ECLI:NL:RBLIM:2016:6059

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
C/03/221448 / KG ZA 16-257
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de opheffing van conservatoir beslag en nakoming van een samenwerkingsovereenkomst tussen Maasresidence en Maasparc

In deze zaak vorderde Maasresidence, een commanditaire vennootschap, in kort geding de opheffing van een door Maasparc gelegd conservatoir beslag. Maasresidence had een samenwerkingsovereenkomst (SOK) met Maasparc, die was opgericht om de exploitatie van een recreatiepark in Thorn te verzorgen. Maasresidence stelde dat Maasparc tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat Euroresorts, de moedermaatschappij van Maasparc, een van haar dochtervennootschappen had verkocht, waardoor Maasparc niet meer voldeed aan de profielschets die in de overeenkomst was opgenomen. Maasparc vorderde in reconventie nakoming van de SOK.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Maasresidence c.s. onvoldoende aannemelijk hadden gemaakt dat het door Maasparc ingeroepen recht ondeugdelijk was. De voorzieningenrechter stelde vast dat de SOK niet uitsluitend als een overeenkomst van opdracht kon worden gekwalificeerd, maar ook elementen van koop bevatte. Hierdoor kon Maasresidence de overeenkomst niet eenzijdig opzeggen. De voorzieningenrechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat het belang van Maasparc bij het handhaven van het beslag zwaarder weegt dan het belang van Maasresidence bij opheffing van het beslag. De vorderingen van Maasresidence c.s. werden afgewezen, en Maasresidence c.s. werden veroordeeld in de proceskosten.

In reconventie werd de vordering van Maasparc tot nakoming van de SOK toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat Maasresidence c.s. niet voldoende hadden aangetoond dat Maasparc tekort was geschoten in haar verplichtingen. De voorzieningenrechter veroordeelde Maasresidence c.s. tot nakoming van de verplichtingen uit de SOK en in de proceskosten van Maasparc.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/221448 / KG ZA 16-257
Vonnis in kort geding van 13 juli 2016
in de zaak van
1. commanditaire vennootschap
MAASRESIDENCE THORN C.V.,
gevestigd te Maastricht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LE VILLAGE BLANC THORN B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. R.E.A. Ruiter te Voerendaal,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EURORESORTS MAASPARC B.V.,
gevestigd te Wessem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.J.M. Brouwers te Maastricht.
Partijen zullen hierna Maasresidence c.s. (eiseressen gezamenlijk), Maasresidence (eiseres sub 1), Le Village Blanc (eiseres sub 2) en Maasparc (gedaagde) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 43 producties
  • het schrijven van de advocaat van Maasresidence c.s. van 21 juni 2016 met de daarbij
gevoegde producties 44 tot en met 50
- het schrijven van de advocaat van Maasparc van 23 juni 2016 met de daarbij gevoegde
productie A
  • de eis in reconventie
  • het schrijven van de advocaat van Maasparc van 27 juni 2016 met de daarbij gevoegde
producties B-1 tot en met B-5
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Maasresidence c.s.
  • de pleitnota van Maasparc.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Maasresidence is een commanditaire vennootschap die een onderneming voert waarbij het businessmodel bestaat uit het verkopen en bouwen van recreatiewoningen aan (particuliere) beleggers (uitponden) op een nieuw te ontwikkelen recreatiepark in Thorn (gemeente Maasgouw), hierna: het project.
2.2.
Le Village Blanc is eigenaar van de gronden die benodigd zijn om het hiervoor genoemde recreatiepark in Thorn te ontwikkelen en tevens beherend vennoot van Maasresidence.
2.3.
Euroresorts is een groep van bedrijven die actief is in de recreatiebranche en eigenaar van twee recreatieparken (-projecten) die zijn gelegen naast het door nieuw te ontwikkelen recreatiepark in Thorn. De groep bestaat uit een holding Euroresorts B.V., met daaronder de dochtervennootschappen Euroresorts Projecten BV, Euroresorts Exploitatie BV en Euroresorts Travel BV.
