ECLI:NL:RBLIM:2016:6359

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juli 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
03/866439-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijstandsfraude en valsheid in geschrifte met betrekking tot AOW-aanvraag en uitkering Algemene nabestaandenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ruim tien jaar een gezamenlijke huishouding voerde met haar partner, terwijl zij dit verzweeg bij de Sociale Verzekeringsbank. Hierdoor ontving zij ten onrechte een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet. Daarnaast heeft de verdachte op 6 november 2013 een aanvraagformulier voor AOW-pensioen valselijk ingevuld, waarin zij aangaf alleen te wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft nagelaten belangrijke informatie te verstrekken die van invloed was op haar recht op uitkering. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden met een proeftijd van drie jaren, een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, en een geldboete van € 4.800,-. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat zij een blanco strafblad heeft. De rechtbank benadrukte dat uitkeringsfraude en valsheid in geschrifte ernstige strafbare feiten zijn die de solidariteit van het sociale stelsel ondermijnen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866439-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juli 2016
in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juli 2016. De verdachte en haar raadsman, mr. J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond, zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: opzettelijk heeft nagelaten gegevens te verstrekken die van belang waren voor de
beoordeling van haar recht op een uitkering op grond van de Algemene
nabestaandenwet.
Feit 2: een aanvraag formulier AOW pensioen valselijk heeft opgemaakt of vervalst.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft zij verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen wat betreft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Met betrekking tot feit 1:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2004 tot en met 3 april 2014 opzettelijk heeft nagelaten aan de Sociale Verzekeringsbank te melden dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met haar partner, terwijl dat van belang was voor haar uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet dan wel de hoogte en de duur van die uitkering, gelet op:
  • een beschikking nabestaandenuitkering d.d. 9 december 1997 van de Sociale Verzekeringsbank, pagina’s 52 tot en met 54;
  • de formulieren inkomstenopgave Nabestaandenuitkering Anw d.d. 27 juli 2004,
1 december 2005, 26 maart 2007, 28 februari 2008, 16 april 2009, 12 april 2010,
16 april 2011 en 6 april 2012, pagina’s 64 tot en met 83;
- de bekennende verklaring van verdachte, als afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2016.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte in de ten laste gelegde periode een uitkering heeft genoten, maar heeft nagelaten de uitkeringsinstantie ervan op de hoogte te stellen dat medeverdachte [naam medeverdachte] regelmatig bij haar in de woning verbleef, terwijl dit relevant was voor de uitkerende instanties om haar recht op die uitkering te kunnen beoordelen. Verdachte heeft jarenlang formulieren inkomstenopgave ingevuld, ondertekend en teruggestuurd. Gelet op de toelichting op die formulieren moet verdachte geweten hebben of op zijn minst redelijkerwijs vermoed hebben dat zij en [naam medeverdachte] in haar woning een gezamenlijke huishouding voerden en dat dit dus gemeld moest worden. Dat verdachte zelf vond dat zij “voor haar gevoel niet samenwoonde met [naam medeverdachte] ” , doet hieraan niet af. Uit de verklaring van [schoondochter verdachte] , de schoondochter van verdachte, blijkt dat [naam medeverdachte] niet stond ingeschreven op het adres van verdachte om de Anw-uitkering te waarborgen. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte opzettelijk heeft nagelaten melding te maken van de werkelijke woonsituatie.
Met betrekking tot feit 2:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 6 november 2013 een aanvraag formulier AOW pensioen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, door op dat formulier in te vullen dat zij alleen woont met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken, gelet op:
  • een aanvraag formulier AOW pensioen d.d. 6 november 2013, pagina’s 85 en 86;
  • de bekennende verklaring van verdachte, als afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2016.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
Met betrekking tot feit 1:
in de periode van 1 januari 2004 tot en met 3 april 2014 te Susteren, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 35 van de Algemene nabestaandenwet (Anw), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten haar, verdachtes recht op een uitkering op grond van de algemene nabestaandenwet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte aan de sociale verzekeringsbank in Roermond niet gemeld dat ze een gezamenlijke huishouding voerde met haar partner.
Met betrekking tot feit 2:
op 6 november 2013 te Susteren, een aanvraag formulier AOW pensioen, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft zij, verdachte, valselijk op dat formulier ingevuld dat zij, verdachte, alleen woont, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Met betrekking tot feit 1:
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl zij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming en de hoogte en duur van een verstrekking of tegemoetkoming.
Met betrekking tot feit 2:
valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf. Hij heeft matiging bepleit van de taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft, terwijl zij een uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet kreeg, gedurende ruim tien jaren verzwegen dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met haar partner. Zij heeft hierdoor in die periode ten onrechte een uitkering ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank van bijna € 86.000,-. Daarnaast heeft verdachte een aanvraag formulier AOW pensioen valselijk opgemaakt door op dat formulier in te vullen dat zij alleen woonde, terwijl dat niet het geval was. Haar partner woonde op papier bij haar zoon en zijn gezin in. Feitelijk woonde hij, in ieder geval het grootse deel van de week, met verdachte samen. Verdachte was er klaarblijkelijk alles aan gelegen om haar uitkering te behouden. Zij heeft hierdoor ernstig misbruik gemaakt van het sociale stelsel zoals dat in Nederland bestaat. Een uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet is immers bedoeld om mensen te ondersteunen die weinig of geen ander inkomen of vermogen hebben. Misbruik van sociale voorzieningen doet afbreuk aan de solidariteit en ondermijnt het sociale stelsel. Hiervan worden uiteindelijk de mensen die op dit stelsel zijn aangewezen de dupe. De uitkeringsfraude heeft eigenlijk nog veel langer geduurd, maar omdat alles wat zich voor 2004 heeft afgespeeld verjaard is, kan verdachte daarvoor niet meer worden veroordeeld. Het bedrag waarvoor de maatschappij uiteindelijk is benadeeld, ligt bovendien veel hoger; het gaat dan immers om het brutobedrag van € 127.000,-.
Uitkeringsfraude en valsheid in geschrifte zijn ernstige strafbare feiten. In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld voor het bestraffen van deze feiten. Wel is een oriëntatiepunt vastgesteld voor fraude in het algemeen. Zoals gezegd heeft verdachte in de bewezenverklaarde periode bijna € 86.000,- ten onrechte aan uitkering ontvangen. Volgens het oriëntatiepunt wordt fraude met een benadelingsbedrag van € 70.000,- tot € 125.000,-, bestraft met een gevangenisstraf van 5 tot 9 maanden of een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij is uitgegaan van een verdachte die niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder meer haar psychische problemen.
Vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal de rechtbank een forse taakstraf opleggen. Daarnaast wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bovendien zal de rechtbank een geldboete opleggen. Hoewel de Sociale Verzekeringsbank het bedrag dat verdachte ten onrechte aan uitkering heeft ontvangen, volledig heeft teruggevorderd, betaalt verdachte op dit moment “slechts” € 100,- per maand terug. Zij zal het totale bedrag van bijna € 86.000,- bij deze stand van zaken, dus in de verste verte niet terugbetalen. Daarentegen heeft verdachte wel jarenlang financieel geprofiteerd van de uitkering. Door het opleggen van een geldboete wordt de maatschappij, zij het maar heel gering, gecompenseerd voor de ten onrechte uitbetaalde uitkering. De rechtbank houdt rekening met de beperkte draagkracht van verdachte. De geldboete mag daarom in termijnen worden voldaan.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden wordt opgelegd met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis. Ook zal de rechtbank aan verdachte een geldboete van € 4.800,- opleggen. Deze geldboete mag worden voldaan in 24 maandelijkse termijnen van € 200,-.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24a, 24c, 57, 225, 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt,
  • bepaalt dat de opgelegde geldboete in
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, mr. B.G.L. van der Aa en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2016.
Buiten staat:
mr. C.G.A. Wouters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks 1 januari 2004 tot en met 3 april 2014 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, in elk geval in het arrondissement Roermond en/of Limburg, althans in Nederland,
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 35 van de algemene nabestaandenwet (Anw), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten haar, verdachtes recht op een uitkering op grond van de algemene nabestaandenwet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte aan de sociale verzekeringsbank (te Roermond) niet gemeld dat ze een gezamenlijke huishouding voerde met haar partner, althans dat zij samenwoonde met haar partner;
2.
zij op of omstreeks 8 november 2013 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, in elk geval in het arrondissement Roermond, althans in Nederland, een aanvraag formulier AOW pensioen (p. 85), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft zij, verdachte valselijk op dat formulier ingevuld
dat zij, verdachte, alleen woont en ongehuwd is, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866439-15
Proces-verbaal van de openbare zitting van 25 juli 2016 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
Raadsman is mr. J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat zij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Sociale Verzekeringsbank, proces-verbaalnummer 465.000.059, gesloten d.d. 2 oktober 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 165.