ECLI:NL:RBLIM:2016:5914

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
5047328 AZ VERZ 16-110
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een onderwijzeres op basis van een verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een onderwijzeres, werkzaam bij de stichting Kindante. De werkgever, Kindante, voerde aan dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding als grond voor de ontbinding. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat deze verstoorde arbeidsverhouding niet voldoende was onderbouwd en dat er mogelijkheden tot herplaatsing van de werkneemster binnen de organisatie bestonden. De rechtbank heeft de procedure gestart met een verzoekschrift van Kindante, ontvangen op 30 april 2016, en een verweerschrift van de werkneemster, ontvangen op 16 juni 2016. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2016 is er een pleitnota overgelegd door Kindante. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de werkgever onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de verstoorde arbeidsverhouding en dat de werkneemster, die sinds 1978 in dienst was, mogelijkheden had voor herplaatsing. De rechtbank heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en Kindante veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de werkneemster, die zijn vastgesteld op € 400,00.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer 5047328 AZ VERZ 16-110
Beschikking van 5 juli 2016
in de zaak van
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
STICHTING KINDANTE, LEREN LEREN, LEREN LEVEN,
gevestigd te Sittard-Geleen,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. J.H.Th. Frissen
tegen
[verweerster],
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde mr. C. Mohr.
Partijen zullen hierna Kindante en [verweerster] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen (ontvangen op 30 april 2016)
  • het verweerschrift met bijlagen (ontvangen op 16 juni 2016
  • de door partijen op 22 juni 2016 ingediende bijlagen
  • de mondelinge behandeling op 28 juni 2016, waarbij door Kindante een pleitnota is overgelegd.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] is geboren op [geboortedatum] . Zij is op grond van een “akte van benoeming” van 22 juni 1978 op die dag bij de rechtsvoorgangster van Kindante in dienst getreden tot en met 30 juni 1978. Vervolgens is [verweerster] op grond van een tweede “akte van benoeming” met ingang van 14 augustus 1978 bij de rechtsvoorgangster van Kindante in dienst getreden als “leerkracht”.
2.2.
Het loon van [verweerster] bedraagt thans € 3.355,00 per maand (exclusief 8% vakantiebijslag, 6,3% eindejaarsuitkering en uitkering wegens “dag voor de leraar”).
2.3.
[verweerster] verricht haar werkzaamheden gewoonlijk in Oirsbeek in de basisschool “De Sprong”.
2.4.
In november 2009 heeft [verweerster] met haar leidinggevende, [naam leidinggevende] (hierna: [naam leidinggevende] ) een zogenoemd voortgangsgesprek gehad. Van dat gesprek is een “verslagformulier afsprakengesprek” opgesteld en door [verweerster] en [naam leidinggevende] ondertekend. Het formulier vermeldt:
“Verdere ontwikkeling in de groep van Zelfstandig Werken, waarbij de regels van ZW worden toegepast. Gestructureerde aandacht voor het loslaten van de leerlingen tijdens zelfstandig werken. Instructie en evaluatie moeten gerelateerd zijn aan het proces van zelfstandig werken.
Een groei in de persoonlijke ontwikkeling is het werken aan het vermijden van non-verbale reacties tijdens gesprekken met stagiaires, ouders, collega’s, kinderen. Hierin is reeds progressie te bespeuren.”
2.5.
In 2012 heeft er een coachingstraject plaatsgevonden. Dit traject is afgesloten op 19 april 2014. In de eindrapportage van 26 april 2014 van dat traject is opgenomen dat aanleiding voor dit traject was de volgens de leidinggevende van [verweerster] “negatieve non-verbale houding” van [verweerster] die “intimiderend werkt”. De rapportage eindigt met de volgende conclusie: “Alle betrokken partijen, Mw [verweerster] , directeur [naam leidinggevende] , IB-er en ondergetekende zijn van mening dat de begeleiding succesvol kan worden afgesloten”.
2.6.
In een door zowel [verweerster] als [naam leidinggevende] ondertekend verslag van een op 19 december 2012 gevoerd voortgangsgesprek/functioneringsgesprek wordt vermeld: “Ondanks het feit, dat er sprake is van een bewustwording, komt het nog regelmatig voor dat non-verbale reacties van [verweerster] intimiderend overkomen op kinderen en/of ouders. [verweerster] geeft aan, dat ze er voortdurend aan blijft werken.”
2.7.
Op 10 juni 2013 heeft [naam leidinggevende] [verweerster] medegedeeld dat zes ouders hebben geklaagd over “het pedagogisch klimaat” in de groep van [verweerster] en dat er een officiële klacht is ingediend.
2.8.
Op 19 december 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen (onder anderen) [verweerster] en [naam leidinggevende] . Het daarvan gemaakte gespreksverslag is door [verweerster] voor “gezien” ondertekend. Blijkens het verslag zal [verweerster] in een coachingstraject door [naam coach] (hierna: [naam coach] ) begeleid worden om diverse aantal punten die volgens [naam leidinggevende] onvoldoende te verbeteren.
