ECLI:NL:RBLIM:2016:5718

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
03/659517-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en inbraak in auto met geweldsbedreiging

Op 4 juli 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak en inbraak in een auto. De verdachte werd veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 juni 2016, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de verdediging vrijspraak vroeg wegens gebrek aan bewijs.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: de eerste was de inbraak in een woning op 29 oktober 2015, waarbij geweld werd gebruikt of gedreigd tegen de benadeelde partij. De tweede betrof de inbraak in een auto op 3 december 2015, waarbij diverse goederen werden gestolen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs, dat de verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hadden gemaakt aan de woninginbraak. De rechtbank achtte het spuiten met pepperspray richting de benadeelde partij als een bedreiging met geweld.

De rechtbank overwoog dat de verdachte recidivist was, aangezien hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De straf werd bepaald op basis van de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De benadeelde partijen dienden vorderingen in voor schadevergoeding, die gedeeltelijk werden toegewezen. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om de schade aan de benadeelden te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659517-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [gebootegegevens] ,
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juni 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet samen met een ander heeft ingebroken in een woning, waarbij er geweld is gebruikt dan wel gedreigd is met geweld tegen [benadeelde partij] ;
Feit 2:goederen uit een auto heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Hij heeft daartoe verwezen naar de aangifte, de getuigenverklaringen, de herkenning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en het forensisch bewijs, alles in onderlinge samenhang bezien.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft hij aangevoerd dat er geen sprake is van overtuigend bewijs dat verdachte in de woning is geweest en dat hij goederen zou hebben gestolen.
Ten aanzien van feit 2 heeft hij betoogd dat er sprake is van onvoldoende bewijs, nu verdachte de diefstal heeft ontkend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1: [1]
Aangifte
Op 29 oktober 2015 omstreeks 14.05 uur kwam aangeefster [benadeelde partij] thuis in de woning aan de [adres 1] te Venray, de woning van haar partner [partner benadeelde partij] . Bij het openen van de achterdeur zag zij splinters ter hoogte van het slot. Bij binnenkomst hoorde zij geluid op de bovenverdieping. Er werd paniekerig gesproken in een buitenlandse taal. Onder aan de trap lag een kussensloop, gevuld met hoekige spullen. Nadat [benadeelde partij] riep: “Godverdomme, wat moet dat”, hoorde zij twee stemmen. Terwijl zij de trap opliep, zag zij halverwege de trap op de overloop een getinte, buitenlandse man staan. Hij was groot en had een stevig postuur. Hij droeg een grijze sjaal voor zijn gezicht en hij had een witte capuchon over zijn hoofd getrokken. De man hield met gestrekte arm een busje vast en spoot iets in de richting van [benadeelde partij] . Zij rende vervolgens de woning uit. [2]
Door [benadeelde partij] werd een opgave gedaan van de gestolen goederen. Tijdens onderzoek in de woning bleek echter dat een deel van de goederen, verzameld in een kussensloop, in de woning zijn achtergebleven. De rechtbank zal daarom voor wat betreft de gestolen goederen aansluiten bij de vordering tot schadevergoeding die [partner benadeelde partij] heeft ingediend. Hierin staat vermeld dat er een hoeveelheid geld en de autosleutels werden weggenomen. [3]
Sporenbeeld
Door de politie werd onderzoek verricht in de woning aan de [adres 1] te Venray. De politie constateerde dat de achterdeur braakschade had. Er was een indrukspoor van vermoedelijk een breekijzer te zien. Ook op het kozijn van de voordeur werd braakschade aangetroffen in de vorm van twee duidelijke indruksporen van een breekvoorwerp. De daders zijn zeer waarschijnlijk via de voordeur de woning binnen gedrongen. Op de voordeur werd een afdruk van een handpalm aangetroffen. Deze afdruk werd bemonsterd. [4] Onderzoek door twee deskundigen wees uit dat er een zeer grote mate van overeenkomst bestaat tussen het aangetroffen spoor en de handpalmafdruk van [medeverdachte] . [5]
Op de drempel bij de voordeur werd een busje pepperspray aangetroffen. [6] Onderzoek van het NFI wees uit dat op dit busje pepperspray (onder andere) een DNA-mengprofiel van verdachte aanwezig was. [7]
Getuigenverklaringen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij twee jongens vanaf het trottoir, ter hoogte van de [adres 1] , de weg op zag rennen in de richting van het centrum van Venray, richting de Action. Dit moet kort na 13.45 uur gewest zijn, omdat zij toen vanaf de bioscoop in de richting van de [adres 1] liep. Persoon 1 had een normaal gespierd postuur en droeg een zwart dun jasje. Persoon 2 had een iets dikker postuur. Hij droeg een wit dun jasje, vermoedelijk een trainingsjas. [8]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij een jongen naar de hoek van de [adres 1] zag rennen die daar naar rechts afsloeg, in de richting van het centrum, richting de Action. De jongen had een stevig postuur en droeg een witte jas, vermoedelijk een trainingsjas. Op dat moment kwam vanaf de woning nummer 15 een vrouw aangelopen die zei dat ze zojuist een inbreker had betrapt en was aangevallen. [9]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij omstreeks 14.00 uur in de richting van de [adres 1] liep, toen een jongen schreeuwend de hoek om rende. Hij kwam vanaf de [adres 1] en liep in de richting van de Action. De jongen was gekleed in een witte jas en hij had een sjaal om, waardoor zijn gezicht niet goed zichtbaar was. Meteen daarna kwam een bromfiets de hoek om rijden. De bestuurder droeg zwarte kleding en een zonnebril. De rennende man sprong achterop de bromfiets. [10]