2.4.
Maasparc is een speciaal daartoe in het leven geroepen dochtervennootschap van Euroresorts Projecten BV waarin de exploitatie van het te ontwikkelen recreatiepark in Thorn zou worden ondergebracht.
2.5.
Euroresorts Travel BV is/was eveneens een vennootschap van Euroresorts waarin verhuuractiviteiten van de in de groep aanwezige recreatieprojecten waren ondergebracht.
2.6.
Bungalow.Net BV is een vennootschap die zich heeft toegelegd op het verhuren van recreatiewoningen. Bungalow.Net BV heeft in januari 2016 de aandelen van Euroresorts Travel BV overgenomen.
2.7.
Essentieel onderdeel van de ontwikkeling van het project is de (voor de toekomstige eigenaren) verplichte verhuur van de woningen die op het recreatiepark worden gebouwd. Daarom is een goede en professionele verhuur en een goed beheer van het recreatiepark van belang. Gelet daarop is door Maasresidence c.s. gezocht naar een professionele recreatie-exploitant.
2.8.
Ook de gemeente Maasgouw stelde professionaliteit, kennis en ervaring van de exploitant als voorwaarde in de door haar met Le Village Blanc gesloten realisatieovereenkomst (verder: ROK): de gemeente was enkel bereid het bestemmingsplan zodanig te wijzigen dat het recreatiepark mogelijk was indien en voor zover met haar de ROK gesloten zou worden. Een wezenlijk onderdeel van de ROK was de kwaliteit van de recreatie-exploitant. De gemeente heeft dat geborgd door in de ROK op te nemen dat de exploitant diende te voldoen aan een door de gemeente in overleg met Le Village Blanc opgestelde profielschets. De exploitant diende door de gemeente te worden goedgekeurd op basis van in te dienen bewijsstukken voor de profielschets van de onderneming van de exploitant. De profielschets is opgenomen onder artikel 3 van de ROK:
3.1
Partijen stellen vast dat het voor de realisatie van het project voor hen beide een absolute voorwaarde is, dat uiterlijk op 31 december 2014 de situatie is bereikt van een door de Ontwikkelaar(Le Village Blanc; voorzieningenrechter)
aangetrokken recreatie-exploitant. De in de vorige volzin genoemde datum kan, mits daartoe overeenstemming wordt bereikt door partijen, eenmalig worden uitgesteld tot en met 1 februari 2015.
3.2
Een aan te trekken recreatie-exploitant dient te voldoen aan de volgende profielschets:
a. een rechtspersoon, die
b. elders in Nederland, België of Duitsland voor eigen rekening en risico gedurende ten minste drie jaren, zonder onderbreken, ten minste één verblijfsrecreatief park exploiteert, waarbij de exploitatie bestaat uit:
1. indoordagrecreatieve voorzieningen, in eigendom van de recreatie-exploitant, van ten minste een derde van de omvang als voorzien in het project, en:
2. de bedrijfsmatige exploitatie van ten minste honderd recreatiewoningen en/of recreatieappartementen;
3. het beheer en de exploitatie van de binnen zodanig park aangelegde en bij de recreatie-exploitant in eigendom zijnde semiopenbare private buitenruimte, en:
c. bereid is de door de Ontwikkelaar te realiseren dagrecreatieve voorzieningen en semiopenbare private buitenruimte aan te kopen en in eigendom te aanvaarden en hiervoor de recreatieve exploitatie te voeren voor de duur van ten minste vijf jaar, dit met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in:
1. het Overzicht kernvereisten Overeenkomst recreatie-exploitant inzake ontwikkeling, eigendomsoverdracht, beheer en exploitatie van de dagrecreatieve voorzieningen en semiopenbare private buitenruimte alsmede ondergrond voorzieningen van openbaar nut, zoals die onderdeel uitmaakt van bijlage 4 van deze Overeenkomst en:
2. het Overzicht kernvereisten Koopovereenkomst kopers van recreatiewoningen en recreatieappartementen inzake beheer en exploitatie en kernvereisten beheerovereenkomst parkbeheer, zoals die onderdeel uitmaakt van bijlage 5 van deze Overeenkomst;
en:
d. bereid is tot het voeren van de bedrijfsmatige exploitatie van de door de Ontwikkelaar in opdracht van toekomstige (private) eigenaren gebouwde recreatiewoningen en recreatieappartementen, als onderdeel van de recreatieve exploitatie van het project, voor de duur van ten minste vijf jaar, dit met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in:
1. het Overzicht kernvereisten Overeenkomst recreatie-exploitant inzake verhuur en bedrijfsmatige exploitatie, zoals dat onderdeel uitmaakt van bijlage 4 van deze Overeenkomst en:
2. het Overzicht kernvereisten Koopovereenkomst kopers van recreatiewoningen en recreatieappartementen inzake verhuur en bedrijfsmatige exploitatie en kernvereisten verhuurbemiddelingsovereenkomst, zoals die onderdeel uitmaakt van bijlage 5 van deze Overeenkomst.
