ECLI:NL:RBLIM:2016:6025

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
03/700101-16, 03/129020-15(ttg), 03/255922-15(ttg)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot brandstichting en diefstal met geweld in Maastricht

Op 8 juli 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot brandstichting en diefstal met geweld. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud, werd vrijgesproken van de poging tot brandstichting op 6 februari 2016 en de brandstichting op 17 februari 2016, omdat de rechtbank niet overtuigd was van haar betrokkenheid. De officier van justitie had bewijs gepresenteerd, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen onvoldoende waren om de verdachte als dader aan te wijzen. De rechtbank concludeerde dat er ook andere mogelijke daders konden zijn en dat de kleding en andere sporen niet specifiek genoeg waren om de verdachte te verbinden aan de feiten.

Daarnaast werd de verdachte vrijgesproken van de diefstal met geweld op 7 juni 2015, omdat niet bewezen kon worden dat zij een bijdrage had geleverd aan de diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het bezit van 13,6 gram amfetamine en aan de mishandeling van een slachtoffer op 12 augustus 2015. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de inhoud van psychologische rapportages. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarvoor de schadevergoeding werd gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700101-16, 03/129020-15 (ttz.gev), 03/255922-15 (ttz.gev)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in PI Zuid Oost - HvB Ter Peel te Evertsoord.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat kantoorhoudende te Vaals.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juli 2016. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
parketnummer 03/700101-16:
feit 1:samen met een ander op 17 februari 2016 in de gemeente Maastricht een personenauto in brand heeft gestoken;
feit 2:samen met een ander op 6 februari 2016 in de gemeente Maastricht een personenauto in brand heeft gestoken dan wel heeft geprobeerd deze auto in brand te steken;
feit 3:samen met een ander in het bezit was van 13,6 gram amfetamine;
parketnummer 03/129020-15:samen met een ander op 7 juni 2015 in de gemeente Maastricht een winkeldiefstal met geweld heeft gepleegd;
parketnummer 03/255922-15:op 12 augustus 2015 te Beek [slachtoffer 1] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 subsidiair en 3 van 03/700101-16 en de feiten van 03/129020-15 en 03/255922-15 wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken van feit 2 primair van 03/700101-16. In het bijzonder heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 subsidiair van 03/700101-16 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de feiten bewezen kunnen worden verklaard op basis van de camerabeelden en de herkenning van de verdachten op de beelden. Ook tonen de kleding en schoenen van de verdachten overeenkomsten de kleding die welke wordt gedragen door de personen die zichtbaar zijn op de beelden. Verder is een deksel van het merk Trophysauzen op de plaats delict gevonden. Dergelijke deksels zijn ook in de woning van de verdachten aangetroffen., welke opmerkelijk genoeg waren afgewassen. Het feit van 6 februari 2016 kan gekoppeld worden aan het feit van 17 februari 2016, nu getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij het geluid van een auto op 17 februari 2016 ook bij een eerdere autobrand heeft gehoord en op de auto van verdachte [medeverdachte] een sportuitlaat is gemonteerd. Verder blijkt uit de gegevens van de onder verdachten in beslag genomen computer dat op 7, 14 en 16 februari 2016 is gezocht op termen verband houdende met brand.
Ten aanzien van 03/129020-15 heeft de officier van justitie aangevoerd dat er sprake is van medeplegen, nu verdachte zodanig voor de heer [persoon 1] is gaan staan dat deze ongemerkt een web-cam in de tas kon stoppen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ter zake de feiten 1 en 2 van 03/700101-16 en het feit van 03/129020-15. Feit 3 van 03/700101-16 en het feit van 03/255922-15 kunnen bewezen verklaard worden. In het bijzonder waar de standpunten van de verdediging en officier van justitie afwijken, heeft de raadsman daartoe het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 subsidiair van 03/700101-16 heeft de raadsman aangevoerd dat uit geen enkel bewijsmiddel in het dossier blijkt dat de verdachte rechtstreeks bij de feiten betrokken is geweest.