Camerabeelden
Ter plaatse werden camerabeelden opgevraagd. Om 14.03.29 uur verschijnt een bromfiets met hierop twee personen voor het eerst in beeld. De route van de bromfiets wordt gevolgd, totdat deze om 14.03.56 uur uit beeld verdwijnt. [11] De beelden werden aan verbalisant [verbalisant] voorgelegd. Op de beelden was een bromfiets zichtbaar. [verbalisant] herkende [medeverdachte] als bestuurder en verdachte als passagier. [12]
De bromfiets werd herkend als de bromfiets waarop [medeverdachte] eerder door [verbalisant] werd gecontroleerd. Deze stond op naam van de zus van [medeverdachte] . [13]
Conclusie
Aan de hand van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er op 29 oktober 2015 rond 14.00 uur een inbraak heeft plaatsgevonden in de woning aan de [adres 1] . De daders, twee personen, werden daarbij overlopen door [benadeelde partij] . Een van de daders spoot vervolgens met een busje pepperspray in de richting van [benadeelde partij] , waarna [benadeelde partij] wegrende en de daders konden vluchten. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de daders via de [adres 1] zijn gevlucht in de richting van de Action. Een van de daders droeg een witte jas, de ander een zwarte jas.
Op grond van de verklaring van getuige [getuige 3] staat vast dat de man met de witte jas en een sjaal voor zijn gezicht omstreeks 14.00 uur achterop een bromfiets sprong. Aangeefster [benadeelde partij] heeft ook verklaard dat een van de daders een sjaal voor zijn gezicht droeg.
Omstreeks 14.03 uur verschijnt de bromfiets met de twee personen voor het eerst in beeld. Het signalement van de twee personen op de camerabeelden komt overeen met de signalementen die de getuigen hebben gegeven. Op de camerabeelden is te zien dat de bestuurder en de passagier van de bromfiets steeds dezelfde personen zijn.
Op grond van de aangifte en de getuigenverklaringen is er een nagenoeg ononderbroken beeld te zien van de vluchtroute van een van de daders vanaf de woning tot het moment dat hij op de bromfiets springt. Dit blijkt de man met de witte jas en de sjaal voor zijn gezicht te zijn (dader 1).
De andere man (dader 2) wordt door [getuige 1] en [getuige 3] omschreven als een man met een zwart dun jasje dan wel zwarte kleding. Deze man is kort uit beeld geweest, kennelijk om de bromfiets te halen.
Verbalisant [verbalisant] heeft [medeverdachte] (bestuurder) en verdachte (passagier) op de beelden herkend. Zijn bevindingen worden ondersteund door het sporenonderzoek, waaruit blijkt dat beide verdachten aan de plaats delict kunnen worden gelinkt. Van [medeverdachte] werd een afdruk van een handpalm op de voordeur aangetroffen. Van verdachte werd een DNA-mengprofiel aangetroffen op een busje pepperspray.
De rechtbank is van oordeel dat deze combinatie van bewijsmiddelen maakt dat kan worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan de woninginbraak. Het spuiten met een busje pepperspray kan worden aangemerkt als een bedreiging met geweld. [benadeelde partij] heeft niets gemerkt van de pepperspray. Bij de inbraak werden onder andere een hoeveelheid geld en sleutels weggenomen. Gelet op het door [benadeelde partij] gegeven signalement, de herkenning van verdachte en het sporenonderzoek, stelt de rechtbank vast dat [benadeelde partij] verdachte boven aan de trap heeft zien staan. Verdachte heeft dan ook met pepperspray in de richting van [benadeelde partij] gespoten. De rechtbank acht feit 1 bewezen.
Feit 2: [14]
Op 3 december 2015 parkeerde aangever [aangever] zijn bestelauto op de [adres 2] te Venray. Bij terugkomst zag hij dat de linker voorruit was ingeslagen. Uit de auto werden een grijze Apple Macbook, een witte Apple Iphone 5s, een witte tablet (Apple, Ipad2) en een zwarte rugzak weggenomen. [15]
Getuige [getuige 4] , wonende aan de [adres 2] te Venray, heeft verklaard dat hij vanuit zijn woning een zwarte bus zag staan. Er stond een man bij de voorzijde van de bus. Hij keek in de auto en tikte diverse malen tegen de ruit van de auto. Even later zag hij dat het linker voorportier van de bestelbus geopend werd. Hij zag de man daarna aan de achterzijde van de bus. De man hield vermoedelijk een tablet vast. Ook droeg hij een zwarte rugzak, die hij eerder niet bij zich had. [getuige 4] maakte foto’s van de man en legde die aan de politie over. [16]
Verdachte werd geconfronteerd met deze foto’s. Verdachte reageerde hierop als volgt: “Je mag foto’s van mij maken wat je wil” en “ik mag daar toch komen”. [17]
Gelet op de aangifte en de verklaring van getuige [getuige 4] , stelt de rechtbank vast dat er goederen zijn gestolen uit de bestelauto van [aangever] . Hierbij werd een ruit van een portier ingeslagen. Verdachte heeft niet ontkend dat hij de persoon op de foto was. Sterker nog, hij heeft dit indirect bevestigd. De rechtbank acht feit 2 dan ook bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

