ECLI:NL:RBLIM:2016:6367

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juli 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
03/866440-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van sociale voorzieningen door opzettelijk voordeel te trekken uit bijstandsfraude

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 25 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samenwoonde met zijn partner, die jarenlang een uitkering ontving waar zij geen recht op had. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan tien jaar gebruik gemaakt van de woning en voorzieningen die door deze uitkering werden gefinancierd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de bijstandsfraude van zijn partner, die in de periode van 1 januari 2004 tot en met 3 april 2014 een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet ontving. De verdachte was zich bewust van de gevolgen van hun gezamenlijke huishouding voor de uitkering van zijn partner, maar heeft desondanks geen melding gemaakt van hun samenwoning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en een geldboete van € 2.400,-. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de fraude en de impact op het sociale stelsel.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866440-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juli 2016,
in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juli 2016. De verdachte en zijn raadsman, mr. J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond, zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de inkomsten die zijn partner, met wie verdachte een gezamenlijke huishouding voerde, door middel van bijstandsfraude heeft verkregen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Volgens hem kan niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken, omdat hij niet wist welke gegevens zijn partner, [medeverdachte] , op de formulieren inkomstenopgave Nabestaandenuitkering Anw invulde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Medeverdachte [medeverdachte] , wonende in de huurwoning aan de [adres] in Susteren, heeft in de periode van 1 januari 2004 tot en met 3 april 2014 een uitkering ontvangen op grond van de Algemene Nabestaandenwet (Anw). Bij de beschikking van de Sociale Verzekeringsbank waarbij die uitkering werd toegekend, is een overzicht van verplichtingen gevoegd. Indien [medeverdachte] opnieuw zou gaan samenwonen, moest dit gemeld worden. [2]
In dezelfde periode heeft [medeverdachte] formulieren inkomstenopgave Nabestaandenuitkering Anw ingevuld en ondertekend, waarop zij telkens niet vermeldde dat dat sprake was van een (inwonende) partner of van een gezamenlijke huishouding. [3]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de partner van [medeverdachte] was en is. Hij wist dat [medeverdachte] een Anw-uitkering had. Hij wist ook dat het recht van [medeverdachte] op deze uitkering verviel op het moment dat zij gingen samenwonen of een gezamenlijke huishouding voerden. Verdachte verbleef in de ten laste gelegde periode vier nachten en in de weekenden overdag bij [medeverdachte] . Vanaf de geboorte van hun dochter [naam dochter] in januari 1980, betaalde verdachte de boodschappen voor hem en [medeverdachte] . De vaste lasten betaalde [medeverdachte] . [4] Op zitting heeft verdachte nog eens herhaald dat hij het grootste deel van de week bij [medeverdachte] was. [5]
[schoondochter medeverdachte] , de schoondochter van [medeverdachte] , heeft verklaard dat verdachte op drie verschillende adressen, maar niet op het adres van [medeverdachte] , stond ingeschreven om de Nabestaandenuitkering van [medeverdachte] te waarborgen. [6]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] , die op het adres [adres] in Susteren woonde, in de ten laste gelegde periode een Anw-uitkering kreeg. Met deze uitkering betaalde [medeverdachte] de vaste lasten, onder meer de huur van haar woning en de kosten van gas, water en elektriciteit. [medeverdachte] had samen met verdachte een dochter en verbleef, sinds de geboorte van hun dochter, regelmatig - vier nachten per week en overdag in de weekenden - in de woning van [medeverdachte] . Ook betaalde verdachte voor de boodschappen die werden gekocht en at hij samen met [medeverdachte] en hun dochter. Verdachte voerde dus een gezamenlijke huishouding met [medeverdachte] . Hij wist ook dat het voeren van een gezamenlijke huishouding invloed had op de uitkering van [medeverdachte] . Toch schreef hij zich niet in op het adres van [medeverdachte] om zo haar recht op een Anw-uitkering te waarborgen. Wel maakte hij gebruik van deze woning en de daarin aanwezige voorzieningen. Omdat de uitkering aan [medeverdachte] de gehele telastegelegde periode ongewijzigd is uitgekeerd, wist verdachte dat [medeverdachte] niet heeft opgegeven dat zij met verdachte een gezamenlijke huishouding voerde. Dat zou immers gevolgen hebben voor de uitkering of de hoogte daarvan. Hij heeft dus in de periode van
1 januari 2004 tot en met 3 april 2014 opzettelijk voordeel getrokken uit de opbrengst van de door zijn partner, [medeverdachte] , gepleegde uitkeringsfraude. Die fraude bestond uit het nalaten van het verstrekken van relevante informatie aan de uitkeringsinstantie.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
in het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 3 april 2014 te Susteren, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning gelegen aan de [adres] te Susteren en de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas, water, elektriciteit en huishoudelijke apparaten, terwijl hij, verdachte wist, dat de huur van die woning en het gas, water en elektriciteit, geheel of gedeeltelijk werden betaald van een uitkering krachtens de Algemene Nabestaandenwet, welke door [medeverdachte] - met wie verdachte op bovengenoemd adres een gezamenlijke huishouding voerde - door nalaten gegevens te verstrekken, artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht, was verkregen, hebbende verdachte aldus opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van
150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft matiging bepleit van de taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft ruim tien jaren een gezamenlijke huishouding gevoerd met zijn partner, medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] kreeg al die jaren een uitkering waar zij geen recht op had. Verdachte heeft van die uitkering mede geprofiteerd, omdat hij zeer regelmatig bij [medeverdachte] was en gebruik maakte van haar woning en de in die woning aanwezige voorzieningen die werden betaald van die uitkering. Verdachte heeft zich bewust op andere adressen ingeschreven om de uitkering van [medeverdachte] te waarborgen. Het bedrag dat ten onrechte is gekregen bedraagt - gedurende de bewezenverklaarde periode - bijna € 86.000,-. Verdachte heeft samen met [medeverdachte] misbruik gemaakt van het sociale stelsel zoals dat in Nederland bestaat. Een uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet is immers bedoeld om mensen te ondersteunen die weinig of geen ander inkomen of vermogen hebben. Misbruik van sociale voorzieningen doet afbreuk aan de solidariteit en ondermijnt het sociale stelsel. Hiervan worden uiteindelijk de mensen die op dit stelsel zijn aangewezen de dupe. De uitkeringsfraude heeft eigenlijk nog veel langer geduurd, maar omdat alles wat zich voor 2004 heeft afgespeeld verjaard is, kan verdachte daarvoor niet meer worden veroordeeld. Het bedrag waarvoor de maatschappij uiteindelijk is benadeeld, ligt bovendien veel hoger; het gaat dan immers om het brutobedrag van € 127.000,-.
