ECLI:NL:RBLIM:2016:6097

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
14 juli 2016
Zaaknummer
5153881 CV EXPL 16-5621
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over non-actiefstelling van werkneemster en vordering tot wedertewerkstelling

In deze zaak gaat het om een kort geding tussen een werkneemster, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, de Reinaert Kliniek B.V. De werkneemster is op non-actief gesteld door de werkgever, die haar beschuldigde van ongeoorloofd gebruik van de computer van de directeur. De werkneemster vorderde wedertewerkstelling, omdat de werkgever eerder had geprobeerd de arbeidsovereenkomst op onrechtmatige wijze te beëindigen. De kantonrechter heeft de vordering tot wedertewerkstelling toegewezen, omdat de werkgever niet voldoende had aangetoond dat er een redelijke grond was voor de non-actiefstelling. De werkgever had bovendien niet voldaan aan de vereisten van de cao ZKN, die voorschrijft dat een schorsing in plaats van een non-actiefstelling had moeten plaatsvinden. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever voortvarend onderzoek had moeten verrichten tijdens de non-actiefstelling, wat niet was gebeurd. De vordering tot rehabilitatie en het verbod op overtreding van werkgeversverplichtingen werd afgewezen, omdat deze te algemeen waren geformuleerd. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de nakosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5153881 CV EXPL 16-5621
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 12 juli 2016
in de zaak van:
[eiseres],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. C.S.B.E. Reinders
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REINAERT KLINIEK B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. L.S. van Dis.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Reinaert genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met tien producties en de aanvullende productie 11
  • de door Reinaert ingediende 8 producties
  • de mondelinge behandeling op 7 juli 2016, waarbij door Reinaert een pleitnota is overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Reinaert is een zelfstandige medische kliniek, gespecialiseerd in cardiologie, gynaecologie, kaakchirurgie, KNO, orthopedie en plastische chirurgie. Reinaert telt circa 70 werknemers.
2.2.
[eiseres] is met ingang van 12 oktober 2010 op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Reinaert in de functie van directiesecretaresse, aanvankelijk voor 24 uur per week. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is nadien voortgezet voor onbepaalde tijd en de arbeidsduur is uitgebreid naar 36 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de cao van de Zelfstandige Klinieken Nederland (hierna: cao ZKN) van toepassing.
2.3.
In februari 2016 is [naam directeur] (hierna: [naam directeur] ) in dienst getreden van Reinaert in de functie van directeur. Hij is in die hoedanigheid de opvolger van dr. [naam statutair bestuurder] (hierna: [naam statutair bestuurder] ). [naam statutair bestuurder] is statutair bestuurder van Reinaert en eigenaar van de meerderheid van de aandelen van Reinaert. [naam statutair bestuurder] heeft (ook) de opdracht zorg te dragen voor de verkoop van het aandeel van [naam statutair bestuurder] in Reinaert.
2.4.
Op 30 mei 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en [naam directeur] , in aanwezigheid van de heer [naam] . [naam directeur] heeft tijdens dat gesprek de arbeidsovereenkomst met [eiseres] opgezegd. Bij die gelegenheid heeft [naam directeur] aan [eiseres] een brief overhandigd waarin Reinaert haar het volgende mededeelt:
“Hierbij bevestig ik ons gesprek van heden waarin ik de arbeidsovereenkomst tussen jou en de Reinaert Kliniek per heden heb opgezegd.
De beeindiging en de daarbij behorende opzegtermijn zullen wij respecteren, tevens zijn wij bereid een transitievergoeding te betalen, graag hebben wij hiertoe overleg.
In het gesprek heb je aangegeven beschikbaar te zijn en te blijven voor werkzaamheden, wij respecteren dit doch hebben aangegeven je per direct te ontheven van de functie als directiesecretaresse en de toegang te ontzeggen.”
2.5.
Bij brief van 1 juni 2016 heeft [eiseres] Reinaert (onder andere) verzocht de opzegging van de arbeidsovereenkomst in te trekken en haar tot haar werkplek toe te laten.
2.6.