2.9.
Maasresidence c.s. en Euroresorts hebben vervolgens onderhandeld en tussen Maasresidence c.s. en Maasparc Projecten BV is een overeenkomst tot stand gekomen inzake de exploitatie van het park. Voor die exploitatie zou binnen de Euroresorts groep een aparte vennootschap worden opgericht, te weten Maasparc, die de overeengekomen rol van exploitant zou gaan vervullen. Hierop hebben Maasresidence c.s. en Euroresorts Projecten BV, laatstgenoemde mede namens Maasparc i.o. (die in de overeenkomst verder wordt aangeduid als Euroresorts), op 5 december 2014 een samenwerkingsovereenkomst gesloten (verder: SOK), onder de opschortende voorwaarde dat de gemeente zou oordelen dat zou zijn voldaan aan de profielschets in artikel 3 van de ROK. Bepaald is verder dat de SOK dient te voldoen aan de in de ROK gestelde eisen.
2.10.
Omdat de gemeente om verbetering en verduidelijking van de SOK vroeg, is tussen Maasresidence c.s. en Euroresorts Projecten BV op 22 december 2014 een addendum op de SOK tot stand gekomen. In dat addendum is nader overeengekomen dat Maasparc na oprichting een 100% dochter zou worden van Euroresorts Projecten BV, dat Euroresorts Projecten BV een 100% dochter zou vormen van Euroresorts BV en dat Euroresorts Projecten BV haar aandelen in Maasparc gedurende de eerste 5 jaar na de start van de exploitatie niet zal vervreemden of in vruchtgebruik zal geven bij derden. Verder is nader overeengekomen dat, ingeval er sprake is van strijdigheid tussen de inhoud van de SOK en bijbehorende bijlagen en de ROK en bijbehorende bijlagen de bepalingen in de ROK ten opzichte van de SOK zullen prevaleren.
2.11.
Op 6 januari 2015 heeft de gemeente aan Maasresidence c.s. laten weten dat Euroresorts voldeed aan de profielschets en derhalve aan de slag mocht als recreatie-exploitant. Daarmee werd de overeenkomst onvoorwaardelijk.
2.12.
