ECLI:NL:RBLIM:2016:5930

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
C/03/221681 / KG ZA 16-263
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vliegreis met minderjarige in het kader van terreurdreiging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.M.B.R. Niellissen, heeft de vrouw, vertegenwoordigd door mr. J.M.E. van den Heuvel, gedagvaard om toestemming te verkrijgen voor een vliegreis met hun minderjarige kind naar Spanje. De man had de reis gepland van 23 juli tot en met 7 augustus 2016, maar de vrouw verzette zich tegen deze reis vanwege zorgen over terreurdreiging, verwijzend naar recente aanslagen in Europa.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de gevraagde toestemming, gezien de geplande vertrekdatum en het feit dat de man al vliegtickets had geboekt. De rechter overwoog dat, hoewel de vrouw bezorgd was over de veiligheid van de reis, er geen negatief reisadvies was afgegeven door de overheid en dat de man zijn keuze om te vliegen weloverwogen had gemaakt. De rechter oordeelde dat de man in zijn ouderlijke verantwoordelijkheid niet misbruik maakte en dat de vrouw niet kon worden gevolgd in haar weigering om toestemming te geven voor de vliegreis.

De vorderingen van de man om de vrouw te veroordelen tot medewerking aan de reis en het afgeven van de ID-kaart van de minderjarige werden afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De voorzieningenrechter verleende uiteindelijk de gevraagde toestemming voor de vliegreis, verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en compenseerde de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak : 8 juli 2016
Zaaknummer : C/03/221681 / KG ZA 16-263
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
[de man],wonende te [woonplaats 1] ,
eiser, verder te noemen “de man”,
advocaat mr. G.M.B.R. Niellissen, ter terechtzitting vertegenwoordigd door kantoorgenoot mr. H.F.A. Bronneberg;
tegen:
[de vrouw],wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde, verder te noemen “de vrouw”,
advocaat mr. J.M.E. van den Heuvel (toevoeging).

1.Het verloop van de procedure

De man heeft de vrouw gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 6 juli 2016, heeft de man gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna hij zijn vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.
De vrouw heeft aan de hand van een op voorhand toegezonden conclusie van antwoord verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Vervolgens is het geding voor enige tijd geschorst, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen hun geschil alsnog in der minne te regelen. Na de hervatting is gebleken dat zij niet tot overeenstemming waren gekomen.
Ten slotte heeft de man om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] geboren [minderjarige] (hierna: “ [minderjarige] ”).
2.2.
Bij beschikking van 15 mei 2013 (zaaknummer C/03/178676 / FA RK 13-370) is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 6 juni 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Beide partijen zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast. [minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
2.4.
Op enig moment heeft de man jegens de vrouw bij deze rechtbank een bodemprocedure geëntameerd tot primair wijziging van het hoofdverblijf en subsidiair tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zaaknummer C/03/213993 / FA RK 15-4010). In deze procedure, waarin de vrouw bij wege van zelfstandig verzoek onder andere heeft verzocht haar met het eenhoofdig gezag te belasten, heeft op 15 april 2016 de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Bij tussenbeschikking van 22 april 2016 heeft de rechtbank onder meer bepaald dat [minderjarige] voorlopig, in afwachting van de uitkomst van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de man verblijft:
  • gedurende één weekend per veertien dagen van zaterdag om 10.00 uur tot zondag om 19.00 uur;
  • gedurende de meivakantie van zaterdag 23 april 2016 om 10.00 uur tot zondag
1 mei 2016 om 19.00 uur;
- gedurende de eerste twee weken alsmede de vijfde week van de zomervakantie
van 2016.
2.5.
Nu [minderjarige] conform de afgesproken reguliere voorlopige verblijfsregeling ook het weekend voorafgaande aan de zomervakantie bij de man zal verblijven, zal [minderjarige] bij de man verblijven van zaterdag 23 juli 2016 om 10.00 uur tot zondag 7 augustus 2016 om 19.00 uur.
2.6.
De man is voornemens om gedurende voormelde periode met [minderjarige] en zijn nieuwe partner per vliegtuig naar Spanje af te reizen in verband met een vakantie aldaar, waarna zij binnen genoemde periode ook weer terugkeren. De nieuwe partner van de man is van Spaanse afkomst. In Spanje woont haar familie. In het verleden is de man meerdere malen met zijn nieuwe partner en [minderjarige] op vakantie gegaan in de regio Andalusië.
2.7.
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding was de reis nog niet geboekt. Ter zitting in onderhavige zaak op 6 juli 2016 heeft de man naar voren gebracht dat hij de vliegtickets inmiddels heeft geboekt; dit zou inhouden dat er op 24 juli 2016 vanuit Düsseldorf (Duitsland) naar Malaga wordt gevlogen en binnen genoemde periode weer vanuit Malaga wordt teruggevlogen naar Köln (Duitsland).