Bij e-mailbericht van 6 juni 2016 heeft Reinaert aan [eiseres] medegedeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst als ingetrokken beschouwd dient te worden. Zij heeft daarbij [eiseres] een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst gedaan omdat na kritische evaluatie Reinaert tot de conclusie is gekomen dat het belang van Reinaert is gediend bij opheffing van de functie van [eiseres] . Voorts heeft Reinaert voorgesteld om de schorsing/non-actiefstelling te laten voortduren in die zin dat [eiseres] vrijgesteld wordt van werkzaamheden, omdat een afkoelingsperiode in het belang van beide partijen kan zijn.
2.7.
Op 6 juni 2016 heeft [eiseres] de inhoud van de “kritische evaluatie” betwist, gesteld dat een afkoelperiode niet aan de orde is en Reinaert gesommeerd haar toe te laten tot de werkplek.
2.8.
[eiseres] heeft het werk bij Reinaert, nadat partijen nog verder gecorrespondeerd hebben, hervat op 13 juni 2016. Normaliter placht [eiseres] haar werkzaamheden te verrichten in een kantoorruimte gelegen direct naast de kantoorruimte van [naam directeur] . Zij is op 13 juni 2016 op een andere werkplek te werk gesteld. Haar zijn door Reinaert bij die gelegenheid (en ook nadien) geen inlogcodes verstrekt. De werkzaamheden die zij vanaf die datum heeft verricht zagen uitsluitend op de administratieve werkzaamheden inzake “klachtdossiers”.
2.9.
Op 22 juni 2016 heeft [naam directeur] [eiseres] (wederom in aanwezigheid van [naam] ) medegedeeld dat zij op non-actief gesteld wordt. In een brief van diezelfde datum deelt [naam directeur] het volgende aan [eiseres] mede:
“Hierbij bevestig ik ons gesprek van hedenmorgen wat wij hadden in aanwezigheid van [naam] .
Ik heb jou gevraagd wat je op mijn kamer deed op maandagavond 20 juni 2016.
Je ontkende vervolgens op mijn kamer te zijn geweest.
Ik ben in het bezit van een schriftelijke verklaring van een medewerker die jou heeft gezien in het donker in de directiekamer rond 18.15 uur, terwijl je met mijn computer bezig was. Je hebt geen toestemming om in mijn kamer te zijn en aan mijn computer te zitten. Ik neem deze kwestie hoog op.
Om die reden wordt je vanaf heden voor de duur van drie weken op non-actief gesteld conform artikel 3.1.5. van de cao ZKN. De redenen daarvoor zijn de volgende:
  • De verklaring is zodanig serieus dat nader onderzoek geëigend is. Gedurende dit onderzoek dien jij je niet op de werkplek te bevinden gezien dit de voortgang van het onderzoek zou kunnen beïnvloeden.
  • Ik neem dit op als een ernstige aanwijzing dat er grond is om aan jouw integriteit te twijfelen. Je zou zonder toestemming hebben getracht je na kantooruren toegang te verschaffen tot mijn computer. Tevens zou je daarover dan in strijd met de waarheid hebben verklaard.”
2.10.
[eiseres] heeft na 22 juni 2016 geen werkzaamheden meer verricht voor Reinaert.
2.11.
Reinaert heeft op 16 en 22 juni 2016 aan UWV verzocht haar toestemming te verlenen tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] omdat de functie van [eiseres] (wegens het vervallen van de werkzaamheden van directiesecretaresse) is opgeheven.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij wijze van onmiddellijke voorziening:
1. Reinaert te veroordelen om haar binnen één werkdag nadat vonnis in deze zaak gewezen is toegang te verschaffen tot haar eigen werkplek en te laten werken in haar eigen functie door het haar toe te staan alle bijbehorende taken te verrichten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per dag (of gedeelte van een dag) dat Reinaert daarmee in gebreke blijft, met een maximum van
€ 100.000,00,
2. Reinaert te veroordelen om haar binnen één werkdag nadat vonnis in deze zaak gewezen is op passende en openlijke wijze te rehabiliteren ten overstaan van haar collega’s, op straffe van verbeurte van dezelfde dwangsom als onder 1. genoemd,
3. Reinaert met onmiddellijke ingang te verbieden om nog verder de plichten welke de arbeidsovereenkomst en het beginsel van goed werkgeverschap haar oplegt grovelijk te veronachtzamen door de arbeidsrelatie nog verder te verstoren, eveneens op straffe van verbeurte van dezelfde dwangsom als onder 1.,
4. Reinaert te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Reinaert voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen.
