ECLI:NL:RBLIM:2016:6580

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
03/700057-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot zware mishandeling en bedreiging van politieagenten met een auto tijdens een vluchtpoging na drugshandel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 19 juli 2016, staat de verdachte terecht voor meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder pogingen tot zware mishandeling en bedreiging van politieagenten. De zaak begon op 24 januari 2013, toen de verdachte, na het verkopen van ongeveer vijf gram heroïne aan twee personen, op de vlucht sloeg voor de politie. Tijdens deze vlucht ramde hij opzettelijk drie politieauto's, waarbij hij de inzittenden in gevaar bracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de agenten. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.A.Th.X. Vonken, en de zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 juli 2016. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de politieagenten bedreigde, maar ook daadwerkelijk schade toebracht aan hun voertuigen. De vorderingen van de benadeelde partijen voor immateriële schade werden niet toegewezen, omdat de psychische schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van achttien maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van anderhalf jaar. De verdachte werd ook een rijontzegging opgelegd voor een periode van twaalf maanden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/700057-13
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [geboortegegevens] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juli 2016. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Voorts zijn ter terechtzitting gehoord de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , alsmede hun gemachtigde M.A. Hermans. Laatstgenoemde is tevens de gemachtigde van de niet in persoon ter terechtzitting verschenen benadeelde partij [benadeelde partij 3] .

2.De tenlastelegging

De op grond van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:
- heeft geprobeerd twee politieambtenaren ( [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] ) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (feit 1A primair), dan wel deze politieambtenaren heeft bedreigd (feit 1A subsidiair);
- heeft geprobeerd een politieambtenaar ( [benadeelde partij 3] ) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (feit 1B-I) en/of deze politieambtenaar heeft bedreigd (feit 1B-II)
- heeft geprobeerd twee politieambtenaren ( [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] ) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (feit 1C-I) en/of deze politieambtenaren heeft bedreigd (feit 1C-II);
feit 2:
drie auto’s van de politie heeft vernield/beschadigd;
feit 3:
ongeveer vijf gram heroïne heeft verkocht;
feit 4:
gevaar/hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie acht feit 1 bewezen in die zin dat de verdachte:
  • heeft gepoogd om aan de verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met de door hem bestuurde auto tegen de stilstaande auto van beide verbalisanten te rijden (feit 1A primair);
  • verbalisant [benadeelde partij 3] heeft bedreigd door met de door hem bestuurde auto in te rijden op de auto van verbalisant [benadeelde partij 3] en door te proberen het voertuig van [benadeelde partij 3] van de weg te drukken (feit 1B-II);
  • heeft gepoogd om aan verbalisant [benadeelde partij 5] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [benadeelde partij 5] met de door hem bestuurde auto aan te rijden (feit 1C-I);
  • de verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] heeft bedreigd door met de door hem bestuurde auto meermalen de auto van beide verbalisanten te snijden (feit 1C-II).
Hiertoe heeft hij verwezen naar de bevindingen van de verbalisanten en het proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie acht feit 2 bewezen, gelet op de aangifte van vernieling en de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie acht feit 3 bewezen, gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , het aantreffen van en het onderzoek naar de heroïne en de bevindingen van de politie met betrekking tot de verkoop van de heroïne.
Ten aanzien van feit 4
De officier van justitie acht feit 4 bewezen en heeft hiervoor verwezen naar de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1. Hieraan heeft hij toegevoegd dat uit het proces-verbaal van politie blijkt dat er ten tijde van het feit fietsers in de buurt waren. Bovendien zijn op die locatie altijd fietsers en voetgangers aanwezig, aldus de officier van justitie.
Indien de rechtbank in haar oordeel afwijkt van uitdrukkelijk onderbouwde standpunten van de officier van justitie zal zij dit nader motiveren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van feit 1A primair en subsidiair. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte de auto van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] niet heeft gezien en de verdachte dan ook geen opzet heeft gehad om aan de verbalisanten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel om hen te bedreigen. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft de raadsman naar voren gebracht dat de afstand tussen de door de verdachte bestuurde auto en de auto van beide verbalisanten minder dan 25 meter moet zijn geweest en dat de verdachte lette op een andere auto, die opzij van verdachte reed.
De verdediging heeft verzocht de verdachte ook van feit 1B-I vrij te spreken. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte accelererend en/of met steeds toenemende, althans verhoogde snelheid tegen de linker achterzijde van het voertuig van verbalisant [benadeelde partij 3] is gereden, nu uit het dossier niet blijkt van schade aan de linker achterzijde van het voertuig. Hetgeen onder feit 1B wel kan worden bewezen levert geen poging tot zware mishandeling op. Wel is dit te kwalificeren als een bedreiging.
De verdediging heeft daarnaast verzocht de verdachte ook van feit 1C-I vrij te spreken. Hiertoe heeft hij naar voren gebracht dat de verklaring van de verdachte dat zijn voet van de koppeling is geschoten niet onaannemelijk is. Dit betekent dat hij geen opzet heeft gehad op het aanrijden van verbalisant [benadeelde partij 5] . Bovendien betwist de raadsman dat er een aanmerkelijk kans bestaat op zwaar lichamelijk letsel, indien een persoon op deze wijze (van korte afstand met beperkte snelheid) wordt aangereden.
De overige onder feit 1C tenlastegelegde handelingen leveren volgens de raadsman geen poging tot zware mishandeling op. Wel zijn de handelingen te kwalificeren als een bedreiging van de verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] .
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten 2, 3 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft de raadsman ten aanzien van feit 4 nog aangevoerd dat het rijden met een (te) hoge snelheid niet kan worden bewezen.
Indien de rechtbank in haar oordeel afwijkt van uitdrukkelijk onderbouwde standpunten van de verdediging zal zij dit nader motiveren.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Inleiding
Op 24 januari 2013 omstreeks 17:45 uur was de politie bezig met een actie ter bestrijding van de handel in verdovende middelen. Hierbij werden mogelijke kopers van verdovende middelen die met de trein vanuit België naar Nederland kwamen in Maastricht gevolgd. Op voornoemd tijdstip stapten twee personen, te weten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uit deze trein. Zij verlieten het [locatie] in Maastricht en liepen in de richting van de Maastrichtse wijk Randwyck. Tijdens deze wandeling belden zij meermalen met hun mobiele telefoon.