3.Het geschil

3.1.
Op de in de dagvaarding vermelde gronden - die ter zitting nader zijn toegelicht - heeft de man gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis in kort geding, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren:
1. de man toestemming verleent om met de minderjarige [minderjarige] in de periode van 23 juli
2016 tot en met 7 augustus 2016 naar Spanje af te reizen met het vliegtuig en daar te mogen verblijven;
2. de vrouw veroordeelt om volledige medewerking te verlenen aan de voorlopige
afspraken zoals deze zijn neergelegd in de tussenbeschikking van deze rechtbank d.d. 22 april 2016, inhoudende dat [minderjarige] bij de man verblijft:
- gedurende één weekend per veertien dagen van zaterdag om 10.00 uur tot zondag om 19.00 uur;
- gedurende de eerste twee weken alsmede gedurende de vijfde week van de zomervakantie van 2016;
3. de vrouw veroordeelt over te gaan tot afgifte van de ID-kaart van [minderjarige] aan de man
tijdens de contactmomenten zoals benoemd onder nummer 2;
4. de man vervangende toestemming verleent om voor [minderjarige] een identiteitsbewijs aan te
vragen in de vorm van een paspoort bij de gemeente Heerlen;
5. met veroordeling van de vrouw tot een dwangsom van € 1.000,- voor elke keer
respectievelijk elke dag respectievelijk gedeelte van de dag dat de vrouw na betekening van dit vonnis geheel of gedeeltelijk met die nakoming in gebreke blijft ten aanzien van het verzochte onder nummer 2 en 3; dit alles met een maximum van € 50.000,-;
6. met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
3.2.
De vordering wordt door de vrouw weersproken, waartoe onder meer wordt verwezen naar de conclusie van antwoord. Op haar verweer wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Tussen partijen is in confesso dat de man in de onder 1 gevorderde periode met [minderjarige] naar Spanje mag afreizen en aldaar in die periode mag verblijven. Het discussiepunt tussen partijen is louter gelegen in de wijze van vervoer. De man wenst met het vliegtuig af te reizen vanuit Düsseldorf naar Malaga en later weer vanuit Malaga per vliegtuig terug te reizen naar Köln. Nu partijen het niet eens worden over de door de man voorgestane wijze van transport is een voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde onder 1 aanwezig, gelet op de geplande spoedige vertrekdatum en het gegeven dat de man de vliegtickets ten tijde van de zitting reeds had gekocht.
4.2.
De vrouw is het niet eens met de door de man gewenste wijze van vervoer vanwege
- kort gezegd - het risico van aanslagen, waartoe zij heeft verwezen naar de recente gebeurtenissen in Brussel (Zaventem) en Istanbul. Ook heeft zij krantenartikelen overgelegd die melding maken van een arrestatie van enkele Syriërs die in Düsseldorf een aanslag planden. De vrouw acht het momenteel een feit van algemene bekendheid dat er een reëel gevaar bestaat dat terroristen op vliegvelden aanslagen (zullen) plegen.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Uit verschillende media volgt dat er in het recente verleden aanslagen hebben
plaatsgevonden in onder meer Brussel en Istanbul. Uit de door de vrouw overgelegde stukken valt af te leiden dat een aanslag in Düsseldorf is verijdeld. Het huidige tijdsgewricht kent, wellicht meer dan ooit tevoren, de mogelijkheid van aanslagen in Europa (en daarbuiten). Doch dit maakt niet dat aan de man toestemming moet worden onthouden om per vliegtuig vanuit Duitsland naar Spanje te reizen en vice versa.