De overeenkomst behelst - kort gezegd - dat Maasresidence de bungalows en de Centrale Voorzieningen (bijvoorbeeld detailhandel, (voorzieningen voor) sport en spel, (voorzieningen voor) amusement, welness, zwembad, tentoonstelling en horeca), alsmede de Gemeenschappelijke Planvoorzieningen (niet zijnde de Centrale Voorzieningen, maar bijvoorbeeld wegen groenvoorzieningen en dergelijke) zou realiseren, dat Le Village Blanc een deel van de haar in eigendom toebehorende grond zou verkopen aan de potentiële eigenaren van de recreatiebungalows en dat zij zowel de Centrale Voorzieningen als de Gemeenschappelijke Parkvoorzieningen voor elk € 1,= zou verkopen en overdragen aan Maasparc en dat Maasparc het park voor een duur van tenminste 5 jaar zou gaan exploiteren. De overeenkomst ziet verder op de aanleg van een haven (onder opschortende voorwaarde) door Le Village Blanc, welke haven voor een nog nader overeen te komen prijs ook zal worden verkocht en overgedragen aan Maasparc. Verder is het Maasparc verboden om hetgeen zij in eigendom verwerft binnen 5 jaar nadat zij eigenaar is geworden aan een derde te verkopen of ten behoeve van een derde een zakelijk gebruiksrecht te vestigen, behoudens voorafgaande schriftelijke goedkeuring door Le Village Blanc.
2.13.
In het najaar van 2015 heeft Euroresorts de aandelen van een van haar dochtervennootschappen, Travel BV, te koop aangeboden. De aandelen zijn gekocht door Bungalow.Net.
2.14.
Bij schrijven van 7 maart 2016 van hun advocaat hebben Maasresidence c.s. de SOK op grond van artikel 6:267 BW ontbonden en daartoe aangevoerd dat Maasparc is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, doordat - kort gezegd - Euroresorts een van haar dochtervennootschappen, te weten Euroresorts Travel BV, heeft verkocht, waardoor zij niet meer beschikt over een eigen verhuurorganisatie en zij niet langer voldoet aan het in de ROK opgenomen profielschets inzake de exploitant.
2.15.
Maasparc heeft bij verzoekschrift van 5 april 2016 verlof gevraagd tot het leggen van conservatoir beslag tot levering en verhaalsbeslag. Dat verlof is op 6 april 2016 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank verleend. Daarop heeft Maasparc op 8 april 2016 beslag doen leggen, welk beslag op 12 april 2016 aan Maasresidence c.s. is overbetekend.
Bij dagvaardingsexploot van 21 april 2016 heeft Maasparc een bodemprocedure jegens Maasresidence c.s. aanhangig gemaakt bij deze rechtbank.
2.16.
Bij schrijven van 12 mei 2016 van haar advocaat heeft Maasresidence de SOK voor zover vereist opgezegd.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Maasresidence c.s. vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het door Maasparc gelegde beslag opheft, althans Maasparc gebiedt het beslag op te heffen, althans elke andere voorlopige voorziening treft, die de voorzieningenrechter in goede justitie passend acht en die recht doet aan de belangen van Maasresidence;
Maasparc te gebieden om de uitvoeringshandelingen in verband met de opheffing van het beslag - waaronder doorhaling bij het kadaster - binnen vierentwintig (24)uur na betekening van het in deze te wijzenvonnis op kosten van Maasparc te effectueren en op straffe van een aan Maasresidence te verbeuren dwangsom van € 10.000,= per overtreding en/of per (gedeelte van de) kalenderdag daat Maasparc niet aan dit gebod voldoet;
Maasparc verbiedt om voor de door haar gepretendeerde vorderingen, althans op voornoemde onroerende zaken, opnieuw beslag te leggen op straffe van een aan Maasresidence te verbeuren dwangsom van € 10.000,= per overtreding en/of per (gedeelte van de) dag dat Maasparc niet aan dit verbod voldoet;
Maasparc veroordeelt in de kosten van deze procedure binnen acht dagen na dagtekening van het vonnis te voldoen, bij niet-betaling binnen bedoelde termijn te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf bedoelde termijn tot de dag der algehele voldoening;
Maasparc op voorhand veroordeelt in de nakosten van € 131,= dan wel van € 199,= indien betekening van het vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
Maasparc voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Maasparc vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ieder der gedaagden in reconventie, afzonderlijk van elkaar, te veroordelen:
tot onverkort nakoming van de op ieder van hen rustende verplichtingen uit hoofde van de in het lichaam van deze conclusie (de conclusie van eis in reconventie: voorzieningen-rechter) vermelde Samenwerkingsovereenkomst (SOK),
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000,= voor iedere overtreding van de ten deze gewezen veroordeling door de gedaagde die deze veroordeling overtreedt,
een en ander met veroordeling van gedaagden in reconventie in de kosten van deze reconventie, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te dezen te wijzen vonnis, en voor het geval voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede tot betaling van een bedrag van € 131,= zonder betekening in conventie of reconventie, € 205,= zonder betekening in conventie en reconventie tezamen, en verhoogd met € 68,= in geval van betekening voor de kosten die na het vonnis ontstaan.