Vervolgens zou de verdachte
  • aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] heroïne hebben verkocht (feit 3);
  • hebben getracht te vluchten waarbij hij diverse auto’s van de politie zou hebben geramd en een verbalisante zou hebben aangereden (feit 1);
  • hierbij drie politieauto’s hebben beschadigd (feit 2);
  • bovendien gevaar/hinder op de weg hebben veroorzaakt (feit 4).
Daar feit 3 (de handel in verdovende middelen) chronologisch voorafgaat aan de overige feiten, zal de rechtbank hieronder eerst feit 3 bespreken en vervolgens - onder één kopje - de feiten 1, 2 en 4.
3.3.2
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Op 24 januari 2013 zag verbalisant [benadeelde partij 4] dat twee personen op de hoek [locatie] en [locatie] te Maastricht zwaaiden naar een personenauto van het merk Volkswagen Polo. Even later zagen de verbalisanten [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 2] dat de auto stopte ter hoogte van beide personen. Vervolgens stapten beiden in en reed de auto weg.
Bij de parkeerplaats van de [locatie] bracht de bestuurder van de Volkswagen Polo zijn voertuig tot stilstand en stapten eerder genoemde personen, een man en een vrouw, uit de auto.
Even later hield verbalisant [benadeelde partij 2] de vrouw, [medeverdachte 2] , aan. Verbalisant [benadeelde partij 4] hield de man, [medeverdachte 1] , aan. Op de plaats van de aanhouding zag verbalisant [benadeelde partij 4] een bolletje liggen: een condoom met een bruinkleurige inhoud. [2] Dit werd inbeslaggenomen. [3] Onderzoek wees uit dat het ging om 4,98 gram poeder, bevattende heroïne. [4]
Even later is de bestuurder van de Volkswagen Polo aangehouden. Dit betrof de verdachte, [verdachte] . [5]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij samen met een man in Maastricht is ingestapt in een Volkswagen Polo en dat die man een bolletje van ongeveer vijf gram heroïne heeft gekocht van de bestuurder van die auto. [6] Dit was op 24 januari 2013. [7]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 24 januari 2013 samen met een meisje het station in Maastricht uitliep en op een gegeven moment heeft gezwaaid naar een auto. Vervolgens zijn hij en het meisje in de auto gestapt en kocht hij voor 75 euro vijf gram heroïne van de bestuurder. [medeverdachte 1] deed de heroïne in een condoom. Toen de politie kwam heeft hij het condoom weggegooid. [8]
3.3.3
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in combinatie met het aantreffen van en het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] ongeveer vijf gram heroïne heeft gekocht van de bestuurder van de Volkswagen Polo. Uit de bevindingen van de politie blijkt dat die bestuurder de verdachte betrof.
De rechtbank acht feit 3 dan ook bewezen, zoals hieronder weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.3.4
De bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 [9]
Op 24 januari 2013 waren de verbalisanten [benadeelde partij 2] (inspecteur van politie) en [benadeelde partij 4] (hoofdagent van politie) werkzaam bij het Joint Hit Team in Maastricht. Naar aanleiding van een portofonische melding van collega’s begaven beide verbalisanten zich in de richting van de [locatie] . Zij zagen een Volkswagen Polo rijden met daarachter een auto met twee collega’s van het DOEN-team en een onopvallend dienstvoertuig van het Joint Hit Team met de verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] . Nadat de Volkswagen Polo was gestopt bij de parkeerplaatsen van de [locatie] en er twee personen uit de auto waren gestapt, draaide de bestuurder van de Volkswagen Polo zijn auto en reed terug naar de Universiteitssingel. De Volkswagen Polo werd gevolgd door de verbalisanten Trommelen en Stroucken. Omdat de verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] wilden overgaan tot de aanhouding van de inzittende(n) van de Volkswagen Polo reed verbalisant [benadeelde partij 4] zijn onopvallende dienstvoertuig naar de rijbaan voor het uitgaand verkeer om de doorgang te blokkeren en over te gaan tot aanhouding. Vervolgens zagen de verbalisanten dat de Volkswagen Polo op hen af kwam gereden en dat de bestuurder niet reageerde op de poging om de doorgang te blokkeren. De bestuurder van de Volkswagen Polo vermeerderde snelheid en ramde met zijn auto de rechterzijde van het dienstvoertuig, de zijde waar verbalisant [benadeelde partij 2] zat. De verbalisanten voelden dat hun voertuig door de klap dwars werd verplaatst. Vervolgens reed de bestuurder hard weg, linksaf de [locatie] op in de richting van het [locatie] . De Volkswagen Polo werd gevolgd door de verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] . [10]
De verbalisanten [benadeelde partij 1] ( [functie] van politie) en [benadeelde partij 5] ( [functie] van politie) hebben gezien dat de auto van de verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] werd geramd door de Volkswagen Polo. Zij hebben immers het volgende gerelateerd.
De verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] , eveneens werkzaam bij het Joint Hit Team te Maastricht, reden op 24 januari 2013 de [locatie] te Maastricht in om de Volkswagen Polo met het kenteken [nummer] te blokkeren. De bestuurder reed echter snel weg en ontweek de blokkade. Vervolgens zagen zij dat op de hoek met de [locatie] een aldaar staand politievoertuig met hoge snelheid werd geramd door de Volkswagen Polo. Het dienstvoertuig verschoof door de klap. Hierop zetten de verbalisanten de achtervolging in. De Volkswagen Polo sloeg linksaf de [locatie] in. Gekomen ter hoogte van een midden geleiding zagen de verbalisanten dat een van de dienstvoertuigen tweemaal door de Volkswagen Polo werd geramd. De bestuurder stopte niet, waardoor er een gevaarlijke situatie ontstond voor andere weggebruikers.
De verbalisanten zagen dat de Volkswagen Polo naar aanleiding van de aanrijdingen schade had opgelopen. Het rechter voorwiel was beschadigd en er kwamen vonken van het rechter voorwiel af. De Volkswagen Polo ging van links naar rechts over de gehele rijbaan. Gekomen op de [locatie] zagen de verbalisanten dat de auto linksaf de [locatie] inreed. Verbalisant [benadeelde partij 1] was voornemens de Volkswagen Polo in te halen. Op de [locatie] haalde verbalisant [benadeelde partij 1] eerst het voor hen rijdende dienstvoertuig in. De bestuurder van de Volkswagen Polo blokkeerde de ruimte aan de linkerzijde door naar links te sturen. Even later zette verbalisant [benadeelde partij 1] opnieuw een inhaalmanoeuvre in. Op het moment dat hij en [benadeelde partij 5] naast de Volkswagen Polo reden, zagen zij dat de bestuurder van deze auto met beide handen aan zijn stuur trok naar links en wederom naar links kwam waardoor een aanrijding ontstond. Dit deed de bestuurder tot tweemaal toe. Uiteindelijk lukte het verbalisant [benadeelde partij 1] om voor de Volkswagen Polo te komen en deze klem te zetten. De verbalisanten verlieten de auto om de bestuurder aan te houden. Verbalisant [benadeelde partij 1] liep achter het dienstvoertuig om. Op dat moment hoorde hij dat de bestuurder gas gaf en zag hij dat de Volkswagen Polo naar voren reed, terwijl verbalisant [benadeelde partij 5] aan de voorzijde van de Volkswagen Polo liep.