Ten aanzien van 03/1290202-15 heeft de verdediging aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte enige bijdrage heeft geleverd aan de diefstal. De medeverdachte heeft niet verklaard dat verdachte daadwerkelijk voor de tas is gaan staan en ook aangever heeft niets verklaard over enige betrokkenheid van verdachte bij de winkeldiefstal.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraakoverwegingen
Ten aanzien van 03/700101-16 feiten 1 en 2
De politie krijgt op 6 februari 2016 rond 06.25 uur een melding dat er een personenauto in brand staat aan de [adres 1] te Maastricht. Ter plekke blijkt er geen brand te zijn, maar wel aanwijzingen (een deksel met een lont en een potje met benzine) dat getracht is de betreffende auto, een Honda Civic, toebehorende aan de heer [persoon 1] , in brand te steken.
De heer [persoon 1] doet aangifte en vertelt dat hij in april 2015 problemen heeft gehad met zijn ex-vriendin. Zijn ex-vriendin is verdachte [verdachte] . [persoon 1] vertelt ook dat zijn ex-vriendin inmiddels een relatie heeft met ene [medeverdachte] (medeverdachte [medeverdachte] ). Vervolgens geeft hij een signalement van deze [medeverdachte] .
Vervolgens worden aan hem camerabeelden getoond. Deze beelden zijn opgenomen door een aantal camera’s die zijn aangebracht bij een nabij gelegen fietsenhandel “ [naam fietsenhandel] ”. Op de beelden, die ook ter terechtzitting zijn getoond, zijn twee personen, kennelijk een man en een vrouw, te zien, die over de [adres 2] lopen in de richting van de [adres 1] en daarna is te zien dat zij terug uit diezelfde richting komen. De man draagt een wit petje. Eveneens is te zien dat één van beide personen gebukt zit bij een auto die geparkeerd staat aan de [adres 1] . [persoon 1] zegt dat hij de beide personen herkent als mevrouw [verdachte] en de heer [medeverdachte] . De rechtbank heeft, na ter terechtzitting deze beelden diverse malen te hebben bekeken in aanwezigheid van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] , de personen op die beelden niet kunnen identificeren.
Bij de auto is een blauw dekseltje aangetroffen met daarin een katoenen lont. Dit dekseltje blijkt, na nader onderzoek, te zijn van een pot mayonaise of saus van het merk: “Trophysauzen, de sausmakers sinds 1973”. Deze mayonaise of saus is onder meer verkrijgbaar bij de supermarkt, genaamd “ [naam supermarkt] ”.
Soortgelijke deksels worden bij de doorzoeking in de woning van verdachten op 17 februari 2016 aangetroffen.
Vervolgens wordt in de nacht van 17 februari 2016, tussen 03.00 uur en 04.00 uur, opnieuw brand gesticht in de auto van de heer [persoon 1] . Nu met aanzienlijke schade. De auto stond op dat moment geparkeerd op een parkeerplaats, behorende bij de appartementen aan de [adres 1] . De ingang van deze parkeerplaats is gelegen aan de [adres 3] te Maastricht.
Aangever [persoon 1] en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] horen een knal. [getuige 2] verklaart dat hij een donkere personenauto van het merk Opel, type Kadett met gedoofde lichten in de richting van de [adres 2] ziet staan en hij ziet een persoon in de richting van die auto rennen en instappen, waarna deze auto - met gedoofde lichten - wegrijdt in de richting van de [adres 2] . Getuige [getuige 1] hoort na de knal een auto die flink optrekt. De getuige denkt dat hij dit geluid bij een eerdere autobrand ook heeft gehoord. Hij ziet vervolgens een zwarte personenauto van het merk Volkswagen, type Golf vanaf het station aan komen rijden. Deze auto ging vervolgens de spoorwegovergang over en reed daarna links af de [adres 4] op.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] krijgen die nacht de melding over de autobrand en de mogelijke betrokkenheid van een donkerkleurige personenauto, merk Opel of merk Volkswagen met mogelijk een typisch zwaar geluid. Zij zien rond 04.00 uur die nacht een donkerkleurige personenauto uit de richting van een tankstation van BP, gelegen nabij het Geusselt stadion komen. Deze auto rijdt via de [adres 5] richting de Noorderbrug. Politieambtenaar [verbalisant 2] denkt dan dat het een auto van het merk Volkswagen, type Golf betreft. Besloten wordt het voertuig te volgen. Op enig moment zien de politieambtenaren dat het een donkerblauwe personenauto van het merk Opel betreft. Als het voertuig optrekt horen de politieambtenaren een zwaar geluid van het voertuig komen.
