In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een onderwijzeres, werkzaam bij de stichting Kindante. De werkgever, Kindante, voerde aan dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding als grond voor de ontbinding. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat deze verstoorde arbeidsverhouding niet voldoende was onderbouwd en dat er mogelijkheden tot herplaatsing van de werkneemster binnen de organisatie bestonden. De rechtbank heeft de procedure gestart met een verzoekschrift van Kindante, ontvangen op 30 april 2016, en een verweerschrift van de werkneemster, ontvangen op 16 juni 2016. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2016 is er een pleitnota overgelegd door Kindante. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de werkgever onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de verstoorde arbeidsverhouding en dat de werkneemster, die sinds 1978 in dienst was, mogelijkheden had voor herplaatsing. De rechtbank heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en Kindante veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de werkneemster, die zijn vastgesteld op € 400,00.