Op het moment dat verbalisant [benadeelde partij 5] uit het voertuig stapte en via de voorzijde van de Volkswagen Polo naar de bijrijderskant wilde lopen, hoorde zij dat de bestuurder gas gaf en dat de auto hoge toeren maakte. Vervolgens voelde zij dat zij door de auto werd geraakt. Zij kwam op de motorkap terecht en viel daarna op het wegdek of het trottoir. [benadeelde partij 5] stond op en rende in de richting van de bestuurder die weg wilde rennen van de Volkswagen Polo. [benadeelde partij 5] voelde op dat moment dat zij een schoen kwijt was. Vervolgens is de bestuurder aangehouden. Dit betrof verdachte [verdachte] . [11]
Ook verbalisant [benadeelde partij 3] ( [functie] van politie) was hierbij betrokken. Hij heeft het volgende gerelateerd.
Verbalisant [benadeelde partij 3] was op 24 januari 2013 werkzaam bij het Joint Hit Team. Hij reed in een onopvallend dienstvoertuig, een Mitsubishi Galant, op de [locatie] en had zicht op de Volkswagen Polo met kenteken [nummer] . Hij zag dat meerdere onopvallende dienstvoertuigen de Volkswagen Polo probeerden in te sluiten. Vanaf een afstand zag hij dat de auto al slingerend tussen de dienstvoertuigen probeerde te ontkomen. De auto reed hard en slingerend weg, de [locatie] op. De Volkswagen Polo kwam verbalisant [benadeelde partij 3] tegemoet gereden. Verbalisant [benadeelde partij 3] ging op de linkerrijstrook rijden en seinde meermalen met groot licht naar de Volkswagen Polo om de bestuurder ervan te attenderen op zijn voertuig. Vervolgens versperde de verbalisant de linkerrijstrook door naar rechts te sturen en te stoppen. Hij stond helemaal stil, diagonaal op de linkerrijstrook. De afstand tussen [benadeelde partij 3] en de Volkswagen Polo was ruim genoeg voor de bestuurder van de Polo om ruim op tijd te stoppen, dan wel uit te wijken. De Volkswagen Polo bleef aanvankelijk recht op [benadeelde partij 3] afrijden en kwam even later tot stilstand. De bestuurder van de Volkswagen Polo kon vervolgens wegrijden. De auto slingerde erg. Verbalisant [benadeelde partij 3] volgde de Volkswagen Polo en probeerde deze links in te halen om hem de weg af te snijden en hem tot stoppen te dwingen. Op het moment dat hij links naast de auto reed, zag hij dat de Volkswagen Polo abrupt naar links stuurde en de auto van [benadeelde partij 3] hierbij ramde. Zij naderden een middengeleiding op de [locatie] waar twee personen fietsten. De Volkswagen Polo passeerde de fietsers rakelings en ongecontroleerd.
Vervolgens reed de Volkswagen Polo naar de [locatie] en sloeg daar linksaf. De vuurvonken kwamen van de rechtervoorvelg af.
Even later zag verbalisant [benadeelde partij 3] dat een dienstvoertuig van het merk Volkswagen Golf hem op de [locatie] passeerde en de Volkswagen Polo wilde inhalen. Hij zag dat de Polo naar links stuurde op het moment dat de Golf links naast hem reed. De Volkswagen Golf werd hierbij geramd. Het lukte de bestuurder van de Volkswagen Golf om de Polo in te halen en vervolgens naar rechts te rijden om de Polo tot stoppen te dwingen. De Volkswagen Polo stond ingesloten tussen de Volkswagen Golf en de auto van verbalisant [benadeelde partij 3] . Hierop zag hij dat de remlichten van de Volkswagen Polo uitgingen, de auto een stuk vooruit reed en vervolgens de Volkswagen Golf rechtsvoor aanreed. Even later zag verbalisant [benadeelde partij 3] dat zijn collega’s [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] de bestuurder bij zijn kleding vasthielden. [12]
De verbalisanten [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] hebben naar aanleiding hiervan aangifte gedaan.
[benadeelde partij 2] deed onder meer aangifte van poging tot zware mishandeling. [13]
[benadeelde partij 3] deed onder meer aangifte van bedreiging en verklaarde dat hij zich bedreigd voelde omdat de bestuurder van de Volkswagen Polo opzettelijk tegen zijn dienstauto reed. [14]
[benadeelde partij 1] deed onder meer aangifte van bedreiging en verklaarde dat hij zich door het hele gebeuren bedreigd heeft gevoeld. [15]
[benadeelde partij 5] deed onder meer aangifte van poging tot zware mishandeling en bedreiging. [16]
Uit nader forensisch onderzoek door de VerkeersOngevalAnalyse is het volgende gebleken.
Bij het incident waren de volgende personenauto’s betrokken:
  • een personenauto van het merk/type Volkswagen Polo met kenteken [nummer] ;
  • een personenauto van het merk/type Volkswagen Passat met kenteken [nummer] ;
  • een personenauto van het merk/type Mitsubishi Galant met kenteken [nummer] ;
  • een personenauto van het merk/type Volkswagen Golf met kenteken [nummer] .
Het incident ving aan op een weg die deel uitmaakt van de [locatie] en toegang biedt tot een middels slagbomen afgesloten parkeerterrein van de [locatie] . Deze weg sluit haaks op de [locatie] aan. (plaats incident 1) In de rechter inham op plaats incident 1 werd de Volkswagen Passat aangetroffen. De achterzijde was in de richting van de [locatie] gericht.
Het vervolg van het incident vond zijn einde op de [locatie] te Maastricht (plaats incident 2). Op de rechter rijstrook op plaats incident 2 werd de Volkswagen Golf aangetroffen. De voorzijde ervan was schuin naar rechts in de richting van de [locatie] gekeerd. Rechts naast en parallel aan de Golf werd de Volkswagen Polo aangetroffen. Het rechter voorwiel bevond zich tegen een betonnen opsluitband aan de rechterzijde van de weg. De linker voorzijde bevond zich tegen het geopende rechter voorportier van de Golf. Achter de Polo werd de Mitsubishi Galant aangetroffen.