Er wordt een stopteken gegeven en de inzittenden worden gecontroleerd. Het zijn de verdachte [verdachte] en de medeverdachte [medeverdachte] . Beide verdachten worden aangehouden en de auto wordt inbeslaggenomen. Verdachten verklaren beiden dat ze vanuit hun woning aan de [adresgegevens verdachte] te Maastricht zijn weggegaan en met hun auto zijn gereden naar een tankstation van BP, gelegen nabij het Geusseltstadion en dat ze aldaar een flesje drank van het merk AA en sigaretten hebben gekocht. De opgevraagde bewakingsbeelden, opgenomen in dat tankstation, bevestigen dat [medeverdachte] rond 04.00 uur ‘s nachts in de shop van het betreffende tankstation frisdrank en sigaretten heeft gekocht.
De auto wordt onderzocht en in de auto wordt een wit petje aangetroffen met het opschrift “Lonsdale”. Tevens wordt in de auto een gassoldeerbout aangetroffen. Bij het ontsteken hiervan kwam een blauwe gasvlam uit de bout. Voor het overige wordt niets aangetroffen dat in verband kan worden gebracht met de tegen [verdachte] en de medeverdachte [medeverdachte] gerezen verdenkingen inzake de brandstichtingen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat de kleding, die verdachten bij hun aanhouding droegen, is onderzocht op eventuele sporen.
Op basis van een visuele inspectie zou zijn vastgesteld dat het remlicht aan de linkerzijde van het inbeslaggenomen voertuig iets feller brandt dan het remlicht aan de rechterzijde. Dit zou ook waarneembaar zijn op de foto die is opgenomen als foto 3 op pagina 180 van het dossier. Er is niet gebleken dat de remlichten zijn onderworpen aan een technisch onderzoek. Verdachten hebben ter terechtzitting weersproken dat er voor wat betreft de lichtopbrengst een verschil bestaat tussen de beide remlichten. De rechtbank heeft deze foto bekeken, maar is van oordeel dat, nu niet vast staat uit welke hoek de betreffende foto is genomen en technisch onderzoek op dit punt ontbreekt, niet vast staat dat er voor wat de lichtopbrengst daadwerkelijk een verschil is tussen de beide remlichten van het inbeslaggenomen voertuig.
De bewakingsbeelden van “ [naam fietsenhandel] ”, opgenomen in de nacht van 17 februari 2016 zijn eveneens onderzocht en de waarnemingen zijn opgenomen in het proces-verbaal. Ook ter terechtzitting zijn deze beelden bekeken. Op deze beelden is te zien dat in de betreffende nacht rond 03.45 uur een donkerkleurige auto de [adres 2] komt opgereden en in de richting van de kruising met de [adres 3] rijdt. Ter hoogte van deze kruising is te zien dat een remlicht feller brandt dan het andere remlicht en dat de auto rechtsaf de [adres 3] oprijdt.
Om 03.51.40 u is aan de bovenzijde van het beeld een lichtflits te zien.
Verbalisanten relateren in het proces-verbaal dat vervolgens rond 03.51.55 u te zien is dat een vermoedelijke donkerkleurige auto, zonder verlichting, over de [adres 3] rijdt in de richting van de [adres 2] . Dit heeft de rechtbank op de beelden niet kunnen waarnemen.
Met de inbeslaggenomen auto is op 25 februari 2016 omstreeks 19.05 uur (dit is na zonsondergang), dezelfde route gereden. Vervolgens werden de camerabeelden, opgenomen door de camera’s van “ [naam fietsenhandel] ”, vergeleken. Verbalisanten relateren dat uit de beelden blijkt dat de auto op de beelden van 25 februari 2016 (de inbeslaggenomen auto), identiek is aan de auto die te zien is op de beelden van 17 februari 2016.