4.2.
Maasresidence c.s. voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
5.2.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
5.3.
De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als misbruik van recht en daarom als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
5.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop van oordeel te zijn dat de SOK niet uitsluitend kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht. Er lijkt op zijn minst genomen sprake van een gemengde overeenkomst, omdat er naast samenwerking door partijen (hetgeen overigens niet zonder meer gelijk gesteld kan worden aan opdracht in de zin van 7:408 BW) ook sprake is van koop door Maasparc van het project. De overeenkomst kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter reeds gelet daarop niet te allen tijde door Maasresidence c.s. (zo zij ten aanzien van alle verbintenissen tussen partijen al hebben te gelden als opdrachtgevers en niet ook als opdrachtnemers) worden opgezegd, zoals door Maasresidence c.s. is betoogd. Gelet op de in de overeenkomst opgenomen koop en de in de bodemzaak door Maasparc gevorderde nakoming van die overeenkomst, treft de stelling van Maasresidence c.s. dat het beslag tot levering reeds dient te worden afgewezen omdat in de hoofdzaak geen levering is gevorderd geen doel.
5.5.
Maasresidence c.s. hebben hun vordering gebaseerd op de navolgende stellingen:
1. het beslag voldoet niet aan de op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen;
2. het door Maasparc ingeroepen recht is ondeugdelijk;
3. het door Maasparc gelegde beslag is onnodig;
4. Maasparc maakt met het gestelde beslag misbruik van bevoegdheid;
5. het beslag is vexatoir.
Ad 1.
5.6.
Maasresidence c.s. hebben gesteld dat Maasparc heeft nagelaten haar verweer tegen de ontbinding van de overeenkomst door Maasresidence c.s. en de volledige voorgeschiedenis in het verzoekschrift op te nemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leidt dat er evenwel niet toe dat het beslag niet voldoet aan de op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, nu er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake was van het achterwege laten van feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van het verzoekschrift tot beslaglegging van zeer wezenlijke betekenis waren. Maasparc heeft in het verzoekschrift uitdrukkelijk gesteld dat zij de juistheid van de door Maasresidence c.s. genoemde ontbindings-/opzeggingsgronden betwist. Dat zij haar verweer tegen de ontbinding van de SOK niet nader heeft geconcretiseerd maakt niet dat zij heeft verzuimd essentiële informatie te verschaffen: de essentie ligt immers in de gestelde betwisting.
5.7.
Het vorenstaande geldt ook voor het feit dat niet de (hele) voorgeschiedenis in het verzoekschrift is vermeld. Het mag zo zijn dat Maasparc enig moment heeft overwogen om te stoppen met de recreatiebranche en dat zulks tussen partijen een punt van debat is geweest, maar Maasparc is daar nadien (in reactie op het schrijven van Maasresidence c.s. van 5 oktober 2015) uitdrukkelijk en nog vóór de ontbinding van de overeenkomst door Maasresidence c.s. op teruggekomen. Er zijn - afgezien van de in het verleden gedane uitlatingen - naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die erop duiden dat Maasparc daadwerkelijk voornemens is uit de recreatiebranche te stappen, zodat niet valt in te zien waarom dit punt voor de vraag om verlof voor beslaglegging van essentieel belang is.
Ad 2.
5.8.