Alle vier de auto’s vertoonden recente schade:
  • Met betrekking tot de Volkswagen Passat:
  • Met betrekking tot de Mitsubishi Galant:
  • Met betrekking tot de Volkswagen Golf:
  • Met betrekking tot de Volkswagen Polo, blauw van kleur:
Op 30 januari 2013 heeft [naam] namens de regiopolitie Limburg-Zuid driemaal aangifte gedaan van vernieling van een dienstauto. In de eerste plaats ten aanzien van een personenauto van het merk/type Mitsubishi Galant met kenteken [nummer] . [19] In de tweede plaats ten aanzien van een personenauto van het merk/type Volkswagen Golf met kenteken [nummer] [20] In de derde plaats ten aanzien van een personenauto van het merk/type Volkswagen Passat met kenteken [nummer] . [21] De vernielingen zouden zijn gepleegd op 24 januari 2013 tijdens een drugsactie te Maastricht door de bestuurder van een Volkswagen Polo met kenteken [nummer] . De auto’s zijn eigendom van de politie Eenheid Limburg. [22]
3.3.5
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
3.3.5.1
Ten aanzien van feit 1A
Op grond van de bevindingen van de verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] , de aangifte van verbalisant [benadeelde partij 2] , de bevindingen van de verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] en het proces-verbaal van de VerkeersOngevalAnalyse stelt de rechtbank vast dat:
  • de verbalisanten [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 2] zaten in het door [benadeelde partij 4] bestuurde dienstvoertuig van het merk/type Volkswagen Passat;
  • verbalisant [benadeelde partij 4] probeerde de doorgang voor de door de verdachte bestuurde personenauto van het merk/type Volkswagen Polo te blokkeren;
  • de verdachte op de Volkswagen Passat af reed, snelheid vermeerderde en vervolgens de rechterzijde van de Volkswagen Passat ramde;
  • de Volkswagen Passat hierdoor dwars werd verplaatst.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte de Volkswagen Passat niet heeft gezien, omdat hij op dat moment lette op een andere auto. Om die reden zou bij hem het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dan wel op de bedreiging van de verbalisanten hebben ontbroken.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (primair) of het bedreigen van een ander (subsidiair) - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank stelt vast dat uit de gedragingen van de verdachte naar voren komt dat hem er alles aan was gelegen om aan de politie te ontkomen. Zo heeft hij eerst de blokkade van de verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] ontweken en is hij, na het rammen van de auto van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] , niet gestopt. Op zijn vlucht heeft hij diverse auto’s geramd. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de botsing met de Volkswagen Passat gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. De stelling van de verdediging dat de verdachte de Volkswagen Passat niet heeft gezien acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is gelet op hetgeen zij hierboven heeft vastgesteld van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen - het met toenemende snelheid tegen de rechterzijde van een stilstaande auto rijden waardoor deze wordt verplaatst - willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de inzittenden van deze auto zwaar lichamelijk letsel oplopen.
Gelet hierop acht de rechtbank feit 1A primair bewezen, zoals hieronder weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.3.5.2
Ten aanzien van feit 1B
Op grond van de bevindingen van verbalisant [benadeelde partij 3] , de aangifte van deze verbalisant, de bevindingen van de verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] en het proces-verbaal van de VerkeersOngevalAnalyse stelt de rechtbank vast dat:
  • verbalisant [benadeelde partij 3] de bestuurder was van het dienstvoertuig van het merk/type Mitsubishi Galant;
  • verbalisant [benadeelde partij 3] met zijn auto diagonaal op de linkerrijstrook ging staan en op die wijze deze rijstrook versperde voor de door de verdachte bestuurde personenauto van het merk/type Volkswagen Polo;
  • de verdachte met zijn auto recht op [benadeelde partij 3] af reed;
  • de verdachte de auto van verbalisant [benadeelde partij 3] voorbij reed en dat verbalisant [benadeelde partij 3] de achtervolging inzette;
  • verbalisant [benadeelde partij 3] vervolgens probeerde de auto van de verdachte links in te halen;
  • de verdachte de auto van [benadeelde partij 3] toen tweemaal ramde door naar links te sturen;
  • verbalisant [benadeelde partij 3] zich door verdachtes handelingen bedreigd voelde.
Hoewel verbalisant [benadeelde partij 3] heeft verklaard dat de verdachte tegen de linker achterzijde van zijn dienstauto is gereden op het moment dat hij, [benadeelde partij 3] , de linkerrijstrook versperde, acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte accelererend en/of met steeds toenemende, althans verhoogde snelheid tegen de linker achterzijde van de auto is aangereden en/of gebotst waardoor het voertuig gedeeltelijk werd verplaatst. Aan de achterzijde van de Mitsubishi Galant is immers geen schade waargenomen. Als er al sprake is geweest van een botsing, dan kan het nooit hard zijn gegaan. Van dit onderdeel zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Onder feit 1B-I is tenlastegelegd de poging tot zware mishandeling van verbalisant [benadeelde partij 3] . In aanmerking genomen wat de rechtbank hierboven al heeft uiteengezet over voorwaardelijk opzet en de aanmerkelijke kans, is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarvoor is onvoldoende bekend over de snelheid waarmee ten tijde van het rammen van de auto van [benadeelde partij 3] is gereden en de gevaarzetting ervan. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van feit 1B-I.
Op grond van de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden acht de rechtbank de onder 1B-II tenlastegelegde bedreiging met zware mishandeling wel bewezen, zoals hieronder weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.3.5.3
Ten aanzien van feit 1C
Op grond van de bevindingen van de verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] , de aangiftes van beide verbalisanten, de bevindingen van verbalisant [benadeelde partij 3] en het proces-verbaal van de VerkeersOngevalAnalyse stelt de rechtbank vast dat:
  • de verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] zaten in de door [benadeelde partij 1] bestuurde personenauto van het merk/type Volkswagen Golf;
  • deze verbalisanten de door de verdachte bestuurde personenauto van het merk/type Volkswagen Polo achtervolgden;
  • Trommelen op enig moment met zijn auto links naast de auto van de verdachte reed;
  • de verdachte toen tweemaal naar links stuurde waarbij hij de auto van de verbalisanten ramde;
  • verbalisant [benadeelde partij 1] even later de auto van de verdachte heeft klemgereden;
  • verbalisant [benadeelde partij 5] ter aanhouding van de verdachte liep tussen de dienstauto en de auto van de verdachte;
  • op dat moment de remlichten van verdachtes auto doofden, de verdachte gas gaf, de auto toeren maakte en vervolgens verbalisant [benadeelde partij 5] is aangereden, waardoor zij via de motorkap op de grond viel;
  • beide verbalisanten zich door verdachtes handelingen bedreigd voelden.