De rechtbank heeft de beelden die op 25 februari 2016 zijn opgenomen eveneens ter zitting bekeken en is van oordeel dat op basis van deze beelden niet met zekerheid gesteld kan worden dat de auto, die te zien is op de camerabeelden opgenomen op 17 februari 2016 dezelfde auto is als de inbeslaggenomen auto.
Verdachten hebben beiden van meet af aan ontkend enige betrokkenheid bij deze brandstichtingen te hebben gehad. Zij hebben ook steeds ontkend de personen te zijn die te zien zijn op de camerabeelden opgenomen op 6 februari 2016.
Uit de geconstateerde feiten en omstandigheden heeft ten aanzien van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] de verdenking kunnen ontstaan, maar de rechtbank heeft daaruit niet de overtuiging bekomen dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachten de daders zijn van de poging tot brandstichting, respectievelijk de brandstichting.
Naar het oordeel van de rechtbank laten de bewijsmiddelen de mogelijkheid open dat (een) ander(en) dan verdachten schuldig is/zijn aan de brandstichtingen.
Door de officier van justitie is nog gewezen op de gelijkenis tussen de jas en schoenen die onder de verdachte [verdachte] in beslag zijn genomen en de jas en schoenen die de vrouw, die op de camerabeelden van 6 februari 2016 zichtbaar is, draagt en op de gelijkenis tussen het petje dat is aangetroffen in de inbeslaggenomen auto en het petje dat de man op de genoemde camerabeelden draagt. De rechtbank heeft die overeenkomsten gezien, maar vindt kleding te weinig specifiek om als bewijs doorslaggevend te zijn.
Ook heeft de officier van justitie nog aangegeven dat bij onderzoek aan de computer die bij verdachten in de woning stond uit de zoekhistorie is gebleken dat rondom de data van de betreffende brandstichtingen via internet onder meer gezocht is op de zoekterm “autobrand”. De verdachten hebben hierover een verklaring gegeven, inhoudende dat rondom die tijd veel autobranden in Maastricht hebben plaatsgevonden, ook in de buurt waar verdachten wonen. Naar zeggen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hebben zij om die reden vaker - onder meer via de site van de omroep genaamd L1 - informatie hierover opgezocht. De rechtbank acht deze verklaring niet onaannemelijk.
Dit betekent dat verdachten moeten worden vrijgesproken van de poging tot brandstichting op 6 februari 2016 en van de brandstichting op 17 februari 2016.
Ten aanzien van 03/129020-15
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen is dat de verdachte bij de diefstal nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte een bijdrage heeft geleverd die van voldoende gewicht was, meer in het bijzonder is niet gebleken dat de verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger. De verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken.
Bewijs
Ten aanzien van 03/700101-16 feit 3 [1]
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 6 juli 2016;
  • het proces-verbaal van bevindingen inzake de doorzoeking
- de kennisgeving van inbeslagneming [3] ;
- de NFI-rapportage [4] .
Ten aanzien van 03/255922-15 [5]
De rechtbank acht de mishandeling van [slachtoffer 1] bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 6 juli 2016;
  • de aangifte van [slachtoffer 1]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Ten aanzien van 03/700101-16 feit 3
op 17 februari 2016 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 13,6 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Ten aanzien van 03/255922-15
op 12 augustus 2015, te Beek, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar meerdere malen in het gezicht te slaan en voornoemde [slachtoffer 1] bij de keel vast te grijpen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van 03/700101-16 feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van 03/255922-15:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het advies van Reclassering Nederland van 19 mei 2016.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat indien verdachte wordt veroordeeld een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijk deel, passend is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Zij heeft de vriendin van haar ex-partner mishandeld door haar bij de keel te grijpen en haar meerdere keren in het gezicht te slaan. Verdachte is in de vroege ochtend de slaapkamer van haar ex binnengestormd en heeft het slachtoffer daar aangevallen. Dit feit heeft op het slachtoffer grote indruk gemaakt en zij heeft aangegeven bang te zijn voor verdachte. Verdachte had geen goede reden om naar de slaapkamer te gaan en de rechtbank neemt het verdachte met name kwalijk dat dit alles gebeurde terwijl haar eigen dochtertje op dat moment in de woning verbleef.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander opzettelijk aanwezig hebben van 13,6 gram amfetamine. Amfetamine is een harddrug en is een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, met name harddrugs, verslavend werken en grote gevaren voor de volksgezondheid opleveren, terwijl gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat uitgaan van een hoeveelheid voor eigen gebruik.