4.2.
De door [eiseres] gestelde en door Reinaert onvoldoende betwiste feiten die zijn voorafgegaan aan de non-actiefstelling van 22 juni 2016 geven sterke aanwijzingen voor de veronderstelling dat Reinaert heeft getracht de arbeidsovereenkomst met [eiseres] op andere dan de daarvoor wettelijk toegestane wijze te beëindigen en, toen [eiseres] zich daartegen verweerde, vervolgens heeft gepoogd het werken voor [eiseres] zo onaangenaam mogelijk te maken.
4.3.
Zo heeft Reinaert, zonder toestemming van het UWV en zonder dat daarvoor door haar redenen kenbaar zijn gemaakt (de brief van 30 mei 2016 bevat geen opzeggingsreden), de arbeidsovereenkomst met [eiseres] opgezegd op 30 mei 2016, terwijl zij wist dat [eiseres] niet instemde met beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. [naam directeur] heeft ter zitting gesteld dat hij niet wist dat een dergelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst slechts effect kan sorteren met toestemming van het UWV. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat in een situatie als deze zonder toestemming van het UWV niet rechtsgeldig opgezegd kan worden. Zeker (een directeur van) een onderneming in de grootte van Reinaert behoort deze (basale) kennis te bezitten.
4.4.
Vervolgens heeft Reinaert weliswaar de opzegging ingetrokken, maar desalniettemin het standpunt ingenomen dat [eiseres] wegens een afkoelingsperiode niet hoefde terug te keren. Reinaert heeft daarbij niet duidelijk gemaakt dat en waardoor de temperatuur zodanig was gestegen dat afkoeling nodig was, en aldus de indruk gewekt dat zij [eiseres] toen al om (onduidelijk gebleven) andere redenen buiten de deur wilde houden. Nadat [eiseres] ook daartegen heeft geprotesteerd, is zij eerst een week later op 13 juni 2016 door Reinaert toegelaten tot het werk. [eiseres] is evenwel niet op haar eigen werkplek mogen terugkeren. Aan haar is zonder opgave van redenen een andere werkplek toegewezen. Bovendien kreeg zij niet de beschikking over de benodigde inlogcodes, waardoor zij geen toegang had tot de elektronische klachtendossiers. Waarom aan [eiseres] geen inlogcodes zijn verstrekt, is door Reinaert niet toegelicht. Ook betwist Reinaert niet dat zij [eiseres] het hierdoor bemoeilijkt heeft het haar opgedragen werk te verrichten. Voorts staat vast dat [eiseres] enkel administratief werk met betrekking tot klachtendossiers mocht verrichten. Met deze werkzaamheden was [eiseres] voorheen (onbetwist) hooguit enkele uren per week bezig. Het standpunt van Reinaert dat de werkzaamheden van [eiseres] voor het overige zijn komen te vervallen omdat [naam directeur] (anders dan [naam statutair bestuurder] ) geen behoefte heeft aan een directiesecretaresse, komt de kantonrechter onaannemelijk voor en kon, ook indien juist, voor Reinaert redelijkerwijs geen grond vormen om de werkzaamheden van [eiseres] te beperken zoals zij gedaan heeft. Reinaert betwist immers niet dat de functie van [eiseres] behelst dat zij niet alleen werkzaamheden voor directeur [naam directeur] , maar ook voor het overige management dient te verrichten. Daarnaast vermeldt de door Reinaert (als productie 5) overgelegde functiebeschrijving diverse andere werkzaamheden die geen verband houden met ondersteuning van de directie. Reinaert heeft in dat kader bovendien niet betwist dat het werk dat [eiseres] voorheen verrichte, zich thans “opstapelt”. Op grond van deze overwegingen valt niet in te zien dat Reinaert redelijke gronden heeft gehad [eiseres] slechts de werkzaamheden met betrekking tot de klachtendossiers te laten verrichten. Reinaerts betoog in dezen dat het haar als werkgever vrij staat [eiseres] op te dragen werkzaamheden te verrichten die van een directiesecretaresse verwacht mogen worden, kan haar niet baten aangezien die vrijheid van Reinaert wordt begrensd door hetgeen van een goed werkgever mag worden verwacht. Het zonder redelijke grond aan [eiseres] slechts opdragen van voornoemde (zeer) beperkte werkzaamheden gaat die begrenzing te buiten.