Onder feit 1C-I is tenlastegelegd de poging tot zware mishandeling van de verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] . In aanmerking genomen wat de rechtbank hierboven al heeft uiteengezet over voorwaardelijk opzet en de aanmerkelijke kans, is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door het rammen van de auto van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] . Daarvoor is onvoldoende bekend over de snelheid waarmee ten tijde van het rammen van de auto van de verbalisanten is gereden en de gevaarzetting ervan. In zoverre zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van feit 1C-I.
Op grond van de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wel bewezen dat de verdachte door dit rammen van de auto van de verbalisanten, de verbalisanten heeft bedreigd met zware mishandeling (feit 1C-II), zoals hieronder weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
Onder feit 1C-I is echter ook de poging tot zware mishandeling van verbalisant [benadeelde partij 5] tenlastegelegd door haar aan te rijden op het moment dat zij voor de auto van de verdachte liep.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte verbalisant [benadeelde partij 5] niet opzettelijk heeft aangereden, maar dat zijn voet van de koppeling is geschoten, waardoor de auto naar voren reed. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op het moment van de aanrijding de rem losliet, gas gaf en de auto toeren liet maken. Dit strookt niet met hetgeen de verdediging hieromtrent heeft aangevoerd. Het wijst er juist op dat de verdachte bewust naar voren is gereden en daarbij verbalisant [benadeelde partij 5] heeft aangereden.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat het opzet op zware mishandeling niet kan worden bewezen, nu geen sprake zou zijn geweest van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De afstand tussen de auto van de verdachte en verbalisant [benadeelde partij 5] zou hiervoor te klein zijn geweest en de snelheid van de auto te laag.
In aanmerking genomen wat de rechtbank hierboven al heeft uiteengezet over voorwaardelijk opzet en de aanmerkelijke kans, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat verbalisant [benadeelde partij 5] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de motor van verdachtes auto hoge toeren maakte en dat de auto met zoveel kracht naar voren reed dat verbalisant [benadeelde partij 5] op de motorkap terechtkwam en haar schoen verloor.
3.3.5.4
Ten aanzien van feit 2
Op grond van de bevindingen van de verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] , de bevindingen van verbalisant [benadeelde partij 3] en de bevindingen van de verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] , alsmede gelet op het proces-verbaal van de VerkeersOngevalAnalyse en de aangiftes van [naam] , acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de drie in de tenlastelegging genoemde auto’s opzettelijk en wederrechtelijk heeft beschadigd, zoals hieronder is weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.3.5.5
Ten aanzien van feit 4
Op grond van de bevindingen van de verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] , de bevindingen van verbalisant [benadeelde partij 3] en de bevindingen van de verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] , alsmede gelet op het proces-verbaal van de VerkeersOngevalAnalyse acht de rechtbank bewezen dat de verdachte gevaar en hinder op de weg heeft veroorzaakt, zoals hieronder is weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte telkens met een voor de situatie te hoge snelheid heeft gereden. De verdachte had immers niet mogen wegrijden en vluchten voor de politie.
Het had voor verdachte, uit de gedragingen van de politie duidelijk moeten zijn dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de politie was dat hij uiteindelijk, na het verminderen van zijn snelheid, zou stoppen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
A primair
op 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 2] ( [functie] van politie) en aan [benadeelde partij 4] ( [functie] van politie) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto (accelererend en met toenemende snelheid) tegen de rechterzijde van een dwars geplaatst en stilstaand (hem, verdachte, de weg blokkerend) voertuig (auto) met daarin zittend die [benadeelde partij 2] en die [benadeelde partij 4] is gebotst (waardoor dat voertuig verplaatst werd), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
B-II
op 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht [benadeelde partij 3] ( [functie] van politie) heeft bedreigd met zware mishandeling, door met opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto rijdend en/of plotseling en onverwacht van rijstrook/rijbaan/rijlijn veranderend getracht heeft dat ook rijdende voertuig met daarin zittend die [benadeelde partij 3] van de weg te drukken, althans tegen de zijkant van dat ook rijdende voertuig met daarin zittend die [benadeelde partij 3] is gereden op het moment waarop die [benadeelde partij 3] doende was hem, verdachte, in te halen;
en
C-I
op 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 5] ( [functie] van politie) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto, toen de door hem, verdachte, bestuurde auto tot stilstand was gekomen en toen de auto waarin die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 5] gezeten hadden tot stilstand gekomen was, met dat opzet gas heeft gegeven (waardoor de motor hoorbaar hoge toeren maakte) en zijn voet van het rempedaal heeft gehaald en zijn voet van de koppeling heeft gehaald terwijl de motor van de auto nog liep en de auto nog in een versnelling stond en daardoor/daarmee de auto (snel en onverwacht en onaangekondigd) voorwaarts heeft bewogen tot op de plek waar die [benadeelde partij 5] , die inmiddels uitgestapt was, zich bevond, waardoor die [benadeelde partij 5] werd aangereden en via de motorkap op de grond ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
C-II
op 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht [benadeelde partij 1] ( [functie] van politie) en [benadeelde partij 5] ( [functie] van politie) meermalen heeft bedreigd met zware mishandeling, door telkens met opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto plotseling en onverwacht van rijstrook/rijbaan/rijlijn veranderend getracht heeft een rijdend voertuig (auto) met daarin zittend die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 5] van de weg te drukken, althans tegen de zijkant van dat rijdende voertuig met daarin zittend die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 5] te rijden op het moment waarop die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 5] doende waren hem, verdachte, in te halen;
feit 2
op 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een Volkswagen Golf ( [nummer] ) en een Volkswagen Passat ( [nummer] ) en een Mitsubishi Galant ( [nummer] ), toebehorende aan de Politie Eenheid Limburg, heeft beschadigd;
feit 3
op 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van ongeveer 5 gram heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4
op 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg ( [locatie] en [locatie] en [locatie] en [locatie] ),
- met een voor die situaties te hoge snelheid heeft gereden en
- met een lekke band en slingerend en ongecontroleerd heeft gereden en
- meermalen tegen een andere personenauto is gereden en/of gebotst en
- meermalen getracht heeft een andere personenauto van de weg te drukken en zich meermalen op de weghelft voor het tegemoet komende verkeer heeft bevonden en
- [benadeelde partij 5] ( [functie] van politie) heeft aangereden,
door welke gedragingen van verdachte telkens gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg telkens werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
- A primair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd en
- B-II: bedreiging met zware mishandeling en
- C-I: poging tot zware mishandeling en
- C-II: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
feit3
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie neemt het de verdachte erg kwalijk dat hij koste wat kost heeft geprobeerd te vluchten voor de politie, waarbij hij bewust drie politieauto’s, met inzittenden, heeft geramd en een verbalisant heeft aangereden. De drie politieauto’s zijn hierdoor beschadigd en het verkeer is daarbij in gevaar gebracht. Daarnaast heeft de verdachte heroïne verkocht.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf past bij het kaliber van deze zaak. In beginsel acht de officier van justitie voor de feiten 1, 2 en 3 een gevangenisstraf van twee jaar passend. Gelet op het tijdsverloop heeft hij zijn strafeis gematigd.