Dat de vrouw niet per vliegtuig zou reizen is haar eigen keuze. De man heeft in beginsel de vrijheid om de reis met [minderjarige] in te richten op een wijze die hem goeddunkt. Ter zitting heeft de man gemotiveerd naar voren gebracht zijn keuze weloverwogen te hebben gemaakt. Dat de man van de hiervoor bedoelde vrijheid in zijn ouderlijke verantwoordelijkheid misbruik maakt, is niet gebleken.
De rijksoverheid heeft geen negatief reisadvies afgegeven voor reizen naar Spanje of Duitsland dan wel voor vluchten vanuit/naar die landen. Er mag van worden uitgegaan dat de Duitse/Spaanse overheden alle benodigde maatregelen treffen om het vliegverkeer veilig te laten plaatsvinden, temeer vanwege de huidige terreurdreiging op de achtergrond.
De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat mocht zich onverhoopt een concrete dreiging of gebeurtenis voordoen op bedoelde luchthavens in aanloop naar de heen- of terugreis, de man (ook) alsdan zijn verantwoordelijkheid neemt.
Bij deze stand van zaken bestaat er onvoldoende grond om de vrouw te volgen in haar weigering om toestemming te geven voor de (door de man geplande) vliegreis van en naar Spanje.
Het gevorderde onder 1 zal dan ook worden toegewezen.
Ter verduidelijking overweegt de voorzieningenrechter nog dat de te verlenen toestemming logischerwijs ook inhoudt dat de man met [minderjarige] per vliegtuig naar Duitsland mag terugvliegen.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de man, zoals ook ter zitting is besproken, aan de vrouw de relevante vluchtgegevens verschaft, waaronder vluchtnummers.
4.3.
Nu gesteld noch gebleken is dat de vrouw de zorgregeling niet naleeft, dient het onder 2 gevorderde bij gebrek aan (spoedeisend) belang te worden afgewezen.
4.4.
Ten aanzien van het gevorderde onder 3 overweegt de rechtbank als volgt. Naar zeggen van de vrouw is zij niet weigerachtig de ID-kaart af te geven en heeft de man er ook niet eerder om verzocht. De vrouw heeft ter zitting het voorstel gedaan om de ID-kaart bij elke overdracht in de tas van [minderjarige] te doen en deze vervolgens ook weer terug te krijgen, zodat de ID-kaart als het ware steeds met [minderjarige] meeverhuist. De man is niet ingegaan op dit voorstel van de vrouw, omdat hij een stok achter de deur wil. De voorzieningenrechter acht toewijzing van het gevorderde evenwel niet gerechtvaardigd nu de man zelf heeft verklaard dat de vrouw de ID-kaart éénmaal niet heeft meegegeven; (de (on)gegrondheid van) de reden daarvoor, zijn evenwel niet nader toegelicht. Alsdan is enige (ongerechtvaardigde) obstructie van de vrouw in dit verband, laat staan een herhaaldelijke obstructie, niet aannemelijk gemaakt. Dit geldt temeer nu de vrouw heeft toegezegd dat zij de ID-kaart aan [minderjarige] zal meegeven (ook) indien de vervangende toestemming als verzocht onder 1 wordt verleend. Het onder 3 gevorderde zal derhalve worden afgewezen.
4.5.
De vordering onder 4 is eenzelfde lot beschoren. Een spoedeisend belang bij die vordering is gesteld noch gebleken.
4.6.
Op basis van het voorgaande dient ook de onder 5 gevorderde dwangsom te worden afgewezen.
4.7.
Gelet op het feit dat partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd zoals hierna in het dictum is bepaald.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
verleent aan de man, ter vervanging van de toestemming van de vrouw, toestemming om met de minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , in de periode van 23 juli 2016 tot en met 7 augustus 2016 per vliegtuig af te reizen naar Spanje en in die periode aldaar te verblijven;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
F.B.