4.5.
[eiseres] is vervolgens door Reinaert op 22 juni 2016 krachtens art. 3.1.5. van de cao ZKN op non-actief gesteld op grond van de in de brief van [naam directeur] van 22 juni 2016 vermelde reden.
De schriftelijke verklaring waar [naam directeur] in deze brief naar verwijst, blijkt een e-mailbericht van [naam planner] (planner van de operatiekamer) van 22 juni 2016 te zijn. [eiseres] heeft geen kopie daarvan gekregen met het verzoek erop te reageren. Enige andere aanwijzing dan die verklaring dat [eiseres] zich op 20 juni 2016 in de kamer van [naam directeur] in de buurt van diens computer bevond, heeft Reinaert niet gegeven. Reinaert heeft ook niet duidelijk gemaakt wat er op zichzelf ontoelaatbaar aan is dat een directiesecretaresse zich om 18.15
- niet of nauwelijks buiten de reguliere werktijd, zeker op directieniveau - in de kamer van de directeur bevindt en “bezig is” met diens computer. “Donker” kan het op deze (bijna) langste dag van het jaar op dat tijdstip niet geweest zijn; door het gebruik van dit woord suggereert Reinaert duistere intenties van [eiseres] , die zij echter niet heeft geconcretiseerd behalve door in het algemeen te verwijzen naar onderzoek (waarover hierna onder 4.6.).
[eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat zij op 20 juni 2016 om (circa) 18.15 uur in de directiekamer van [naam directeur] geweest is. Zij stelt niet in het bezit te zijn van inlogcodes, zodat zij niet in de computer van [naam directeur] kan inloggen. Daarnaast stelt zij dat zij de camerabeelden van die bewuste dag heeft opgevraagd en gekregen. Zij stelt dat uit die beelden (van 16.00 uur tot 19.00 uur) die in haar bezit zijn blijkt dat zij het pand waar Reinaert in is gevestigd reeds om 16.24 uur verlaten heeft en dat zij daarna niet meer is teruggekeerd.
[naam directeur] heeft ter zitting verklaard dat de beelden ook door Reinaert zijn bekeken. De camera waarop volgens hem iets te zien zou kunnen zijn, was volgens [naam directeur] evenwel defect. Reinaert heeft verder verklaard dat het onderzoek naar het incident op 20 juni 2016 nog niet is afgerond en dat zij daar verder geen mededelingen over kan doen. Indien nodig zal Reinaert, zo stelt zij, de non-actiefstelling op grond van 3.1.5. van de cao ZKN met drie weken verlengen.
4.6.