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen:
  • een gevangenisstraf van achttien maanden voor de feiten 1, 2 en 3;
  • een hechtenis van vier weken voor feit 4;
  • een rijontzegging van telkens een half jaar voor de feiten 1A en 1B;
  • een rijontzegging van telkens een jaar voor de feiten 1C en 4.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat het aanvankelijk ingevorderde en ingehouden rijbewijs van de verdachte door een fout van het openbaar ministerie ongeveer tweeënhalf jaar kwijt is geweest. Deze tijd zou afgetrokken dienen te worden van de duur van de op te leggen rijontzegging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om niet de door de officier van justitie gevorderde straf op te leggen, ook niet indien de rechtbank komt tot dezelfde bewezenverklaring als de officier van justitie. Zij heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de volgende omstandigheden:
  • Er is sprake van een tijdsverloop van ongeveer drieënhalf jaar tussen de aanhouding van de verdachte en het wijzen van het vonnis.
  • De verbalisanten [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben geen letsel opgelopen.
  • De verdachte is zijn rijbewijs al tweeënhalf jaar kwijt geweest, terwijl het onlangs opnieuw is ingehouden, kennelijk vanwege deze zaak.
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte, in geval van strafoplegging, geen gevangenisstraf en hechtenis op te leggen, maar een (forse) taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 24 januari 2013 verkocht de verdachte een kleine hoeveelheid heroïne aan twee Belgen die voor dat doel met de trein naar Maastricht waren gekomen. Hierop wilde de politie de verdachte aanhouden. De verdachte is vervolgens met zijn auto op de vlucht geslagen, waarbij hij zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks ernstige strafbare feiten. Hierbij heeft hij angst gezaaid en een spoor van vernielingen achtergelaten. Eerst is hij met volle vaart tegen een als zodanig onherkenbare politieauto gereden die hem de weg blokkeerde. Vervolgens is hij door twee politievoertuigen achtervolgd en heeft hij deze, op het moment dat ze de auto van de verdachte wilden inhalen, van de zijkant geramd. Uiteindelijk is de verdachte tot stoppen gedwongen en stapten twee politieagenten uit om hem aan te houden. Hierop heeft hij een van de agenten aangereden.
Hoewel de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten alle misdrijven zijn, is de ernst van verdachtes handelen vooral gelegen in zijn nietsontziende rijgedrag. De strafmodaliteit en strafmaat zijn dan ook met name gebaseerd op feit 1. Met zijn rijgedrag heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij koste wat kost wilde ontkomen aan de politie. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij niet wist dat het om politie ging en dat hij dacht dat het om vijanden ging, die het eerder op hem hadden gemunt. De rechtbank hecht echter geen geloof aan deze verklaring, nu uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat de verdachte ten tijde van de verkoop van verdovende middelen heeft gezegd dat hij het vermoeden had dat hij door de politie werd gevolgd.
Hoewel het rijgedrag van de verdachte uiteindelijk, voor zover de rechtbank kan vaststellen, geen ernstig letsel tot gevolg heeft gehad - een omstandigheid die zeker niet aan verdachte te danken is - heeft zijn gedrag wel degelijk gevolgen gehad. Er is schade aan de verschillende politievoertuigen. Daarnaast hebben de verbalisanten momenten van angst en machteloosheid gekend en heeft verbalisant [benadeelde partij 5] wel degelijk letsel opgelopen.
Voor voornoemde feiten volstaat naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf dan een gevangenisstraf.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank acht in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren in deze zaak passend en geboden.
Naast een gevangenisstraf is naar het oordeel van de rechtbank ook het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid aan de orde met name omdat verdachte zijn auto als geweldsinstrument heeft ingezet jegens de verbalisanten en daarbij zeer gevaar zettend rijgedrag heeft getoond. De rechtbank acht voor feit 1 een rijontzegging van twaalf maanden op zijn plaats. De rechtbank vertrouwt erop dat de tijd die de verdachte zijn rijbewijs na de invordering en inhouding ervan niet alleen formeel, maar ook feitelijk kwijt is geweest, wordt afgetrokken bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde rijontzegging.
Gelet op de op te leggen straffen voor de feiten 1, 2 en 3 en het feit dat de onder feit 4 bewezenverklaarde gedragingen voor een groot deel samenvallen met de onder feit 1 bewezenverklaarde gedragingen, zal de rechtbank voor feit 4, een overtreding, geen straf of maatregel opleggen.
Zowel de officier van justitie als de raadsman heeft naar voren gebracht dat rekening dient te worden gehouden met het lange tijdsverloop in deze zaak. De rechtbank verstaat dit als een beroep op overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de termijn in deze zaak aangevangen op 24 januari 2013, de dag dat de verdachte op heterdaad is aangehouden en in verzekering is gesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak geen sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden. De verdediging heeft weliswaar verzocht om het horen van twee buitenlandse getuigen, maar de tijd die gemoeid is geweest met het horen van deze getuigen kan niet aan de verdediging worden tegengeworpen.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
Gelet op de aanvang van de redelijke termijn op 24 januari 2013, het eindvonnis van 19 juli 2016 en de afwezigheid van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak overschreden met ongeveer anderhalf jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen gevangenisstraf tot gevolg moet hebben. In plaats van een gevangenisstraf van twee jaar, zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf van achttien maanden opleggen.