Dit alles rechtvaardigt oplegging van een vrijheidsbenemende straf. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook nog een voorwaardelijke straf opgelegd dient te worden, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van de psychologische rapportage van 23 mei 2016 en het reclasseringsadvies van 19 mei 2016 en de daarin neergelegde adviezen. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten werd veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. In het kader van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [persoon 1] vordert ter zake van de feiten 1 en 2 van
03/700101-16 een schadevergoeding van € 2.222,94.
Aangezien verdachte wordt vrijgesproken van deze feiten moet de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

8.Het beslag

De hierna in de beslissing te noemen in beslag genomen voorwerpen komen niet voor onttrekking aan het verkeer in aanmerking, nu niet wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan deze maatregel. Omdat deze voorwerpen niet onder een bepaalde persoon zijn inbeslaggenomen en onbekend is aan wie deze voorwerpen toebehoren, zal de rechtbank gelasten dat deze voorwerpen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder parketnummer 03/700101-16 ten laste gelegde feiten onder 1. en 2. en van het onder parketnummer 03/129020-15 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder parketnummer 03/700101-16 onder 3. tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder parketnummer 03/700101-16 onder 3. meer of anders is ten laste gelegd;
  • verklaart het onder parketnummer 03/255922-15 tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder parketnummer 03/255922-15 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

Toezicht

- geeft de
reclassering opdracht toezicht te houdenop de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

- verklaart
de benadeelde partij, [persoon 1] , niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte toto op heden op nihil;
Beslag
- gelast de bewaring van de volgende in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende:
  • 1 glazen pot, goednummer 740044;
  • 1 deksel met lont, goednummer 740043;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter,
mr. F.M. van Maanen Winters en mr. S.G.M. Schellekens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene, griffier, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare zitting van 8 juli 2016.
Buiten staat
mr. S.G.M. Schellekens en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Parketnummer 03/700101-16
1.
zij op of omstreeks 17 februari 2016, in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een auto (Honda Civic [kenteken] ) welke geparkeerd stond aan de [adres 3] / [adres 1] door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare vloeistof, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan genoemde auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die auto en/of belendende auto('s) en/of
percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor bewoners van belendende percelen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor genoemde personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
zij op of omstreeks 06 februari 2016, in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een auto (Honda Civic [kenteken] ) welke geparkeerd stond aan de [adres 3] / [adres 1] door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare vloeistof, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan genoemde auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die auto en/of belendende auto('s) en/of
percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor bewoners van belendende percelen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor genoemde personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 06 februari 2016, in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een auto (Honda Civic [kenteken] ) welke geparkeerd stond aan de [adres 3] / [adres 1] , met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen genoemde auto in brand heeft gestoken, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met een brandbare vloeistof, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor die auto en/of belendende auto('s) en percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor bewoners van belendende percelen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor genoemde, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op of omstreeks 17 februari 2016 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 13,60 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Parketnummer 03/129020-15
zij op of omstreeks 7 juni 2015 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een web-cam, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zij, verdachte, meermalen, althans eenmaal heeft geslagen naar voornoemde [slachtoffer 2] ;
Parketnummer 03/255922-15
zij, op of omstreeks 12 augustus 2015, te Beek, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar meerdere malen, althans een maal, in het gezicht te slaan en/of voornoemde [slachtoffer 1] bij de keel vast te grijpen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van districtsrecherche Zuidwest Limburg, proces-verbaalnummer LB3R015106, gesloten d.d. 22 maart 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 312, met bijlagen.
2.Proces-verbaal van doorzoeking d.d. 18 februari 2016, pagina 67.
3.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 17 februari 2016, pagina 212 en 213.
4.Deskundigenrapport van het NFI d.d. 31 maart 2016, als bijlage gevoegd bij het onder 1 genoemde proces-verbaal.
5.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie-eenheid Limburg, registratienummer PL2300-2015151315, gesloten d.d. 12 januari 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 21.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 12 augustus 2015, pagina 3 en 4.