1.

op 29 oktober 2015 in de gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen goederen, waaronder een hoeveelheid geld en sleutels, toebehorende aan [partner benadeelde partij] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, en welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij verdachte met een busje pepperspray richting die [benadeelde partij] heeft gespoten;

2.

op 3 december 2015, te Venray, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bestelauto heeft weggenomen een Macbook (Apple, kleur grijs), een GSM (Apple Iphone 5s, kleur: wit), een tablet (merk/type: Ipad 2, kleur: wit) en een rugtas (kleur: zwart) toebehorende aan [aangever] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen Macbook, GSM, tablet en rugtas onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd, onder verwijzing naar de oriëntatiepunten van het LOVS, dat de strafeis van de officier van justitie te hoog is. Hij heeft verzocht deze te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededader in een woning ingebroken. Nadat verdachten zich de toegang tot de woning hadden verschaft door het open breken van de voordeur, zijn zij in de woning op zoek gegaan naar waardevolle spullen. Terwijl zij op de bovenverdieping waren, is het slachtoffer thuis gekomen. De verdachten werden op heterdaad betrapt. Verdachte heeft toen een busje pepperspray op haar gericht en hiermee gespoten. Het slachtoffer is daarop de woning uit gevlucht. Voor het slachtoffer is dit een indringende en onveilige ervaring geweest. Toen zij nietsvermoedend thuis kwam, werd zij geconfronteerd met indringers in haar woning. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de impact die dit op het slachtoffer heeft.
Ruim een maand later, ging verdachte opnieuw in de fout. Hij heeft toen ingebroken in een auto, waarbij meerdere goederen werden weggenomen. Het lijkt voor verdachte de normaalste zaak van de wereld om te stelen en hij gaat daarbij uitermate brutaal te werk.
Voor een woninginbraak wordt, overeenkomstig de oriëntatiepunten van het LOVS bij zogenoemde first-offenders, doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden opgelegd. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in het verleden meermalen met politie en justitie in aanraking is gekomen. Hij werd op 11 september 2015 nog veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken voor een diefstal met braak. Dit heeft kennelijk weinig indruk op verdachte gemaakt. Ruim een maand later gaat hij opnieuw in de fout. Er is dan ook sprake van recidive. In dat geval geldt een oriëntatiepunt van 5 maanden gevangenisstraf. De rechtbank zal in strafverzwarende zin ook nog rekening houden met het feit dat verdachte het slachtoffer met geweld heeft bedreigd.
Voor een diefstal uit een auto wordt doorgaans, rekening houdend met recidive, een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken opgelegd.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [partner benadeelde partij] en [benadeelde partij] hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend. [partner benadeelde partij] vordert een bedrag van in totaal € 4.618,21, bestaande uit:
- gestolen contant geld ad € 2.743,83;
- telefoonkosten ad € 1.158,74;
- vervangen autosloten ad € 425,86;
- reiskosten ad € 14,78;
- immateriële schade € 275,-.
[benadeelde partij] vordert een bedrag van in totaal € 846,03, bestaande uit:
- medicatie ad € 46,03;
- immateriële schade ad € 800,-.
Beide benadeelde partijen hebben gevorderd de schade te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen volledig kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat benadeelde [partner benadeelde partij] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor wat betreft de posten aan gestolen geld, telefoonkosten en immateriële schade. Niet kan worden vastgesteld dat het geldbedrag daadwerkelijk is gestolen. De telefoonkosten zijn niet vast te stellen. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de vordering van [benadeelde partij] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De kosten zijn onvoldoende onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het onder 1 bewezenverklaarde feit, is de rechtbank van oordeel dat [partner benadeelde partij] en [benadeelde partij] rechtstreeks schade hebben geleden.
De vordering van [partner benadeelde partij] zal worden toegewezen voor wat betreft het gestolen contante geld ad € 2.743,83. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de hoogte van het bedrag. Ook de kosten voor wat betreft het vervangen van de autosloten (€ 425,86) omdat de autosleutels waren gestolen en de reiskosten (€ 14,78) zullen worden toegewezen. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd.
Het gevorderde bedrag aan telefoonkosten dient gematigd te worden, nu de rechtbank niet kan vaststellen of [partner benadeelde partij] al deze kosten noodzakelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de inbraak. De rechtbank acht toewijzing van een bedrag van € 400,- alleszins redelijk.