7.De benadeelde partijen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben ieder een schadevergoeding gevorderd van € 450,00 aan immateriële schadevergoeding terzake van feit 1.
Aanvankelijk heeft ook [benadeelde partij 5] zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Ter terechtzitting heeft haar gemachtigde, [benadeelde partij 6] , deze vordering echter ingetrokken.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregelen op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen, dan wel de benadeelde partijen in hun vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat zij geen letsel hebben opgelopen en dat de onderbouwing voor de psychische gevolgen onvoldoende is.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben de vergoeding van immateriële schade gevorderd. Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank dat in het geval dat geen sprake is van fysiek letsel - zoals hier aan de orde - slechts in een beperkt aantal gevallen een vergoeding voor immateriële schade kan worden toegekend. Deze gevallen zijn limitatief in de wet opgesomd (artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Uit het voegingsformulier blijkt dat de benadeelde partijen zich angstig en/of machteloos hebben gevoeld. De rechtbank begrijpt dat de bewezenverklaarde feiten een grote impact op de benadeelde partijen hebben gehad en dat zij de negatieve gevoelens van angst en machteloosheid graag op de verdachte zouden willen verhalen. De wet stelt echter strenge eisen aan het verhalen (op daders) van deze negatieve gevoelens. Verhaal is alleen dan mogelijk als er sprake is van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan is slechts sprake indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De enkele stelling dat sprake is van dergelijke gevolgen is onvoldoende. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd en voor zover het wel de bedoeling van de benadeelde partij was die gevolgen aan te voeren, zijn deze onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen dan ook niet toewijzen.
Omdat de rechtbank de benadeelde partijen in de gelegenheid wil stellen om hun vorderingen, nader onderbouwd, aan de burgerlijke rechter voor te leggen, zal zij de vorderingen niet afwijzen, maar niet-ontvankelijk verklaren.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank aan de verdachte niet de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

Op de beslaglijst staan vier voorwerpen, te weten drie gsm’s en een geldbedrag van € 504,00. Nu uit het dossier blijkt dat het inbeslaggenomen geldbedrag € 504,10 bedraagt, zal de rechtbank uitgaan van laatstgenoemd bedrag.
Van het inbeslaggenomen geldbedrag zal de rechtbank € 75,00 verbeurdverklaren. Dit bedrag is hiervoor vatbaar, omdat het aan de verdachte toebehoort en hij het door middel van het strafbare feit onder 3 heeft verkregen. De rechtbank zal gelasten dat het resterende bedrag aan de verdachte wordt teruggegeven.
Ook de inbeslaggenomen telefoons zullen worden verbeurdverklaard. De telefoons van het merk Nokia zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat zij aan de verdachte toebehoren en feit 3 is begaan of voorbereid met behulp van deze telefoons. Ook de telefoon van het merk Samsung zal worden verbeurdverklaard, nu deze toebehoort aan [medeverdachte 2] en eveneens is gebruikt voor het begaan of voorbereiden van feit 3, terwijl [medeverdachte 2] hiervan op de hoogte was.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9a, 33, 33a, 45, 57, 62, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 5, 177 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde onder 1 (A primair, B-II, C-I en C-II), 2, 3 en 4 bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf van 18 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 12 maanden ten aanzien van feit 1;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde naar aanleiding van het bepaalde in artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop deze straf ingaat, feitelijk ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht;
Geen straf of maatregel
- bepaalt dat voor feit 4 geen straf of maatregel zal worden opgelegd;
Benadeelde partijen ten aanzien van feit 1
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 3] , woonplaats kiezende te Maastricht, niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partij, [benadeelde partij 3] , in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , woonplaats kiezende te Maastricht, niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2] , woonplaats kiezende te Maastricht, niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
  • een geldbedrag van 75 euro (goednummer 2167498);
  • een gsm van het merk Nokia (goednummer 2167489);
  • een gsm van het merk Nokia (goednummer 2167491);
  • een gsm van het merk Samsung (goednummer 2167506);
- gelast de teruggave van het volgende inbeslaggenomen voorwerp aan de verdachte:
- een geldbedrag van 429,10 euro (goednummer 2167498).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juli 2016.
Buiten staat
Mr. M.J.M. Goessen en mr. D.C.I. van Delft zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
A primair
hij op of omstreeks 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 2] ( [functie] van politie) en/of aan [benadeelde partij 4] ( [functie] van politie) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto (plotseling en/of onverwacht accelererend en/of met verhoogde/toenemende snelheid) tegen de rechterzijde van een dwars geplaatst en/of stilstaand (hem, verdachte, de weg blokkerend) voertuig (auto) met daarin zittend die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 4] is aangereden en/of gebotst (waardoor dat voertuig grotendeels verplaatst werd), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
A subsidiair
hij op of omstreeks 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht [benadeelde partij 2] ( [functie] van politie) en/of [benadeelde partij 4] ( [functie] van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto (plotseling en/of onverwacht accelererend en/of met verhoogde/toenemende snelheid) tegen de rechterzijde van een dwars geplaatst en/of stilstaand (hem, verdachte, de weg blokkerend) voertuig (auto) met daarin zittend die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 4] aan te rijden en/of te botsen (waardoor dat voertuig grotendeels verplaatst werd);
en/of
B-I
hij op of omstreeks 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 3] ( [functie] van politie) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto (accelererend en/of met steeds toenemende, althans verhoogde snelheid) tegen de linker achterzijde van een stilstaand (hem, verdachte de weg blokkerend) voertuig (auto) met daarin zittend die [benadeelde partij 3] is aangereden en/of gebotst (waardoor dat voertuig gedeeltelijk werd verplaatst) en/of (vervolgens/daarna) rijdend en/of plotseling en onverwacht van rijstrook/rijbaan/rijlijn veranderend getracht heeft dat ook rijdende voertuig met daarin zittend die [benadeelde partij 3] van de weg te drukken, althans tegen de zijkant van dat ook rijdende voertuig met daarin zittend die [benadeelde partij 3] is gereden en/of gebotst op het moment waarop die [benadeelde partij 3] doende was hem, verdachte, in te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
B-II
hij op of omstreeks 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht [benadeelde partij 3] ( [functie] van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto (accelererend en/of met steeds toenemende, althans verhoogde snelheid) tegen de linker achterzijde van een stilstaand (hem, verdachte, de weg blokkerend) voertuig (auto) met daarin zittend die [benadeelde partij 3] aan te rijden en/of te botsen (waardoor dat voertuig gedeeltelijk werd verplaatst) en/of (vervolgens/daarna) rijdend en/of plotseling en onverwacht van rijstrook/rijbaan/rijlijn veranderend getracht heeft dat ook rijdende voertuig met daarin zittend die [benadeelde partij 3] van de weg te drukken, althans tegen de zijkant van dat ook rijdende voertuig met daarin zittend die [benadeelde partij 3] is gereden en/of gebotst op het moment waarop die [benadeelde partij 3] doende was hem, verdachte, in te halen;
en/of
C-I
hij op of omstreeks 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 1] ( [functie] van politie) en/of aan [benadeelde partij 5] ( [functie] van politie) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto plotseling en onverwacht van rijstrook/rijbaan/rijlijn veranderend getracht heeft een rijdend voertuig (auto) met daarin zittend die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 5] van de weg te drukken, althans tegen de zijkant van dat rijdende voertuig met daarin zittend die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 5] is gereden en/of gebotst op het moment waarop die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 5] doende waren/was hem, verdachte, in te halen, en/of (vervolgens/daarna), toen de door hem, verdachte, bestuurde auto tot stilstand was gekomen en toen de auto waarin die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 5] zaten/gezeten hadden tot stilstand
gekomen was, met dat opzet gas heeft gegeven (waardoor de motor hoorbaar hoge en/of hogere toeren maakte) en/of zijn voet van het rempedaal heeft gehaald en/of het toerental (verder) heeft laten oplopen en/of zijn voet van de koppeling heeft gehaald terwijl de motor van de auto nog liep en de auto nog in een versnelling stond en (daardoor/daarmee) de auto (snel en onverwacht en onaangekondigd) voorwaarts heeft bewogen tot over/op/aan de plek waar die [benadeelde partij 5] , die inmiddels uitgestapt was, zich bevond, waardoor die [benadeelde partij 5] werd aangereden en via/over de motorkap op de grond ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
C-II
hij op of omstreeks 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht [benadeelde partij 1] ( [functie] van politie) en/of [benadeelde partij 5] ( [functie] van politie) meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (telkens) met opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto plotseling en onverwacht van rijstrook/rijbaan/rijlijn veranderend getracht heeft een rijdend voertuig (auto) met daarin zittend die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 5] van de weg te drukken, althans tegen de zijkant van dat rijdende voertuig met daarin zittend die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 5] te rijden en/of te botsen op het moment waarop die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 5] doende waren/was hem, verdachte, in te halen, en/of door (vervolgens/daarna), toen de door hem, verdachte, bestuurde auto tot stilstand was gekomen en toen de auto waarin die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 5] zaten/gezeten hadden tot stilstand gekomen was, met opzet gas te geven (waardoor de motor hoorbaar hoge en/of hogere toeren maakte) en/of zijn voet van het rempedaal te halen en/of het toerental (verder) te laten oplopen en/of zijn voet van de koppeling te halen terwijl de motor van de auto nog liep en de auto nog in een versnelling stond en (daardoor/daarmee) de auto (snel en onverwacht en onaangekondigd) voorwaarts te bewegen tot over/op/aan de plek waar die [benadeelde partij 5] , die inmiddels uitgestapt was, zich bevond, waardoor die [benadeelde partij 5] werd aangereden en via/over de motorkap op de
grond ten val is gekomen;
feit 2
hij op of omstreeks 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een Volkswagen Golf ( [nummer] ) en/of een Volkswagen Passat ( [nummer] ) en/of een Mitsubishi Galant ( [nummer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nationale Politie en/of Politie Eenheid Limburg en/of Regiopolitie Limburg-Zuid, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
feit 3
hij op of omstreeks 24 januari 2013 in de gemeente Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 5 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4
hij op of omstreeks 24 januari 2013,in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg ( [locatie] en/of [locatie] en/of [locatie] en/of [locatie] en/of [locatie] ),
met (een voor die situatie(s) en/of plek(ken) te) hoge snelheid heeft gereden en/of
met een lekke band en/of zonder band en/althans slingerend en/of ongecontroleerd heeft gereden en/of
meermalen, althans eenmaal, tegen een andere personenauto is gereden en/of gebotst en/of
meermalen, althans eenmaal, getracht heeft een andere personenauto van de weg te drukken en/althans zich meermalen op de weghelft voor het tegemoet komende verkeer heeft bevonden en/of
[benadeelde partij 5] ( [functie] van politie) heeft aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg Zuid, District Maastricht, proces-verbaalnummer 2013008802, gesloten d.d. 9 februari 2013, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 173.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013 op de pagina’s 74-77.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013 op pagina 77 en de kennisgeving van inbeslagneming op pagina 65 (goednummer 2167285; kenmerk AACB3719NL).
4.De combinatie van de kennisgeving van inbeslagneming op pagina 65, de aanvraag onderzoek NFI op de pagina’s 124 en 125 en het deskundigenrapport van het NFI d.d. 19 februari 2013 met zaaknummer 2013.02.12.001 (kenmerk AACB3719NL). Laatstgenoemd rapport maakt geen deel uit van het proces-verbaal genoemd in voetnoot 1.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013 op de pagina’s 84 en 85.
6.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 24 januari 2013 op pagina 49.
7.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 25 januari 2013 op pagina 52.
8.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 25 januari 2013 op de pagina’s 69 en 70.
9.Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013 op de pagina’s 74-76.
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013 op pagina 83-85.
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013 op de pagina’s 81 en 82.
13.Het proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde partij 2] d.d. 30 januari 2013 op pagina 109.
14.Het proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde partij 3] d.d. 30 januari 2013 op pagina 113.
15.Het proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde partij 1] d.d. 30 januari 2013 op pagina 111.
16.Het proces-verbaal aangifte van [benadeelde partij 5] d.d. 25 januari 2013 op pagina 101.
17.Het proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse d.d. 5 februari 2013 op pagina 136.
18.Het proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse d.d. 5 februari 2013 op de pagina’s 136-138.
19.Het proces-verbaal aangifte van [naam] namens regiopolitie Limburg-Zuid d.d. 30 januari 2013 op pagina 114.
20.Het proces-verbaal aangifte van [naam] namens regiopolitie Limburg-Zuid d.d. 30 januari 2013 op pagina 117.
21.Het proces-verbaal aangifte van [naam] namens regiopolitie Limburg-Zuid d.d. 30 januari 2013 op pagina 120.
22.De processen-verbaal aangifte van [naam] namens regiopolitie Limburg-Zuid d.d. 30 januari 2013 op de pagina’s 114 en 115, 117 en 118 respectievelijk 120 en 121.