Toetsing aan deze grond vereist een voorlopige inschatting van de rechtspositie van de beslaglegger. Beslag voor een kennelijk niet bestaande, verjaarde of anderszins al te zwakke vordering dient - rekening houdend met de belangen van partijen - te worden opgeheven. Aan de stelling van Maasresidence c.s. dat Maasparc aanstichter van de procedure is en daarom op haar stelplicht en bewijslast rusten gaat de voorzieningenrechter voorbij op grond van hetgeen hiervoor onder 5.2. is overwogen.
5.9.
Maasparc hebben aan hun gestelde vorderingsrecht (nakoming van de verbintenissen) ten grondslag gelegd dat er sprake is van een overeenkomst, welke door Maasresidence c.s. ten onrechte (want op onterechte gronden) is ontbonden/opgezegd. Zoals ook door Maasresidence c.s. is gesteld leent een kort geding zich niet om de ontbinding/opzegging van de SOK te toetsen. Het gaat in deze dus om de vraag of Maasresidence c.s. aannemelijk hebben gemaakt dat het door Maasparc gestelde vorderingsrecht (nakoming van de verbintenissen, nu de overeenkomst vanwege de onterechte ontbinding/opzegging als nog immer geldend moet worden aangemerkt) ondeugdelijk is. Aan hetgeen is gesteld naast de in de brief van 7 maart 2016 van de advocaat van Maasresidence c.s. genoemde ontbindingsgronden gaat de voorzieningenrechter voorbij nu deze voor de beoordeling van het onderhavige geschil (opheffing van het beslag) niet relevant zijn.
5.10.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben Maasresidence c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het door Maasparc ingeroepen recht niet deugdelijk is. De voorzieningenrechter overweegt daartoe het navolgende.
5.11.
Maasresidence c.s. hebben de overeenkomst ontbonden/opgezegd omdat Maasparc - kort gezegd - niet meer zou voldoen aan de profielschets. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben Maasresidence c.s. echter onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat Maasparc is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen doordat zij, als gevolg van het feit dat Euroresorts de aandelen van een van haar dochtervennootschappen (Euroresorts Travel BV) heeft verkocht, als toekomstig exploitant van het park niet meer zou voldoen aan de vereisten in de profielschets. Nog los van de vraag of de handelingen van haar grootmoeder kunnen worden toegerekend aan Maasparc is de voorzieningenrechter van oordeel dat het enkele feit, dat Euroresorts Travel BV binnen de Euroresorts-groep de verhuur van vakantieaccommodatie specifiek als kerntaak had (en daarbij mogelijk gebruik maakte van een uniek boekingssysteem waarbij niet alleen per week, weekend of midweek gehuurd kon worden maar de huurperiode elke dag kon ingaan) niet met zich meebrengt of betekent dat Maasparc (en/of Euroresorts Projecten BV) daardoor geen dan wel onvoldoende kennis en ervaring (meer) heeft met het verhuren van vakantieaccommodatie en door het wegvallen van Euroresorts Travel BV niet meer voldoet aan de overeengekomen profielschets en daardoor de kernvereistenovereenkomsten niet meer zouden kunnen aangaan; naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben Maasresidence c.s. niet dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Maasparc (en/of Euroresorts Projecten BV) zelf geen kennis met verhuur heeft en/of dat zij die kennis per definitie met de verkoop van de aandelen van Travel BV, dat geen eigen werknemers had, is verloren en dat zij niet in staat zal zijn de aangegane verplichtingen na te komen. Daarbij wordt mede in acht genomen dat Maasparc - zo blijkt uit de overeenkomst - speciaal is opgericht om op te treden als recreatie-exploitant (of, in de woorden van Maasresidence, als verhuurder-beheerder) van het park en in de overeenkomst tussen Maasresidence c.s. en Euroresorts Projecten BV expliciet is opgenomen dat (de toen nog niet bestaande vennootschap) Maasparc de exploitatie van het park, waaronder de verhuur, op zich zou nemen. Dat (ook) Euroresorts Travel BV bij de verhuur betrokken diende te zijn is niet expliciet bedongen of overeengekomen. Hoewel in de overeenkomst is opgenomen dat Maasparc bij de uitvoering van de (verhuur)werkzaamheden een derde kan inschakelen, is evenmin bedongen of overeengekomen dat die derde (uitsluitend) Euroresorts Travel BV kan zijn of een andere tot de Euroresorts-groep behorende vennootschap. Dat uit de feiten en omstandigheden zou volgen dat niet Maasparc maar specifiek Euroresorts Travel BV de verhuuractiviteiten voor haar rekening zou nemen of de daartoe vereiste kennis en kunde zou inbrengen, zoals Maasresidence lijkt te stellen, is niet (voldoende) gebleken.