2.9.
[naam coach] heeft een verslag getiteld “Samenvatting resultaten onderzoek [verweerster] ” van 9 april 2014 opgesteld.
2.10.
Op 17 april 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] , [naam coach] , [verweerster] en [naam leidinggevende] . Het door [naam leidinggevende] voor “gezien” ondertekende verslag (het woord “akkoord” is doorgestreept) daarvan vermeldt onder meer:
“Vanuit de schoolleiding worden op dit moment, de volgende competenties nog als onvoldoende benoemd:
  • Reflectie en ontwikkeling;
  • Interpersoonlijke communicatie
  • Pedagogische kwaliteiten
(…)
Afgesproken is dat [naam leidinggevende] een formeel beoordelingsgesprek met [verweerster] zal inplannen. Hierna zal in onderling overleg tussen [naam 1] en [naam leidinggevende] bepaald worden of er een vervolgtraject nodig is en zo ja hoe deze zal worden vormgegeven qua begeleiding en locatie.”
2.11.
In mei 2014 heeft een beoordelingsgesprek tussen [naam leidinggevende] en [verweerster] plaatsgevonden. Het door [verweerster] niet ondertekende formulier dat naar aanleiding daarvan is opgesteld vermeld dat het functioneren van [verweerster] als onvoldoende is beoordeeld op de onderdelen “Interpersoonlijk competent”, “(Ortho-)pedagogisch competent” en “Competent in reflectie en ontwikkeling”.
2.12.
Begin van het schooljaar 2015-2016 is [verweerster] overgeplaatst naar de Sint Martinusschool te Beek, alwaar zij heeft gewerkt in groep 6/7.
2.13.
Op 3 februari 2016 heeft [naam 2] (hierna: [naam 2] ) [verweerster] ziek gemeld.
2.14.
Bij brief van 4 februari 2016 heeft [verweerster] aan [naam 2] medegedeeld dat zij zonder haar toestemming is ziekgemeld en dat zij beschikbaar is om de bedongen arbeid/werkzaamheden te hervatten.
2.15.
Partijen hebben vervolgens gesprekken gevoerd waarbij door Kindante aan [verweerster] een (of meer) voorstel(len) tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is (zijn) gedaan. [verweerster] is daarmee niet akkoord gegaan.
2.16.
[verweerster] is op 16 juni 2016 door bedrijfsarts L. Tekstra gezien. In de schriftelijke “probleemanalyse” van diezelfde datum heeft Tekstra opgetekend dat het verzuim van [verweerster] werkgerelateerd is en dat [verweerster] tijdelijk volledig arbeidsongeschikt wordt geacht. Tekstra adviseert om de werkgerelateerde problematiek te verhelderen en tot een oplossing te komen. Hij adviseert om over vier weken een vervolgspreekuur te plannen.

3.Het geschil

3.1.
Kindante verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
Ter onderbouwing van dit verzoek voert Kindante aan dat zij het vertrouwen in de professionele kwaliteiten van [verweerster] verloren heeft en dat de professionele samenwerkingsrelatie tussen partijen verstoord en compleet uitzichtloos is. Zij stelt dienaangaande (samengevat) dat [verweerster] ondanks diverse trajecten niet in staat gebleken is haar functioneren te verbeteren. Hierdoor werd het vertrouwen van [naam leidinggevende] in [verweerster] te kwetsbaar en is na een periode van ziekteverlof gekozen voor een “doorstart” in Beek op de Martinusschool. Daar leek het aanvankelijk de goede kant op te gaan, maar later kwam het tot spanningen met collega’s, leerlingen en ouders. De sfeer werd zo grimmig, dat [verweerster] op 3 februari 2016 van arbeid is vrijgesteld. Ter zitting heeft Kindante benadrukt dat zij haar verzoek uitsluitend baseert op de “g-grond”. Kindante stelt dat [verweerster] geen recht heeft op een transitievergoeding op grond van art. 2 van het Besluit Overgangsrecht Transitievergoeding.
3.2.
Het verweer van [verweerster] strekt primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair, indien het verzoek wordt toegewezen, tot toekenning van een transitievergoeding alsmede een billijke vergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Kindante heeft in de loop van de tijd diverse malen gepoogd de wijze van functioneren van [verweerster] te veranderen door haar coachingstrajecten aan te bieden. Kindante vindt dat van disfunctioneren sprake was (en is). [verweerster] betwist dat. Zij stelt dat zij zich in zekere mate gedwongen voelde om aan die trajecten medewerking te verlenen. Wat hier verder ook van zij, Kindante heeft haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet gebaseerd op disfunctioneren van [verweerster] . Derhalve kan in het midden blijven of de coachingstrajecten nodig waren vanwege disfunctioneren van [verweerster] . Het verzoek is uitsluitend gegrond op een verstoorde verhouding tussen partijen die van zodanige aard is dat van Kindante in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.2.