Uitkeringsfraude is een ernstig strafbaar feit. In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is geen oriëntatiepunt vastgesteld voor het voordeel trekken uit een misdrijf. Wel is een oriëntatiepunt vastgesteld voor fraude in het algemeen. Daar zal de rechtbank bij aansluiten. Zoals gezegd heeft [medeverdachte] bijna € 86.000,- ten onrechte aan uitkering ontvangen. Volgens het oriëntatiepunt wordt fraude met een benadelingsbedrag van € 70.000,- tot
€ 125.000,-, bestraft met een gevangenisstraf van 5 tot 9 maanden of een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij is uitgegaan van een verdachte die niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest. Strafverminderend werkt dat verdachte “slechts” heeft meegeprofiteerd van de uitkering die [medeverdachte] ten onrechte ontving en dat het bedrag waarvoor hij de maatschappij heeft benadeelde, dus lager uitvalt.
Verdachte heeft een blanco strafblad.
Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank aanleiding om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een forse taakstraf op te leggen. Daarnaast wordt een geldboete opgelegd. Hoewel de Sociale Verzekeringsbank het bedrag dat [medeverdachte] ten onrechte aan uitkering heeft ontvangen, volledig heeft teruggevorderd, betaalt [medeverdachte] op dit moment “slechts” € 100,- per maand terug. Het totale bedrag dat zij ten onrechte heeft ontvangen, zal dus bij lange na niet worden terugbetaald. Door het opleggen van een geldboete wordt de maatschappij, zij het maar heel gering, gecompenseerd voor de ten onrechte uitbetaalde uitkering en de financiële voordelen die verdachte daarvan heeft gekregen. Verdachte was immers jarenlang geen geld kwijt aan vaste lasten, omdat deze werden betaald uit de uitkering van [medeverdachte] . De rechtbank houdt rekening met de beperkte draagkracht van verdachte. De geldboete mag daarom in termijnen worden voldaan.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis en een geldboete van € 2.400,- . De geldboete mag worden voldaan in 24 maandelijkse termijnen van € 100,-.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c 22d, 23, 24a, 24c en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
  • veroordeelt de verdachte tevens tot een geldboete van
- beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
34 dagen;
- bepaalt dat de opgelegde geldboete in
24achtereenvolgende
maandelijkse termijnenvan
€ 100,-mag worden voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, mr. B.G.L. van der Aa en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2016.
Buiten staat
mr. C.G.A. Wouters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 3 april 2014 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, in elk geval in het arrondissement Limburg en/of Roermond, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning gelegen op/aan de [adres] te Susteren en de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas,
water, elektriciteit en huishoudelijke apparaten, terwijl hij, verdachte wist, dat de (huur/hypotheek van) die woning en dat/die gas, water en elektriciteit, geheel of gedeeltelijk werden betaald van een uitkering krachtens de Algemene Nabestaandenwet , welke door [medeverdachte] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde/een gezamenlijke huishouding voerde - door nalaten gegevens te verstrekken (artikel 227b Wetboek van Strafrecht) was verkregen, hebbende verdachte aldus opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866440-15
Proces-verbaal van de openbare zitting van 25 juli 2016 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adres] .
Raadsman is mr. J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Sociale Verzekeringsbank, proces-verbaalnummer 465.000.059, gesloten d.d. 2 oktober 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 165.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten: een beschikking nabestaandenuitkering d.d. 9 december 1997 van de Sociale Verzekeringsbank, pagina’s 52 tot en met 54 en het proces-verbaal van de Sociale Verzekeringsbank d.d. 2 oktober 2015, pagina 5.
3.Schriftelijke bescheiden, te weten: formulieren inkomstenopgave Nabestaandenuitkering Anw d.d. 27 juli 2014, 1 december 2005, 26 maart 2007, 28 februari 2008, 16 april 2009, 12 april 2010, 16 april 2011 en 6 april 2012, pagina’s 64 tot en met 83.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam verdachte] d.d. 10 september 2015, pagina’s 155 en 156.
5.Verklaring van verdachte, als afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2016.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2015.