5.12.
Aan de ontbinding/opzegging van de SOK is verder ten grondslag gelegd dat Maasparc - kort gezegd - niet (meer) achter de namens Maasresidence c.s. gepresenteerde prognoses stond en dat zij in strijd met haar eerdere toezeggingen geen verhuurprijzen en -prognoses heeft aangeleverd. Dit verwijt is evenwel door Maasparc uitdrukkelijk betwist. Zij heeft aangevoerd dat juist bedongen was dat zij in overleg met Maasresidence c.s. de verhuurprijzen en -prognoses zou opstellen en dat zij het laatste woord zou hebben terzake de huurprijzen. Daarbij heeft Maasparc uitdrukkelijk verwezen naar het bepaalde in artikel 8.5 van de SOK. Maasparc heeft verder aangevoerd dat prijzen en prognoses aangepast dienden te worden vanwege de resultaten die elders waren gerealiseerd, onder meer in de eigen parken van Euroresorts. In dat licht bezien is de voorzieningenrechter van oordeel dat Maasresidence c.s. onvoldoende inzichtelijk hebben gemaakt op grond waarvan het Maasparc niet was toegestaan de prijzen en prognoses bij te stellen. Dat Maasparc - nadat onderhavig geschil zich tussen partijen manifesteerde - vooralsnog heeft afgezien van het aanleveren van nieuwe verhuurprijzen en -prognoses kan haar naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geding niet worden tegengeworpen.
5.13.
Gelet op het vorenstaande acht de voorzieningenrechter het, op basis van hetgeen thans voorligt, niet zodanig aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de overeenkomst op goede gronden door Maasresidence c.s. is ontbonden dan wel opgezegd, dat geoordeeld dient te worden dat het door Maasparc gestelde vorderingsrecht ondeugdelijk is en het beslag om die reden opgeheven moet worden.
5.14.
Daar komt bij dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook een belangenafweging aan de opheffing van het beslag in de weg staat. Temeer nu de SOK, naast de overeengekomen samenwerking met Maasresidence c.s. die slechts van tijdelijke aard is, ook ziet op de eigendomsoverdracht aan Maasparc van het park na realisatie daarvan door Maasresidence c.s., is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van Maasparc in dezen zwaarder wegen dan de belangen van Maasresidence en Le Village Blanc. Indien het beslag wordt opgeheven zal dat immers leiden tot een situatie waarin Maasresidence c.s. vóór de verkoop van de te bouwen bungalows met een andere recreatie-exploitant (verhuurder-beheerder) in zee zullen (moeten) gaan. Door Maasparc is in dit kader voldoende onderbouwd aangevoerd dat Bungalow.Net reeds vóór de door Maasresidence c.s. ingeroepen ontbinding van de overeenkomst een conceptpresentatie aan Maasresidence c.s. had gemaild waarin ook exploitatie van het park aan de orde is gekomen. Als gevolg van het een en ander zal de positie van Maasparc als toekomstig eigenaar en recreatie-exploitant van het park illusoir worden. In het licht van de belangenafweging ziet de voorzieningenrechter mede ook op het feit dat het beslag in beginsel niet aan de verdere ontwikkeling van het park en de verkoop van de voor de bungalows bestemde gronden (perceelsgedeelten) in de weg hoeft te staan, zij het dat de grond vanwege het beslag vooralsnog niet juridisch geleverd zal kunnen worden aan de koper van een bungalow. Omdat evenwel nog gestart dient te worden met de verkoop van de bungalows en vervolgens met de bouw daarvan is de (juridische) levering van de grond aan de nieuwe eigenaren vooralsnog echter nog niet aan de orde.