De voorgeschiedenis zoals geschetst in de rechtsoverwegingen 4.3. en 4.4. geeft de kantonrechter aanleiding de argumenten van Reinaert (extra) kritisch tegen het licht te houden. Reinaert heeft (gesteld) de camerabeelden bekeken (te hebben). Wellicht heeft zij inderdaad die camerabeelden bekeken, maar gelet op de zeer expliciete stelling van [eiseres] dat op de beelden te zien is dat zij om 16.24 uur het pand verlaat, heeft Reinaert niet mogen volstaan met de blote stelling dat de camera defect was. Van verder onderzoek door Reinaert is voorts niets gebleken aangezien een nadere toelichting waaruit dat onderzoek dan bestaat en waarop het zich richt, is uitgebleven. Zonder nadere toelichting, die Reinaert niet heeft gegeven, valt ook niet in te zien waarom het onderzoek (als dat al wordt verricht) na het incident van 20 juni 2016 nog niet is afgerond of waarom in de (voorlopige) bevindingen geen inzicht kan worden gegeven. Reinaert lijkt in de veronderstelling te verkeren dat zij op grond van art. 3.1.5. van de cao ZKN de maximale duur van twee keer drie weken zonder meer voor onderzoek mag benutten. In een situatie als deze ligt het evenwel op de weg van de werkgever om voortvarendheid te betrachten teneinde (ook voor de werknemer) zo snel mogelijkheid duidelijkheid te krijgen. Nergens blijkt uit dat Reinaert het verdere onderzoek naar hetgeen is voorgevallen op 20 juni 2016 met de nodige spoed verricht.
4.6.1.
Voorts heeft [eiseres] er terecht op gewezen dat voor een situatie als de onderhavige het middel van non-actiefstelling niet is bedoeld en dat zij geschorst had moeten worden. Niet gezegd kan immers worden - Reinaert heeft dit standpunt ook niet toegelicht - dat [eiseres] de voortgang van de werkzaamheden ernstig belemmert, terwijl dit het criterium is voor non-actiefstelling op grond van art. 3.1.5 van de cao ZKN. Wat Reinaert wél stelt is dat er een ernstige reden is waarom voortzetting van de werkzaamheden door [eiseres] , in elk geval lopende het onderzoek naar haar gedrag op 20 juni, niet langer verantwoord is. Dat is het criterium voor schorsing krachtens art. 3.1.4. van de cao ZKN. Het argument van Reinaert dat zij, om [eiseres] tegemoet te komen, niet voor schorsing heeft gekozen maar voor de minder zware maatregel van non-actiefstelling moet reeds worden verworpen omdat een schorsing ingevolge de cao ZKN maximaal twee weken kan duren, en een non-actiefstelling maximaal zes weken. De twee weken na 22 juni 2016 zijn thans voorbij.
4.7.
Op grond van deze overwegingen en hetgeen in 4.4. is overwogen, zal de kantonrechter de vordering van [eiseres] om haar toe te laten tot haar eigen werkzaamheden in volle omvang toewijzen, met dien verstande dat de termijn waarbinnen Reinaert [eiseres] dient toe te laten op drie dagen na betekening van dit vonnis gesteld zal worden.
4.8.
De onderdelen 2. en 3. van de vordering van [eiseres] zijn niet toewijsbaar omdat deze te algemeen geformuleerd zijn. Hoe de “openlijke rehabilitatie” dient plaats te vinden is door [eiseres] immers niet geconcretiseerd. Voordat iemand kan worden gerehabiliteerd moet bovendien de beschuldiging algemeen bekend en het onterechte karakter ervan gebleken zijn. Zo ver is het (nog) niet. Ook het gevorderde verbod om de plichten die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst “grovelijk te veronachtzamen door de arbeidsrelatie met eiseres nog verder te verstoren” is te weinig door [eiseres] geconcretiseerd. Bovendien is Reinaert reeds op grond van de wet gehouden de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen na te komen, een in algemene termen geformuleerd gebod daartoe of verbod ze te overtreden, voegt daar niets aan toe.
4.7.
Reinaert zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 98,87
  • griffierecht € 79,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 777,87.
Reinaert zal voorts worden veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van verzuim tot de dag van voldoening.
4.8.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Reinaert om [eiseres] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis toegang te verschaffen tot haar eigen werkplek en haar te laten werken in haar eigen functie door het haar toe te staan alle bijbehorende taken te verrichten, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Reinaert na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 100.000,00,
5.2.
veroordeelt Reinaert tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 777,87, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt Reinaert, indien zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiseres] volledig aan de veroordelingen onder 5.1. en 5.2. voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 100,00 salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van voldoening,
  • de explootkosten (indien betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW