2.3.Naar aanleiding van eisers verzoek om handhaving is op 15 januari 2014 binnen de inrichting een milieucontrole uitgevoerd door de Regionale Uitvoeringsdienst Limburg-Noord, waarbij beoordeeld is of de milieuvoorschriften van het Activiteitenbesluit correct worden nageleefd en zijn de in de kennisgeving Stoppersregeling van 28 februari 2013 en 15 november 2013 gemelde maatregelen gecontroleerd. De bevindingen van deze controle zijn vastgelegd in een controlerapport milieu van 27 januari 2014.
3. In het besluit van 29 januari 2014 heeft verweerder zich op grond van de bevindingen van genoemd controlerapport op het standpunt gesteld dat er afwijkingen noch overtredingen zijn vastgesteld, waardoor er geen sprake is van een strijdige situatie of van een overtreding van een wettelijk voorschrift. Op 24 maart 2014 is wederom een controle in de inrichting uitgevoerd, waarbij geconstateerd werd dat de stalventilatie buiten werking is gesteld en dat voldaan wordt aan de leegstandperiode en de stoppersmaatregel.
4. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat nu de vereiste kennisgeving Stoppersregeling van 15 november 2013 niet minimaal vier weken voor de inleg van 30 oktober 2013 is gedaan, sprake is van een overtreding, waartegen handhavend opgetreden behoort te worden. Omdat belanghebbende verweerder over de voorgenomen wijziging reeds in vooroverleg voldoende geïnformeerd had, en hem toen te kennen is gegeven dat hiertegen geen bezwaren bestonden, heeft hij in lijn en in de geest van deze voorwaarde gehandeld. Dat de melding eerst achteraf schriftelijk ingediend is, maakt dit niet anders. Om deze reden acht verweerder het thans niet meer opportuun hiertegen handhavend op te treden. Voorts is sprake van overtreding van de voorwaarde in het beleidsdocument “Minder dieren houden” dat een eenmaal gedane melding minimaal één jaar, inclusief de bijbehorende periode leegstand uitgevoerd dient te worden. Dit houdt in dat belanghebbende in plaats van de 600 vleesvarkens, strikt formeel slechts 450 vleesvarkens had mogen inleggen. Hierdoor is er in afwijking van de Stoppersregeling alsook het gedoogbeleid gehandeld, waardoor handhavend optreden in de rede zou liggen. Omdat de Stoppersregeling als gedoogbeleid onder het Actieplan Ammoniak en veehouderij is voortgezet en niet als regeling in het Besluit huisvesting is opgenomen, kan hiervan, in bijzondere situaties gemotiveerd worden afgeweken, aldus de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu in de brief van 6 december 2012. Een dergelijke situatie doet zich volgens verweerder voor. Immers het beperkt aantal teveel ingelegde varkens (148 stuks), de korte periode (3,5 maanden) gedurende dit is gebeurd, alsook de hierop aansluitende periode van leegstand (ca. 4 maanden) maken de afwijking zo gering van aard en beperkt van omvang dat sprake is van een bijzondere situatie.
5. Eiser voert in beroep aan dat verweerder zonder nadere motivering voorbij is gegaan aan het advies van de commissie voor de bezwaarschriften om bij de heroverweging op bezwaar uit te gaan van een ex-tunctoetsing en passende maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen. Verweerder heeft geen informatie verschaft over het vooroverleg dat zou hebben plaatsgevonden. Van een overtreding van geringe aard en omvang is volgens eiser geen sprake. Niet alleen is de kennisgeving te laat gedaan, maar vooral geldt dat de aanvankelijke maatregel niet één jaar heeft voortgeduurd, echter slechts 5,5 maanden. De aanvankelijke maatregel is immers pas op 15 mei 2013 gestart, terwijl in oktober 2013 teveel varkens zijn ingelegd. Hieraan doet de leegstandsperiode na de eerste ronde niet af. Een aantal van 150 vleesvarkens is bovendien geen beperkt aantal. Voorts verliest verweerder uit het oog dat de Stoppersregeling al een afwijking van het Besluit huisvesting betreft. De brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 6 december 2012 biedt geen juridische basis voor afwijking van het gedoogbeleid. Tevens mist deze brief een juridische status. Voorts laat verweerder in de afweging van de belangen na het algemeen belang en het belang van eiser daarin te betrekken.
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de inrichting voldoet aan de voorwaarden om te worden aangemerkt als stoppend bedrijf en derhalve onder de Stoppersregeling valt. Evenmin is in geschil dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de in de Stoppersregeling opgenomen verplichting dat als het stoppende bedrijf wijzigingen aanbrengt in de eerder gemelde emissiereducerende maatregelen, hij dit minimaal één maand voor de wijziging dient te melden bij de gemeente, alsmede de in het informatiedocument ‘Minder dieren houden’ opgenomen voorwaarde dat met het oog op de te behalen emissiereductie de keuze voor ‘minder dieren houden’ voor tenminste één jaar geldt, waarbij een lopende ‘ronde’ inclusief de bijbehorende leegstand die doorloopt in een volgend jaar moet worden afgemaakt. Als gevolg hiervan heeft belanghebbende 148 varkens teveel ingelegd. Verweerder was derhalve bevoegd om handhavend op te treden.
7. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
8. Van een concreet zicht op legalisatie is in dit geval geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank is handhavend optreden echter zodanig onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden mocht worden afgezien. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de twee overtredingen zich hebben voorgedaan in de beginperiode na inwerkingtreding op 1 april 2013 van het Besluit huisvesting en de Stoppersregeling. De Stoppersregeling betrof een nieuwe, complexe regeling die, zoals blijkt uit meergenoemde brief van 6 december 2012, een experimentele regeling is die open staat voor bijstelling en waarbij de uitvoeringpraktijk nog nader dient te worden uitgekristalliseerd. In dat licht heeft belanghebbende niet tijdig de wijziging in de bedrijfsvoering schriftelijk gemeld en is de te hanteren periode van één jaar voordat met een nieuwe wijziging mocht worden gestart niet behaald (slechts 4,3 maanden). Belanghebbende heeft de wijziging echter wel tijdig tijdens een vooroverleg met verweerder mondeling gemeld en heeft toestemming gekregen voor de wijziging. De periode dat er 148 teveel ingelegde varkens waren heeft slechts 3,5 maand geduurd. Voorts is niet gebleken dat er na genoemde overtredingen nog een overtreding heeft plaatsgevonden en dient belanghebbende, overeenkomstig de Stoppersregeling, vóór 1 januari 2020 te stoppen met het houden van varkens. Tevens heeft eiser niet objectief aangetoond welke schade hij heeft en wat de omvang daarvan is. Eiser stelt enkel, zonder enige nadere onderbouwing, dat hij geuroverlast ondervindt.
9. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat gebleken is van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan hij geen gebruik hoefde te maken van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden.
10. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.