5.15.
Dat Maasparc er op uit zou zijn om de voor haar uit de SOK voortvloeiende verbintenissen niet na te komen, maar slechts op korte termijn geld zou willen verdienen aan het project door haar positie in dat project te verkopen of door een absurde claim bij Maasresidence c.s. neer te leggen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden: de aanvankelijk door Euroresorts aangekondigde verkoop van haar positie is niet (meer) aan de orde en in de onderhavige procedure is door Maasparc bovendien in reconventie (evenals in de reeds aanhangige bodemprocedure) nakoming door Maasresidence c.s. van hun verplichtingen uit de overeenkomst gevorderd.
Ad 3., 4. en 5.
5.16.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, met name onder 5.13., is de voorzieningenrechter van oordeel dat het beslag niet onnodig is, dat Maasparc met het beslag geen misbruik van recht maakt en dat het beslag niet vexatoir is.
5.17.
Op grond van al het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vorderingen van Maasresidence c.s. afgewezen dienen te worden.
5.18.
Maasresidence c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Maasparc worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Maasparc heeft in reconventie - kort gezegd - nakoming gevorderd van de overeenkomst op straffe van verbeurte van een dwangsom.
6.2.
Zoals hiervoor ten aanzien van de vorderingen in conventie is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat Maasresidence c.s. onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat het door Maasparc ingeroepen recht niet deugdelijk is; niet dan wel niet genoegzaam is gebleken dat Maasparc toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen doordat haar grootmoeder de aandelen in een van haar dochtervennoot-schappen heeft verkocht, zodat de ontbinding/opzegging van de overeenkomst door Maasresidence c.s. naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter onterecht was.
6.3.
Het vorenstaande betekent dat in de onderhavige procedure ervan uitgegaan dient te worden dat de overeenkomst niet is ontbonden/opgezegd en dat impliceert dat de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen dienen te worden nagekomen. In zoverre ligt het in reconventie gevorderde dan ook voor toewijzing gereed.
6.4.
De aan de vordering tot nakoming gekoppelde dwangsom zal evenwel worden afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat een veroordeling tot nakoming van de overeenkomst zodanig ruim is, dat het daaraan verbinden van een dwangsom, zonder dat nader inzichtelijk is gemaakt op welke specifieke onderdelen van de overeenkomst die dwangsom betrekking heeft, als een te grofmazige sanctie dient te worden aangemerkt.
6.5.
Maasresidence zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Maasparc worden begroot op:
- salaris advocaat € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00)
- overige kosten
0,00
Totaal € 408,00
6.6.
De vordering tot veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. Nu het zogenaamde liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven voorziet in een forfaitair tarief voor die kosten en de voorzieningenrechter dat tarief pleegt te volgen, zijn die kosten nu al te begroten. De voorzieningenrechter zal de nakosten toewijzen, zoals nader in het dictum wordt bepaald.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt Maasresidence c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Maasparc tot op heden begroot op € 1.435,00,
in reconventie
7.3.
veroordeelt Maasresidence en Le Village Blanc tot onverkorte nakoming van de op ieder van hen rustende verplichtingen uit hoofde van de in het lichaam van de conclusie van eis in reconventie vermelde Samenwerkingsovereenkomst (SOK) ,
7.4.
veroordeelt Maasresidence c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Maasparc tot op heden begroot op € 408,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.5.
veroordeelt Maasresidence c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,00 zonder betekening in conventie en reconventie tezamen, aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Maasresidence c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
7.6.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Geerits en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2016. [1]

Voetnoten

1.type: MvA