Tevens houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Het ten laste gelegde heeft twee jaar en drie maanden geleden plaatsgevonden, terwijl de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen.
Alles overwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar passend en geboden.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 55, 159, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2016.
Mr. S.V. Pelsser en mr D.C.I. van Delft zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 april 2014 te Vlodrop, in elk geval in de gemeente Roerdalen, de blussing van brand op enige wijze heeft verhinderd en/of belemmerd, immers heeft hij, verdachte, getracht de persoon, te weten [slachtoffer] , die bezig was, staande op een ladder, met het blussen van een brand in het pand [adres verdachte 1] , deze van de ladder af te duwen en/of heeft hij, verdachte, een klinker, in elk geval van een hard voorwerp in de richting van
deze [slachtoffer] gegooid;
2.
hij op of omstreeks 27 april 2014 te Vlodrop, in elk geval in de gemeente Roerdalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een klinker, in elk geval een hard voorwerp, in de richting van genoemde [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, Regionale Recherche, Forensische Opsporing, proces-verbaalnummer PL236E-2014036464, gesloten d.d. 8 augustus 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 171.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 28 april 2014, pagina 133-135.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 april 2014, pagina 139-140.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 april 2014, pagina 141-142.