De vordering van [benadeelde partij] kan, voor wat betreft de kosten voor medicatie, worden toegewezen. Deze kosten zijn onderbouwd en komen de rechtbank alleszins redelijk voor.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding door [partner benadeelde partij] en [benadeelde partij] is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen op dit punt niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Wanneer er geen sprake is van fysiek letsel, kan slechts in een beperkt aantal gevallen immateriële schadevergoeding worden toegekend. Deze gevallen zijn limitatief in de wet opgesomd (artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Uit het voegingsformulieren blijkt dat de benadeelden - kort gezegd - gevoelens van angst/onveiligheid ervaren.
Volgens de wet is het verhalen (op daders) van negatieve gevoelens alleen dan mogelijk als er sprake is van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan is slechts sprake indien het geestelijk letsel een voldoende ernstig karakter heeft. Gevoelens van angst, schrik, onzekerheid en nervositeit vallen niet onder het bereik van het wetsartikel. Van eventuele ernstigere psychische schade is op basis van de vorderingen (gelukkig) niet gebleken.
Alles overwegende zal de rechtbank toewijzen een bedrag van € 3.184,47 voor [partner benadeelde partij] en
€ 46,03 voor [benadeelde partij] . De vordering zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2015. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 24c, 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de
  • verklaart de benadeelde partij [partner benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade en immateriële schade;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [partner benadeelde partij] , van € 3.584,47, bij niet betaling en verhaal te vervangen door
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • wijst de vordering van de
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van de gevorderde immateriële schade;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] , van € 46,03, bij niet betaling en verhaal te vervangen door
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2016, zijnde mr. C.G.A. Wouters buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 29 oktober 2015 in de gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een of meerdere sieraden en/of pakjes sigaretten en en/of een hoeveelheid geld en/of een of meerdere computers en/of een GSM en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] en/of [partner benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij
verdachte en/of zijn mededaders met een busje pepperspray richting die [benadeelde partij] heeft/hebben gespoten;
2.
hij op of omstreeks 3 december 2015, te Venray, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bestel)auto heeft weggenomen een laptop en/of Macbook (Apple, kleur grijs) en/of een GSM (apple iphone 5s, kleur: wit) en/of een tablet (merk/type: ipad 2, kleur: wit) en/of een rugtas (kleur: zwart) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of FSN en/of Business Lease Nederland B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen laptop en/of Macbook en/of gsm en/of tablet en/of rugtas onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659517-15
Proces-verbaal van de openbare zitting van 4 juli 2016 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [gebootegegevens] ,
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zittingzaal aanwezig. Ter terechtzitting van 20 juni 2016 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, proces-verbaalnummer 2015200955, gesloten d.d. 5 januari 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 123.
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij] d.d. 29 oktober 2015, p. 54 en 55.
3.Het geschrift, te weten het schadeonderbouwingsformulier, d.d. 19 januari 2016.
4.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 13 november 2015, p. 82 en 83.
5.Het geschrift, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek, d.d. 23 november 2015, p. 107 en 108.
6.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 13 november 2015, p. 83.
7.Het geschrift, te weten het rapport van het NFI, d.d. 17 december 2015, p. 122.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 30 oktober 2015, p. 64 en 65.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 30 oktober 2015, p. 67 en 68.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 30 oktober 2015, p. 69.
11.Proces-verbaal fotoblad d.d. 5 november 2015, p. 91 tot en met 95.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2015, p. 100.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2015, p. 102 en 103.
14.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, proces-verbaalnummer 2015224123, gesloten d.d. 10 december 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 35.
15.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 december 2015, p. 3.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , d.d. 3 december 2015, p. 7 en 8.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 december 2015, p. 32.