[verweerster] is in het kader van het laatste coachingstraject aan het begin van het schooljaar 2015-2016 overgeplaatst naar de Sint Martinusschool te Beek, alwaar zij heeft gewerkt in groep 6/7. Deze school is eveneens onderdeel van Kindante. [verweerster] heeft diverse schriftelijke verslagen overgelegd van werknemers van deze school. Die verslagen die dateren van omstreeks oktober 2015 zijn ten aanzien van het functioneren van [verweerster] zonder meer (zeer) positief te noemen. Volgens Kindante zijn nadien opnieuw problemen ontstaan waardoor de positie van [verweerster] onhoudbaar geworden is. Kindante stelt ter onderbouwing van dat standpunt dat de collegiale verhoudingen verslechterden omdat het functioneren van [verweerster] toch te wensen overliet. Die stelling, die door [verweerster] wordt betwist, is verder in het geheel niet onderbouwd, zodat daar geen waarde aan gehecht kan worden. Voorts is ter zitting door Kindante betoogd dat [verweerster] in de loop van het schooljaar aan een andere groep onderwijs diende te geven, hetgeen tot klachten heeft geleid. De kantonrechter begrijpt dat die klachten zagen op het feit dat leerlingen in de loop van het schooljaar werden geconfronteerd met een andere onderwijzer. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is onduidelijk gebleven welk verwijt [verweerster] in dezen treft.
4.3.
Onbetwist staat vast dat Kindante op enig moment [verweerster] heeft medegedeeld dat er op 5 februari 2016 een gesprek zou gaan plaatsvinden en dat [verweerster] zich daarbij diende te laten bijstaan door een advocaat. Kindante heeft er toen voor gekozen om [verweerster] ziek te melden per 3 februari 2016, een ziekmelding waar [verweerster] het niet mee eens was.
Het aanvankelijk op 5 februari 2016 geplande gesprek heeft uiteindelijk plaatsgevonden op 19 februari 2016. Partijen hebben in dat gesprek onderhandeld over de voorwaarden waaronder der arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden kon worden beëindigd. Die medewerking heeft [verweerster] uiteindelijk niet gegeven omdat, zoals zij stelt, haar werk haar lust en haar leven is. Ook vindt [verweerster] de door Kindante aangeboden financiële regeling onvoldoende. Ook uit deze feiten en stellikngen blijkt onvoldoende dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW. Kindante heeft kennelijk gepoogd om [verweerster] , zonder dat daar een voor de kantonrechter duidelijke aanleiding voor was, te bewegen haar medewerking te verlenen tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Het feit dat [verweerster] daarover met Kindante overleg gevoerd heeft is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat [verweerster] daarmee bevestigd heeft dat er sprake is van een onherstelbare verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen. Kindante stelt dat zij geen vertrouwen meer heeft in [verweerster] omdat haar functioneren, ondanks de diverse trajecten, niet verbeterd. Die stelling heeft Kindante evenwel onvoldoende onderbouwd in het licht van de positieve schriftelijke verslagen van haar werknemers op de Martinusschool.
4.4.
[verweerster] werkt reeds sinds 1978 voor Kindante (althans) haar rechtsvoorganger en is inmiddels 60 jaar oud. De kans dat [verweerster] na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met Kindante ander werk zal vinden, is uiterst gering. Desondanks heeft Kindante, zonder dat daar een duidelijke aanleiding voor was, gepoogd de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te beëindigen. [verweerster] is als gevolg daarvan arbeidsongeschikt geworden hetgeen blijkt uit de rapportage van bedrijfsarts Tekstra. [verweerster] heeft dit ter zitting bevestigd en gesteld dat zij door de situatie ziek geworden is. Desondanks ziet [verweerster] mogelijkheden om de arbeidsverhouding voort te zetten, temeer daar er volgens haar binnen Kindante voldoende mogelijkheden zijn om haar te herplaatsen. Kindante heeft daartegen aangevoerd dat herplaatsing bij een andere school alleen maar leidt tot verplaatsing van “het probleem”. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is evenwel onduidelijk gebleven wat “het probleem” is, aangezien [verweerster] juist goed leek te functioneren op de Martinusschool. Een verdere betwisting van de stelling van [verweerster] dat herplaatsing mogelijk is, is uitgebleven. Het moet er derhalve voor gehouden worden dat [verweerster] binnen de organisatie van Kindante herplaatst kan worden. Niet is komen vast te staan dat de arbeidsverhouding met Kindante dusdanig is verstoord dat van haar in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.5.
Op grond van vorenstaande overwegingen zal het verzoek van Kindante worden afgewezen. Kindante zal worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 400,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt Kindante tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 400.00,
5.3.
verklaart onderdeel 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Groen en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW